ECLI:NL:GHDHA:2013:1735

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.088.776-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schade aan hittebestendige bekleding van vuilverbrandingsovens en dekking onder CAR-verzekering

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Gouda Vuurvast en Delta Lloyd over de dekking van schade aan de hittebestendige bekleding van vuilverbrandingsovens onder een CAR-verzekering. Gouda Vuurvast, de appellante, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin haar vorderingen werden afgewezen. De schade aan de bekleding ontstond na in gebruikname van de ovens, waarbij de bekleding niet bestand bleek tegen de hoge temperaturen. Delta Lloyd weigerde de schade te vergoeden op basis van de polisclausule Vuurvaste Materialen, die schade aan vuurvaste materialen uitsluit als gevolg van normale temperatuursinvloeden.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld en heeft de argumenten van Gouda Vuurvast tegen de uitleg van de clausule Vuurvaste Materialen beoordeeld. Gouda Vuurvast stelde dat de schade niet het gevolg was van verhitting, maar van een ontwerpfout, en dat de rechtbank de clausule onjuist had uitgelegd. Het hof oordeelde echter dat de schade wel degelijk onder de uitsluiting viel, omdat de schade was ontstaan door de verhitting van de bekleding, ondanks de ontwerpfout.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat Gouda Vuurvast als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste uitleg van polisclausules en de verantwoordelijkheden van partijen bij het afsluiten van verzekeringen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.088.776/01
Rolnummer rechtbank : 315484 / HA ZA 08-2324

arrest van 11 juni 2013

inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GOUDA REFRACTORIES B.V.
(voorheen de naamloze vennootschap N.V. Gouda Vuurvast),
gevestigd te Gouda,
appellante,
hierna te noemen: Gouda Vuurvast,
advocaat: mr. J.P. Heering te ’s-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Delta Lloyd,
advocaat: mr. J.H. Tuit te Almere.

Het geding

Bij dagvaarding van 26 mei 2011 is Gouda Vuurvast in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2011, gewezen tussen Gouda Vuurvast als eiseres en Delta Lloyd als gedaagde. Bij memorie van grieven heeft Gouda Vuurvast vijf grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd, die Delta Lloyd bij memorie van antwoord heeft bestreden. Ter terechtzitting van 22 januari 2013 hebben partijen hun standpunten mondeling toegelicht, onder overlegging van pleitnotities. Van de pleidooizitting is een proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank onder 2.1 tot en met 2.10 van haar vonnis vastgestelde feiten, nu hiertegen in hoger beroep geen grieven zijn aangevoerd.
2.
Het gaat in deze zaak, kort en zakelijk weergegeven, om het volgende.
Bij de bouw van drie vuilverbrandingsovens te Allington in het Verenigd Koninkrijk heeft Gouda Feuerfest Deutschland GmbH, een zustervennootschap van Gouda Vuurvast, de hittebestendige, erosie- en corrosiewerende bekleding van de drie verbrandingsovens ontworpen, geleverd en geplaatst. Dit werk is meeverzekerd onder een door Gouda Vuurvast met Delta Lloyd overeengekomen doorlopende CAR-verzekering.
De bekleding van voormelde ovens bestaat uit de volgende elementen. De buitenste laag van de oven wordt gevormd door de stalen ovenwand. Daarop worden ankers bevestigd. Vervolgens wordt een isolerende laag op de ovenwand aangebracht, gevolgd door een laag met steensverband hittebestendige stenen. Tot slot wordt "hot face"-beton in panelen over de uitstekende ankers gestort of gespoten. Het ontwerp voorzag erin dat de panelen "hot face"-beton tijdens het operationele bedrijf geheel gesloten tegen elkaar zouden liggen. Dit zou bereikt kunnen worden doordat de panelen tijdens het uitdrogen zouden krimpen en tijdens het operationele gebruik zouden uitzetten. Deze verschijnselen zouden elkaar opheffen waardoor de panelen bij de bouw stijf tegen elkaar geplaatst konden worden (zogenaamde koude voegen).
Na de uitvoering van het droogproces, dat in twee fases heeft plaatsgevonden en waarbij de ovens tot een voor het droogproces geschikte temperatuur zijn opgestookt, zijn de verbrandingsovens in de loop van 2006 in gebruik genomen. In augustus 2007 is geconstateerd dat in één oven een aantal "hot face" panelen naar beneden is gevallen en dat de twee andere ovens op enkele plaatsen schade aan de bekleding vertoonden. Het "hot face"-beton was naar binnen verplaatst en sloot niet meer aan op de achterliggende laag hittebestendige stenen. Het "hot face"-beton stond deels scheef.
Gouda Vuurvast heeft de schade geclaimd bij Delta Lloyd onder de CAR-verzekering. Delta Lloyd heeft uitkering geweigerd, met een beroep op de polisclausule Vuurvaste Materialen:
“VUURVASTE MATERIALENVan de dekking onder rubriek I zijn uitgesloten schaden aan en/of verlies of vernietiging van vuurvaste materialen als gevolg van normale temperatuursinvloeden gedurende het proefbedrijf en gedurende de onderhoudstermijn.(...)".
De rechtbank Rotterdam heeft de vorderingen van Gouda Vuurvast afgewezen. Hiertegen richt zich dit hoger beroep
.
3.
De grieven richten zich – kort gezegd - tegen het oordeel van de rechtbank dat Delta Lloyd met recht een beroep doet op de clausule Vuurvaste Materialen, en derhalve op goede gronden dekking onder de CAR-verzekering heeft geweigerd. Gouda Vuurvast voert in haar memorie van grieven aan dat de rechtbank de clausule Vuurvaste Materialen onjuist heeft uitgelegd, waarbij zij de volgende argumenten naar voren brengt:
- De hoofdoorzaak van de schade is niet is gelegen in een gebrek in de vuurvaste materialen zelf of in de verhitting van de bekleding, maar in een achterliggende ontwerpfout. Bij het ontwerp van de bekleding was te weinig rekening gehouden met de benodigde expansieruimte, waardoor de expansievoegen te klein waren om de daadwerkelijk opgetreden uitzettingen van het “hot face”beton als gevolg van de opwarming te kunnen opvangen. Krachtens artikel 14.1 van de op de polis van toepassing verklaarde algemene voorwaarden doorlopende constructie all risks-verzekering (Car 2000 D) is schade door eigen gebrek, constructiefouten, fouten in het ontwerp en ondeugdelijke materialen gedekt onder de polis.
- Krachtens de clausule Vuurvaste Materialen is schade aan vuurvaste materialen die is veroorzaakt door – kort gezegd - verhitting uitgesloten. De onderhavige schade is echter niet, althans niet in de eerste plaats, veroorzaakt door verhitting maar door een ontwerpfout. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderzocht wat de rechtens relevante oorzaak van de schade is.
- De rechtbank heeft, gelet op het all risks-karakter van de CAR-verzekering, ten onrechte aan de insluiting van “eigen gebrek” in de polisvoorwaarden geen voorrang toegekend boven de uitsluiting van schade als gevolg van “normale temperatuursinvloeden”.
- De rechtbank heeft miskend dat over de polis wel degelijk is onderhandeld tussen partijen, hetgeen ook gebruikelijk is bij beurspolissen. De rechtbank heeft bij de uitleg van de clausule ten onrechte niet de Haviltex-maatstaf toegepast.
- De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de vuurvast-clausule een gebruikelijke clausule is die een “gangbare uitleg” zou kennen.
- De rechtbank neemt ten onrechte aan dat de clausule Vuurvaste Materialen van toepassing is wanneer de schade “mede het gevolg is” van normale temperatuursinvloeden. Dit is niet juist, omdat de uitsluiting alleen is bedoeld voor de situatie dat er schade ontstaat doordat de vuurvaste materialen niet bestand blijken te zijn tegen het opstoken, waarbij het gaat om schade doordat de materialen niet gebruikt kunnen worden voor het doel waarvoor zij zijn gemaakt. Deze situatie was hier niet aan de orde. De hotface-panelen hebben zich normaal gedragen onder invloed van de temperaturen, er is alleen bij de dimensionering van de voegen een ontwerpfout gemaakt.
4.
Het hof stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of de onderhavige schade is gedekt onder de door Gouda Vuurvast bij Delta Lloyd afgesloten CAR-verzekering, doorslaggevend is hoe de clausule Vuurvaste Materialen moet worden uitgelegd. Vast staat dat het in dit geval gaat om een zogenaamde makelaarspolis, waarbij de polisvoorwaarden zijn opgesteld door ABN-AMRO Assurantiën als beursmakelaar van Gouda Vuurvast. Voorts staat vast, als door Delta Lloyd gesteld en door Gouda Vuurvast niet gemotiveerd weersproken, dat over de clausule Vuurvaste Materialen niet tussen partijen is onderhandeld, alsmede dat deze clausule ten tijde van het sluiten van de overeenkomst door ABN-AMRO Assurantiën ook niet nader is toegelicht of op enige andere wijze tussen partijen onderwerp van gesprek is geweest. Gelet op deze omstandigheden ligt het voor de hand om bij de uitleg van de clausule met name belang te hechten aan de bewoordingen waarin de clausule is gesteld, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Bij deze uitleg is voorts nog van belang dat het hier gaat om twee professionele partijen, en dat geen ten beurze gebruikelijke (voor de beoordeling van het onderhavige geschil relevante) uitleg van de betreffende clausule voorhanden is.
5.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat de onderhavige schade niet is gedekt onder de CAR-polis, nu Delta Lloyd zich kan beroepen op de uitsluiting in de clausule Vuurvaste Materialen. Het hof overweegt hierover het volgende.
6.
Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval sprake van schade aan en/of verlies of vernietiging van vuurvaste materialen als gevolg van normale temperatuursinvloeden, als bedoeld in de clausule Vuurvaste Materialen. De stelling van Gouda Vuurvast dat de rechtens relevante oorzaak van de schade moet worden vastgesteld, en dat deze niet is gelegen in de verhitting van de bekleding maar in een achterliggende ontwerpfout, onderschrijft het hof niet. De bekleding was weliswaar behept met een ontwerpfout, maar zolang de bekleding niet intensief werd verhit vertoonde deze nog geen schade. De schade aan de bekleding is pas ontstaan door de intensieve en langdurige verhitting van de verbrandingsovens. Juist deze verhitting had immers tot gevolg dat de “hot face”betonpanelen gingen uitzetten, en dat de schade ontstond. Niet in te zien valt dat en waarom deze schade niet zou vallen onder de uitsluitingsclausule Vuurvaste Materialen. Het argument van Gouda Vuurvast dat gelet op het all risks-karakter van de CAR-verzekering, aan de insluiting van “eigen gebrek” in de polisvoorwaarden voorrang toekomt boven de uitsluiting van schade als gevolg van “normale temperatuursinvloeden”, wordt verworpen. Op deze wijze zou de clausule Vuurvaste Materialen zijn betekenis (geheel dan wel grotendeels) verliezen. Als sprake is van schade aan vuurvaste materialen die optreedt bij of na – kort gezegd – verhitting tot normale temperaturen zal het immers in (vrijwel) alle gevallen zo zijn dat sprake is van een eigen gebrek, constructiefout, ontwerpfout of ondeugdelijke materialen, omdat juist vuurvaste materialen geacht worden om bestand te zijn tegen verhitting. Het betoog van Gouda Vuurvast in haar memorie van grieven onder randnummer 28, dat de uitsluiting bedoeld is voor de situatie dat er schade ontstaat doordat de vuurvaste materialen niet bestand blijken tegen het opstoken, is juist. Anders dan Gouda Vuurvast echter meent heeft deze situatie zich hier voorgedaan, aangezien er schade is ontstaan doordat de vuurvaste bekleding niet bestand bleek tegen het opstoken. Wat daarvan precies de achterliggende oorzaak was is naar het oordeel van het hof voor de toepasselijkheid van de vuurvast-clausule niet relevant.
7.
Gouda Vuurvast heeft nog aangeboden om [X] van ABN-AMRO Assurantiën als getuige te doen horen.[X], die met Delta Lloyd heeft onderhandeld over de polis, zou in rechte kunnen verklaren dat de vuurvast-clausule bedoeld is voor de situatie dat de vuurvaste materialen onverhoopt niet de eigenschappen zouden bezitten waarvoor zij bedoeld zijn, namelijk bestand zijn tegen verhitting, en dat de clausule niet is bedoeld voor de situatie dat de schade valt terug te voeren op een ontwerpfout. Het hof passeert dit bewijsaanbod, nu Gouda Vuurvast niet heeft gesteld dat[X] hierover met Delta Lloyd heeft gesproken ten tijde van het sluiten van de verzekering, en evenmin dat er sprake zou zijn van een gangbare uitleg ten beurze van de betreffende clausule. De verklaring van[X] kan derhalve niet leiden tot een andere uitleg.
8.
Uit het bovenstaande volgt dat de grieven falen, en dat het hof het bestreden vonnis van de rechtbank zal bekrachtigen. Gouda Vuurvast zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Hieronder zijn begrepen de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft – HR 19 maart 2010, LJN: BL1116). Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten. De vordering van Delta Lloyd tot toewijzing van wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen op de wijze als vermeld in het dictum van dit arrest.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 maart 2011;
- veroordeelt Gouda Vuurvast in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Delta Lloyd tot op heden begroot op € 4.713,- aan verschotten en € 13.740,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud, A.M. Voorwinden en J.H. Wansink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juni 2013 in aanwezigheid van de griffier.