In deze zaak gaat het om een hoger beroep van E.On Benelux Levering B.V. tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de vordering van E.On tot betaling van een bedrag van € 2.153,09 door de geïntimeerde werd afgewezen. E.On had deze vordering gebaseerd op een overeenkomst tot levering van gas en elektra aan de geïntimeerde over de periode van 29 april 2009 tot en met 1 juni 2009. De hoogte van het gevorderde bedrag was gebaseerd op meterstanden die waren vermeld in een eindafrekening van 31 juli 2009. De geïntimeerde betwistte de juistheid van deze meterstanden, wat leidde tot de afwijzing van de vordering door de kantonrechter.
In hoger beroep heeft E.On haar vordering gewijzigd en vordert nu een bedrag van € 2.395,25, gebaseerd op een nieuwe eindafrekening van 4 juni 2011. De geïntimeerde betwist echter dat hij deze nieuwe eindafrekening heeft ontvangen, maar het hof oordeelt dat E.On de hoogte van het bedrag dat zij vordert in hoger beroep mag wijzigen en onderbouwen. Het hof neemt de nieuwe eindafrekening als uitgangspunt voor de beoordeling.
E.On stelt dat de geïntimeerde gedurende twee jaar te weinig heeft betaald, omdat het verbruik structureel te laag was geschat. Het hof oordeelt echter dat E.On alleen de energie kan in rekening brengen die de geïntimeerde daadwerkelijk van haar heeft afgenomen. De stelling van E.On dat de geïntimeerde ongerechtvaardigd zou worden verrijkt, wordt door het hof niet gevolgd, omdat E.On deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd.
Uiteindelijk wordt de vordering van E.On afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. E.On wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de geïntimeerde zijn vastgesteld op € 284 aan griffierecht en € 1.264 aan salaris voor de advocaat.