ECLI:NL:GHDHA:2013:1686

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2013
Publicatiedatum
23 juni 2013
Zaaknummer
200.067.513-02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders van een stichting voor onrechtmatige daad jegens investeerders in een beleggingsproject

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de bestuurders van de Stichting Derdenbelangen en de Stichting Vicus voor de schade die investeerders hebben geleden door een mislukte beleggingsconstructie in landbouwgronden in Costa Rica. De investeerders, [geïntimeerden], hadden € 50.000,- geïnvesteerd in een financieel product genaamd ProfitPlan(Plus), dat werd aangeboden door New Word Products B.V. (NWP). De brochure van NWP stelde dat de juridische eigendom van de aangekochte gronden zou worden beheerd door de onafhankelijke Stichting Vicus, die verantwoordelijk zou zijn voor de uitbetaling van rendementen aan de investeerders. Echter, Stichting Vicus heeft nooit eigendom van de gronden verkregen en is uiteindelijk failliet gegaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de bestuurders van de stichting hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade van de investeerders, omdat zij hun verplichtingen niet waren nagekomen.

In hoger beroep hebben de appellanten, waaronder de Stichting Derdenbelangen en de bestuurders [appellant sub 1] en [appellant sub 2], de grieven aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij aansprakelijk waren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld niet zijn bestreden en dat de bestuurders van de stichting inderdaad ernstig verwijtbaar hebben gehandeld. Het hof heeft vastgesteld dat de bestuurders op de hoogte waren van de rol van Stichting Vicus en de verplichtingen die daaruit voortvloeiden. Door geen eigendom te verwerven en de investeerders niet adequaat te informeren, hebben zij onrechtmatig gehandeld. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de appellanten veroordeeld tot betaling van de schade aan de investeerders, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.067.513/02
Rolnummer rechtbank : 73452 / HA ZA 08-2015
arrest van 4 juni 2013
inzake

1.STICHTING DERDENBELANGEN,gevestigd te Barendrecht,

2.[appellant sub 1],
wonende te Willemstad, Curaçao,
3.
[appellant sub 2],
wonende te Antwerpen, België,
appellanten,
hierna ook te noemen: stichting Derdenbelangen, [appellant sub 1] respectievelijk[appellant sub 2],
advocaat: mr. J.P. Heering te Den Haag,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1],

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te Nieuwe-Tonge, gemeente gemeente Goeree-Overflakkee,
geïntimeerden,
hierna te noemen:[geïntimeerden],
advocaat: mr. E.G. Karel te Middelharnis.

1.Het geding

Bij exploot van 7 mei 2010 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Dordrecht tussen partijen gewezen vonnis van 10 februari 2010. Bij memorie van grieven hebben zij elf grieven aangevoerd.[geïntimeerden] hebben zich bij memorie gerefereerd aan het oordeel van het hof. Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling van het hoger beroep

2.1
De door de rechtbank in haar vonnis onder 2.1-2.24 en onder 2.27-2.30 vastgestelde feiten zijn in hoger beroep niet bestreden. Ook het hof gaat van die feiten uit.
2.2
Het gaat in deze zaak om het volgende:
  • New Word Products B.V. (verder: NWP) heeft door middel van een brochure (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) de mogelijkheid aangeboden om te beleggen in in die brochure omschreven financiële producten genaamd ProfitPlan(Plus).
  • De minimale investering per participant bedroeg € 50.000,-. De ingelegde gelden zouden worden aangewend voor de aankoop van landbouwgronden, welke gronden maandelijks of jaarlijks huuropbrengsten zouden opleveren voor de investeerders. Aan het eind van de looptijd - in dit geval 20 jaar - zou de investering worden terugbetaald.
  • In de brochure staat met betrekking tot de rol van de stichting Vicus:
  • Stichting Vicus is op 3 oktober 2002 opgericht. Blijkens artikel 2 van haar statuten heeft zij onder meer als doel: " a. de behartiging van de belangen van investeerders die op enigerlei wijze betrokken zijn bij- dan wel zijn aangebracht door de New-World-vennootschappen;"
  • Bestuurder van stichting Vicus was onder meer stichting Derdenbelangen.
  • Van stichting Derdenbelangen waren [appellant sub 1] en[appellant sub 2] bestuurders.
  • [appellant sub 1] en[appellant sub 2] waren vanaf het begin bij het onderhavige investeringsproject betrokken en waren bekend met de inhoud van de hiervoor vermelde brochure (proces-verbaal in de zaak tussen [X] en stichting Vicus, productie 3 bij inleidende dagvaarding).[geïntimeerden]
  • hebben € 50.000,- in het ProfitPlanPlus geïnvesteerd. Genoemd bedrag is door hen op aanwijzing van NWP overgemaakt naar stichting Vicus op 10 januari 2003. Stichting Vicus heeft dat bedrag doorbetaald (aan Tierras Nuevas Agroindustria SA te Costa Rica).
  • Stichting Vicus heeft geen grond in eigendom verkregen.
  • Op 16 juni 2004 is NWP in staat van faillissement verklaard.
  • Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 februari 2007 is stichting Vicus veroordeeld tot betaling aan A. [X] van € 50.000,- (verloren gegane investering), € 5.833,33 (gemiste rendementen/huurpenningen) vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Stichting Vicus heeft aan die veroordeling niet voldaan.
  • Stichting Vicus is op 5 augustus 2008 in staat van faillissement verklaard.
2.3
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis stichting Derdenbelangen,[appellant sub 2] en [appellant sub 1] als direct bestuurder respectievelijk indirect bestuurders van stichting Vicus aansprakelijk geacht jegens[geïntimeerden] en hen veroordeeld tot betaling aan[geïntimeerden] van € 50.000,- te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten.
2.4
Appellanten beogen het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen (memorie van grieven sub 2.5).
2.5
Uit de hiervoor onder 2.2 weergegeven feiten volgt dat stichting Vicus jegens potentiële investeerders in ProfitPlan(Plus) van NWP is gepresenteerd als een onafhankelijke stichting die tot zekerheid van de investeerders de juridische eigendom van de gronden die met de geïnvesteerde bedragen werden aangekocht zou verkrijgen en dat [appellant sub 1] en[appellant sub 2] en daarmee stichting Derdenbelangen en stichting Vicus van die aan laatstgenoemde stichting toebedeelde rol - zekerheid bieden aan de investeerders - op de hoogte waren.
Dit bracht voor stichting Vicus jegens de investeerders de verplichting mee om zich ervoor in te spannen dat zij de eigendom van de gronden verkreeg, en als zij daar door toedoen van derden niet in staat werd gesteld, de investeerders daaromtrent terstond te informeren, en zodra en zolang er twijfel bestond dat tegenover de inleg door investeerders gronden door stichting Vicus eigendom van de bedoelde gronden werden verkregen en er geen vervangende zekerheden voor de investeerders bestonden, de geïnvesteerde bedragen terstond aan de investeerders terug te betalen.
Deze verplichtingen vloeiden voort uit de ter bescherming van de belangen van de investeerders aan haar toebedeelde rol, van welke rol zij op de hoogte was.
Schending van die verplichtingen levert een onrechtmatige daad op jegens de betrokken investeerders, onder wie[geïntimeerden] Op deze grondslag van onrechtmatige daad hebben[geïntimeerden] hun vordering mede gebaseerd, hetgeen appellanten hebben begrepen (conclusie van antwoord sub 8.18). Vanwege het devolutieve karakter van het hoger beroep is deze grondslag in hoger beroep van belang.
2.6
Stichting Vicus heeft haar hiervoor vermelde verplichtingen jegens[geïntimeerden] geschonden. Zij heeft immers geen landbouwgrond in eigendom verkregen, hetgeen vanwege eerdere investeringen van anderen in het ProfitPlan(Plus) en het vereiste dat er altijd 20% meer eigendom in de stichting aanwezig moest zijn dan uit hoofde van het aantal investeerders verplicht was, het geval had moeten zijn. Desondanks heeft zij de van[geïntimeerden] ontvangen gelden doorbetaald, zonder op enige andere wijze het belang van[geïntimeerden] bij terugbetaling van hun investering bij het einde van de looptijd van het ProfitPlan(Plus) adequaat te beschermen.
2.7
Stichting Derdenbelangen is als een van de bestuurders van stichting Vicus aansprakelijk voor de onderhavige onrechtmatige daad van primair stichting Vicus jegens[geïntimeerden] Stichting Derdenbelangen treft immers als bestuurder een ernstig verwijt. Daarbij is onder meer in aanmerking genomen dat het voor stichting Derdenbelangen duidelijk moest zijn dat de gewraakte handelwijze van stichting Vicus aanzienlijke schade voor[geïntimeerden] tot gevolg kon hebben en dat het nu juist haar taak was om dergelijke schade te voorkomen. Ten overvloede wordt daaraan toegevoegd dat in de onder 2.2 vermelde brochure is vermeld dat stichting Vicus een onderdeel is van stichting Derdenbelangen, hetgeen op laatstgenoemde te meer een zorgplicht jegens de investeerders legde.
2.8
[appellant sub 1] en[appellant sub 2] zijn als bestuurders van stichting Derdenbelangen op dienovereenkomstige gronden als indirecte bestuurders van stichting Vicus wegens een elk van hen treffend ernstig verwijt tevens aansprakelijk jegens[geïntimeerden]
2.9
Stichting Derdenbelangen, [appellant sub 1] en[appellant sub 2] zijn hoofdelijk aansprakelijk ingevolge het bepaalde in de artikel 6:102, lid 1, BW, althans 6:99 BW, waarbij indirect betekenis toekomt aan artikel 2:9 BW.
2.1
Stichting Derdenbelangen, [appellant sub 1] en[appellant sub 2] waren jegens[geïntimeerden] gehouden om de ontvangen investering terstond door stichting Vicus aan[geïntimeerden] te doen retourneren, omdat stichting Vicus de in het vooruitzicht gestelde zekerheid - het verkrijgen en behouden van eigendom van de gronden - niet kon bieden. Indien zij dit hadden gedaan zouden[geïntimeerden] geen schade hebben geleden, terwijl zij nu in elk geval het bedrag van hun investering hebben verloren. Op grond daarvan en ingevolge artikel 6:119/6:83 sub b BW is over de hoofdsom de wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag van ontvangst van het bedrag van[geïntimeerden] zijnde 10 januari 2003.
2.11
De grieven falen, leiden althans niet tot vernietinging van het vonnis.
Dat geldt voor grief 1, omdat ook los van de inhoud van de faillissementsverslagen de vordering van[geïntimeerden] een genoegzame grondslag heeft.
Voor grief 2 geldt dat op de grond dat, ook als zou moeten worden geoordeeld dat de investeringsovereenkomst niet met NWP is gesloten, die overeenkomst betrekking heeft op het ProfitPlan(Plus) van NWP (zie ook artikel 1.1 van de algemene voorwaarden) waarin stichting Vicus de onder 2.5 van dit arrest genoemde zekerheidverstrekkende rol diende te vervullen. Overigens is het hof met de rechtbank van oordeel dat NWP partij bij de overeenkomst met[geïntimeerden] was.
Grief 3 faalt, omdat de vordering van[geïntimeerden] - voor zover thans van belang (zie onder 2.5-2.10) - is gebaseerd op kennelijk onbehoorlijk bestuur van stichting Vicus, op welk onderwerp Nederlands recht van toepassing is.
De grieven 4 tot en met 7 treffen geen doel, omdat de vordering toewijsbaar is op grond van onrechtmatige daad, zoals in het voorafgaande is uiteengezet.
Grief 8 treft evenmin doel, omdat[geïntimeerden] er vanuit mochten gaan dat stichting Vicus de in de brochure genoemde zekerheid zou verstrekken.
De grieven 9 en 10 falen, althans leiden niet tot vernietiging van het vonnis, op grond van hetgeen onder 2.10 is overwogen.
Grief 11 deelt het lot van de overige grieven.
2.12
Het hof passeert het bewijsaanbod van appellanten, als niet ter zake doende, althans onvoldoende gespecificeerd.
2.13
Het vonnis zal worden bekrachtigd, met veroordeling van appellanten in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt appellanten in de kosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van[geïntimeerden] worden bepaald op € 1.188,- aan verschotten en nihil aan salaris voor de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.H.W. de Planque, A.A. Rijperman en R. van der Vlist,
en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2013 in aanwezigheid van de griffier.