GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.099.372
(zaaknummers rechtbank 294779)
beschikking van de familiekamer van 22 november 2012
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Filipijnen),
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de vrouw”,
advocaat: mr. J.E. Jalandoni te Utrecht,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen “de man”,
advocaat: mr. D. van Loon te Soest.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Utrecht van 20 oktober 2010 en 21 september 2011, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 19 december 2011, is de vrouw in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 21 september 2011. De vrouw verzoekt het hof die beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap wordt verdeeld zoals verzocht in punt 19 van de antwoordakte van 3 maart 2011 in eerste aanleg, waarbij de man aan haar het bedrag van € 49.213,50 betaalt uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van (het hof begrijpt:) deze beschikking, kosten rechtens.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 29 februari 2012, heeft de man het verzoek in hoger beroep van de vrouw bestreden. Daarbij heeft de man tevens incidenteel hoger beroep ingesteld. De man verzoekt het hof in het principaal hoger beroep de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering van gronden, te bekrachtigen en in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, voor zover de bestreden beschikking zou worden vernietigd, die beschikking te vernietigen meet bepaling van de waarde van de bestanddelen aan de zijde van de man op € 22.375,29 onder vaststelling van de door de vrouw aan de man te betalen vergoeding vanwege overbedeling.
2.3 Daarop heeft de vrouw in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep een verweerschrift ingediend, ingekomen ter griffie van het hof op 9 mei 2012, waarin zij het hof verzoekt het verzoek van de man in het incidenteel hoger beroep af te wijzen.
2.4 Ter griffie van het hof is binnengekomen op 18 september 2012 een brief van mr. Van Loon van 17 september 2012 met bijlagen.
2.5 De mondelinge behandeling heeft op 2 oktober 2012 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de vrouw is haar advocaat verschenen.
2.6 Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof binnengekomen een brief van mr. Jalandoni van 16 oktober 2012 en een brief van mr. Van Loon van 17 oktober 2012.
3.1 Partijen zijn op 6 oktober 2009 te Pasay City, Filippijnen met elkaar gehuwd. De vrouw heeft de Filippijnse nationaliteit, de man heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.2 Bij beschikking van 20 oktober 2010 heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijenuitgesproken en, voor zover hier nog van belang, iedere beslissing op de verzochte nevenvoorzieningen inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden. De echtscheidingsbeschikking is op 30 december 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Tegen de beslissing van de rechtbank dat het Nederlandse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen is geen grief gericht, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Nu partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt bestond tussen hen de wettelijke gemeenschap van goederen die door de echtscheiding is ontbonden. Het geschil van partijen in dit hoger beroep betreft nog de verdeling van die ontbonden huwelijksgemeenschap.
4.2 De rechtbank heeft in de bestreden beschikking overwogen dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar rechten ter zake van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap aan de zijde van de man en de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap aldus bepaald dat aan ieder van partijen de goederen worden toegedeeld die in zijn respectievelijk haar bezit zijn onder de verplichting de schulden die op die goederen rusten geheel voor zijn respectievelijk haar rekening te nemen onder vrijwaring van de andere partij.
4.3 De vrouw voert vijf grieven aan tegen de bestreden beschikking. Deze grieven betreffen:
* de beslissing van de rechtbank dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar rechten ter zake van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap aan de zijde van de man (grief 1);
* de kapitaalverzekering met polisnummer [polisnummer] (grief 2);
* de postbankrekening met nummer [rekeningnummer] (grief 3);
* de waarde van de woning aan de [adres te woonplaats] (grief 4);
* de waarde van de vermogensbestanddelen aan de zijde van de vrouw (grief 5).
De man voert voor het geval een of meer van de grieven van de vrouw slagen en dit leidt tot vernietiging van de bestreden beschikking één grief aan tegen de bestreden beschikking die de waarde van de woning aan de [adres te woonplaats] betreft.
4.4 De man stelt dat partijen over en weer afstand hebben gedaan van de rechten ter zake van de bestanddelen van de huwelijksgemeenschap die de andere partij in zijn of haar bezit heeft en voert daartoe het volgende aan. Partijen hebben van 8 november 2008 tot 2 maart 2009 samengewoond in Kuala Lumpur (Maleisië). De man was daar gedetacheerd door zijn werkgever. Partijen zijn op 6 oktober 2009 met elkaar getrouwd in Pasay City op de Filipijnen. De man is na de huwelijksvoltrekking naar Nederland vertrokken; de vrouw is op de Filipijnen gebleven. Kort daarna heeft de man ontdekt dat de vrouw vóór en tijdens het huwelijk een relatie had met een andere man. Partijen hebben besloten het huwelijk op de Filipijnen te annuleren. Ook de vrouw heeft hiermee uitdrukkelijk ingestemd blijkens haar mail van 9 februari 2010 aan de man, luidende: ”(…) So now because we are not seperate yet so just don’t say something, and do something that we can do legal separation… Go to Philippines anual our marreid and after tht I’m not bothering you anymore”. Aangezien een annulering van het huwelijk in de Filipijnen niet eenvoudig was te verkrijgen heeft de man uiteindelijk in Nederland echtscheiding verzocht. De vrouw heeft haar relatie met de andere man voortgezet en is in verwachting van een baby van hem. De vrouw betwist niet de door de man geschetste gang van zaken, maar bestrijdt dat zij afstand heeft gedaan van haar rechten op goederen van de huwelijksgemeenschap. Zij brengt naar voren dat partijen met elkaar hebben gesproken over een annulering van het huwelijk op de Filipijnen en dat ook in dat geval sprake is van een algehele gemeenschap van goederen die na de nietigverklaring van het huwelijk moet worden verdeeld. In de mail van 9 februari 2010 heeft de vrouw slechts aangegeven dat zij wilde scheiden van de man en dat hij de annulering in de Filipijnen moest gaan regelen. Zij heeft expliciet noch impliciet afstand gedaan van haar rechten op verdeling van de huwelijksgemeenschap. Op dat moment wist zij ook niet welke rechten zij had, zodat zij daarvan ook geen afstand kon doen.
4.5 Het hof stelt eerst vast dat noch partijen noch de rechtbank met afstand bedoelen afstand van de gemeenschap in de zin van artikel 1:103 en 104 BW. Aan de vereisten voor afstand in de zin van die bepalingen is ook niet voldaan.
Het hof is vervolgens van oordeel dat de tekst van het mailbericht van 9 februari 2010 geen aanknopingspunten bevat voor de juistheid van de stelling van de man dat de vrouw afstand doet van rechten op de huwelijksgemeenschap. In die mail schrijft de vrouw dat de man het huwelijk moet annuleren en dat zij de man daarna niet langer zal lastig vallen. De enkele mededeling dat zij de man niet langer zal lastig vallen rechtvaardigt naar het oordeel van het hof niet dat de man erop mocht vertrouwen dat zij daarmee berustte in een verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap in die zin dat ieder zonder nadere verrekening de goederen en schulden houdt die van zijn/haar zijde in de gemeenschap zijn gevallen. De man heeft naast de mail van 9 februari 2010 geen andere feiten en omstandigheden gesteld die, indien zij zouden komen vast te staan, kunnen leiden tot het oordeel dat hij dat vertrouwen wel mocht hebben. Het hof gaat ook voorbij aan het betoog van de man dat een verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap bij helfte in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof stelt voorop dat afwijking van de regel dat een ontbonden huwelijksgemeenschap bij helfte moet worden verdeeld in zeer uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen. Het hof is van oordeel dat hier geen sprake is van een zeer uitzonderlijk geval. De door de man daartoe aangevoerde omstandigheid dat de vrouw hem heeft bedrogen met een andere man van wie zij inmiddels een kind heeft, is daartoe onvoldoende. De man stelt geen andere feiten en omstandigheden, die indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het hof merkt daarbij op dat de man kennelijk al voor het huwelijk argwaan had over relaties van de vrouw met andere mannen en er desalniettemin niet voor heeft gekozen huwelijkse voorwaarden te maken en de wettelijke gemeenschap van goederen uit te sluiten. Grief 1 van de vrouw slaagt.
4.7 Partijen zijn het erover eens dat aan iedere partij de goederen worden toegedeeld die aan haar zijde in de gemeenschap zijn gevallen en dat iedere partij de schulden overneemt die van haar zijde in de gemeenschap zijn gevallen. De overige grieven van partijen hebben betrekking op de samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap en de waarde respectievelijk omvang van een aantal goederen en schulden. Het hof zal deze grieven nader bespreken en beoordelen.
4.8 De man stelt dat op of omstreeks 26 juli 2010 ten aanzien van de kapitaalverzekering met polisnummer [polisnummer] aan hem is uitgekeerd € 36.320,- en dat van dit bedrag op
30 december 2010 vrijwel niets meer resteerde. Alvorens de stelling van de vrouw dat de man dit bedrag heeft onttrokken aan de huwelijksgemeenschap te beoordelen verlangt het hof dat de man stukken overlegt waaruit blijkt van de uitkering van dit bedrag en de door hem daarvan gedane bestedingen.
4.9 Om te kunnen beoordelen of de Postbankrekening onder nummer [rekeningnummer] op de peildatum nog deel uitmaakte van de huwelijksgemeenschap verlangt het hof dat de man stukken overlegt waaruit blijkt dat deze rekening al vóór de peildatum is opgeheven en wat er met het saldo van deze rekening bij opheffing is gebeurd.
4.10 Partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning van de man te [woonplaats].
Ter bepaling van de woning van de man, zal het hof, zoals besproken ter mondelinge
behandeling, een deskundige benoemen als volgt.
4.11 De man voert aan dat de vrouw nog vermogen bezit op de Filipijnen, waaronder een aantal woningen en een stuk grond. De vrouw betwist dit. Het is aan de man deze stelling te bewijzen. Alvorens de man toe te laten tot bewijs, stelt het hof de man in de gelegenheid zijn stelling dat de vrouw nog vermogen bezit op de Filipijnen met bescheiden nader te onderbouwen.
4.12 De vrouw voert aan dat zij over een HSBC rekening met nummer [...........]
en Landbank rekening [............] beschikt. Om de omvang van de rekeningen vast te kunnen stellen, verlangt het hof dat de vrouw nadere en met stukken onderbouwde informatie verstrekt over de saldi op die rekeningen op 30 december 2010.
4.13 Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.
Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
stelt de man in de gelegenheid uiterlijk 1 februari 2013 de onder 4.8, 4.9 en 4.11 bedoelde stukken over te leggen met afschrift daarvan aan de wederpartij;
stelt de vrouw in de gelegenheid uiterlijk 1 februari 2013 de onder 4.10 bedoelde stukken over te leggen met afschrift daarvan aan de wederpartij;
beveelt een nader onderzoek door een deskundige met betrekking tot de vraag: wat is de actuele waarde vrij van huur en gebruik van de woning gelegen aan de V[adres] [woonplaats], kadastraal bekend gemeente [woonplaats], sectie H, nummer [0000];
benoemt tot deskundige:
B. Timmer RMT,
verbonden aan Bos Makelaardij Bunschoten,
Visserssteeg 26, 3752 BZ Bunschoten Spakenburg,
033-2994008,
b.timmer@bosmakelaardijbunschoten.nl,
bepaalt dat de deskundige op de voet van het bepaalde in artikel 198 Rv bij zijn onderzoek partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat hij daarvan in zijn rapport melding dient te maken waarbij van de inhoud van de gemaakte opmerkingen en gedane verzoeken moet blijken;
bepaalt dat partijen aan de deskundige het volledige procesdossier ter inzage zullen geven en beveelt partijen om aan de deskundige alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het door hem uit te brengen rapport (ondertekend en met redenen omkleed) ter griffie van dit hof (postbus 9030, 6800 EM Arnhem) zal indienen vóór
1 februari 2013;
bepaalt dat de deskundige het onderzoek eerst zal behoeven aan te vangen nadat door ieder van partijen bij wege van voorschot ter zake van de kosten van het deskundigenonderzoek een bedrag van € 400,- ter griffie van het hof zal zijn gedeponeerd door storting op bankrekeningnummer 56.99.90.548 ten name van MvJ arrondissement Arnhem, postbus 9030, 6800 EM Arnhem, onder vermelding van het zaaknummer en de namen van partijen en onder vermelding van "voorschot deskundigen";
bepaalt dat dit voorschot uiterlijk op 15 december 2012 moet zijn voldaan;
bepaalt dat het onderzoek door de deskundige zal worden verricht onder leiding van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof, mr. J.H. Lieber;
bepaalt dat de deskundige zich voor vragen en/of opmerkingen betreffende het onderzoek zal kunnen wenden tot voornoemde raadsheer-commissaris;
bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal verzenden;
houdt verder iedere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, R. Krijger en M.A.J.S. de Vries Robbé - de Roy van Zuydewijn, bijgestaan door mr. I.T.M.W. Smulders-Jacobs als griffier, en is op 22 november 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.