ECLI:NL:GHARN:2012:BZ0548

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0410
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G. Oldekamp
  • Y.A.J.M. van Kuijck
  • W.R. Rosingh
  • B.C.M. Raes
  • A. Verheugt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling gemaximeerde terbeschikkingstelling door verlengingsrechter na omzetting TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde. De zaak betreft de vraag of de terbeschikkingstelling met voorwaarden, die eerder was opgelegd, gemaximeerd kan worden. De rechtbank Zwolle-Lelystad had op 17 september 2012 de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar verlengd. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw stelden dat de maatregel niet was opgelegd voor een geweldsdelict, en dat de termijn van vier jaar inmiddels was overschreden, waardoor de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk beëindigd diende te worden. De advocaat-generaal daarentegen betoogde dat er geen sprake was van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en verwees naar recente jurisprudentie.

Het hof oordeelde dat het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen van toepassing is bij de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, en niet bij terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het hof concludeerde dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet gemaximeerd kan worden, en dat de rechter die de verpleging van overheidswege beveelt, moet oordelen of er sprake is van een geweldsdelict. Het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank, waarbij het hof de gronden van de rechtbank overnam.

De zaak is van belang voor de interpretatie van de wetgeving rondom terbeschikkingstelling en de voorwaarden waaronder deze kan worden opgelegd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarmee de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde is voortgezet, ondanks de bezwaren van de verdediging.

Uitspraak

TBS P12/0410
Beslissing d.d. 20 december 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [verblijfplaats]
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 september 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 28 september 2012;
- de aanvullende informatie van [kliniek] van 21 november 2012 met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 10 juli 2012 tot en met 10 oktober 2012;
-het faxbericht van [kliniek] van 22 november 2012 met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 11 oktober 2012 tot 11 november 2012.
Het hof heeft ter zitting van 6 december 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr R.E. Dijkstra, advocaat te Zeewolde, en de advocaat-generaal, mr E.J. Julsing-Nijenhuis.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de maatregel van terbeschikkingstelling niet is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gelet op de uitspraak van het EHRM van 31 juli 2012 (Van der Velden tegen Nederland) en recente jurisprudentie van het hof (Hof Arnhem 1 oktober 2012, LJN: BX8788) moet daarom in beginsel uit worden gegaan van een gemaximeerde terbeschikkingstelling. Nu de duur van de maatregel de termijn van vier jaren thans heeft overschreden, dient de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk te worden beëindigd. Voorts heeft de raadsvrouw gepersisteerd bij hetgeen in eerste aanleg is aangevoerd.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een in duur gemaximeerde terbeschikkingstelling en heeft verwezen naar nadere recente jurisprudentie van het hof Arnhem (Hof Arnhem 5 november 2012, LJN: BY2256). In de onderhavige zaak was ook aanvankelijk sprake van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Bij de oplegging daarvan geldt het motiveringsvoorschrift van artikel 359 lid 7 Sv niet.
Uit de rapportages blijkt dat de behandeling moeizaam verloopt en dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Gemaximeerde terbeschikkingstelling?
In het onderhavige geval is bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 augustus 2004 een terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. Bij beslissing van dit hof van
11 maart 2008 is alsnog de verpleging van overheidswege bevolen. In die beslissing is niet overwogen dat sprake is van een in duur gemaximeerde terbeschikkingstelling. In de beslissing van de rechtbank van 17 september 2012, waarvan beroep, is overwogen dat sprake is van een geweldsdelict als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht.
Op de tenuitvoerlegging van een terbeschikkingstelling zijn na een beslissing tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging de bepalingen over de verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overeenkomstige toepassing. Op grond van artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is de totale duur van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege beperkt tot vier jaar, tenzij de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen ("een geweldsmisdrijf").
Nu het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering alleen van toepassing is bij de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, derhalve niet bij de oplegging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden, is het, in een geval als waarvan in deze zaak sprake is, aan de rechter die alsnog de verpleging van overheidswege beveelt dan wel aan de verlengingsrechter (in hoger beroep) om te oordelen of al dan niet sprake is van een geweldsdelict. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de indexdelicten geweldsdelicten betreffen, te weten het buiten echt met een persoon beneden de leeftijd van zestien jaar plegen van ontuchtige handelingen, meermalen gepleegd, mede bestaande uit het in de anus van die persoon duwen van het uiteinde van een tuinslang. Op grond hiervan is geen sprake van een gemaximeerde terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 september 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [naam terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr G. Oldekamp als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr W.R. Rosingh als raadsheren,
en prof. dr. B.C.M. Raes en dr. A. Verheugt als raden,
in tegenwoordigheid van mr C.M.M. van der Waerden als griffier,
en op 20 december 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.