ECLI:NL:GHARN:2012:BY9121

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003720-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens gedoogbeleid coffeeshops

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen. De verdachte, werkzaam in een coffeeshop, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarbij hij was vervolgd voor het bezit van softdrugs. De verdediging voerde aan dat de aangetroffen hoeveelheid hennep, 425 gram, onder de bedrijfsvoorraad van de coffeeshop viel en dat het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk was in de vervolging. Het hof oordeelde dat de aangetroffen softdrugs in de onmiddellijke nabijheid van de coffeeshop lagen en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven tot vervolging. Het hof stelde vast dat de hoeveelheid hennep niet boven het maximum van 500 gram uitkwam, zoals vastgesteld in het AHOJG-beleid. Hierdoor werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. Tevens gelastte het hof de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 1.425,-- aan de verdachte. De uitspraak benadrukt de toepassing van het gedoogbeleid en de AHOJG-criteria voor coffeeshops, waarbij het hof de noodzaak van vervolging in deze specifieke situatie ter discussie stelde.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003720-10
Uitspraak d.d.: 15 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 8 oktober 2010 in de strafzaak tegen
VERDACHTE,
geboren te (geboorteplaats) in 1984),
wonende te (adres).
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr dr H.K. ter Brake, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de verdediging is aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, nu de bij verdachte aangetroffen hoeveelheid hennep op basis van het AHOJG-beleid onder de bedrijfsvoorraad valt van coffeeshop (naam coffeeshop), waar verdachte werkzaam is.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
Op woensdag 12 mei 2010 zagen twee verbalisanten omstreeks 05.25 uur een zwarte Volkswagen Transporter staan naast de coffeeshop (naam coffeeshop). Uit het voertuig stapte een manspersoon, die later bleek te zijn verdachte. Op verzoek van de verbalisanten heeft verdachte de laadruimte van voornoemde auto geopend en in de auto troffen de verbalisanten in een boodschappentas een gripzak aan met een grote hoeveelheid henneptoppen. Onderzoek heeft uitgewezen dat het om 425 gram hennep ging.
Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat de hennep die is aangetroffen bestemd was voor de verkoop van (naam coffeeshop), waar hij veertig uur in de week werkzaam is. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte daarop aangevuld dat hij ten tijde van zijn aanhouding met een verbouwing bezig was in de coffeeshop en dat hij de voorraad van (naam coffeeshop) in zijn auto had liggen, omdat hij dat veiliger vond, en dat hij het binnen zou hebben gelegd als hij klaar was met zijn werkzaamheden.
Het oordeel van het hof
Ten aanzien van coffeeshops zijn de zogeheten AHOJG-criteria ontwikkeld. Deze criteria houden in dat coffeeshops geen reclame mogen maken (affichering: A), geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen (harddrugs: H), geen overlast veroorzaken (overlast: O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd: J), slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (geringe hoeveelheid: G). In het lokale driehoeksoverleg wordt de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops vastgesteld. Tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in beginsel niet opgetreden. De voorraad zal in elk geval de 500 gram niet te boven mogen gaan.
In de onderhavige zaak zijn softdrugs aangetroffen in de onmiddellijke nabijheid van de coffeeshop, te weten in een auto die een medewerker van de coffeeshop gebruikte en die geparkeerd stond direct naast de coffeeshop. Tevens is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat de bij verdachte in de auto aangetroffen hoeveelheid van 425 gram hennep de bedrijfsvoorraad betrof van de coffeeshop (naam coffeeshop), waar verdachte werkzaam is. Door de politie is niet onderzocht -hetgeen wel voor de hand had gelegen- of er ten tijde als hier van belang in de coffeeshop nog meer softdrugs aanwezig waren, waardoor het gewicht van de totale bedrijfsvoorraad de 500 gram te boven zou gaan. Onder deze omstandigheden moet het hof het er voor houden dat het gewicht van de bedrijfsvoorraad softdrugs het maximum van 500 gram niet te boven ging. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven tot vervolging -zulks is ook niet door het openbaar ministerie aangevoerd- had het openbaar ministerie derhalve in de gegeven situatie niet tot vervolging van verdachte over mogen gaan en dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging.
Beslag
Het hof zal de teruggave gelasten van het onder verdachte in beslag genomen geldbedrag.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 1.425,--.
Aldus gewezen door
mr R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr J.H.C. van Ginhoven en mr P. van Kesteren, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 15 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.