In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2013, is de omgang tussen de vader en de minderjarige in geschil. De moeder, die op een geheim adres woont, heeft in hoger beroep verzocht om de omgang te ontzeggen, omdat zij meent dat de omgang schadelijk is voor de minderjarige. De vader, die bijgestaan wordt door zijn advocaat, heeft aangegeven dat de omgang goed verloopt en dat hij de band met zijn kind wil behouden. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de belangen van de minderjarige, die op dat moment vijf jaar oud was en bij de moeder woont, die haar primaire hechtingsfiguur is. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders in een voortdurende strijd verwikkeld zijn, wat de ruimte voor de minderjarige om onbezorgd contact met de vader te hebben ernstig beperkt. Het hof heeft geconcludeerd dat de omgang thans in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige en heeft besloten het recht op omgang aan de vader voor een periode van een jaar te ontzeggen. Dit besluit is genomen met het oog op de noodzaak voor de minderjarige om rust te ervaren en om de ouders de gelegenheid te geven hun onderlinge strijd te staken. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en de vader is het recht op omgang ontzegd, met de mogelijkheid om na een jaar opnieuw te evalueren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.