ECLI:NL:GHARN:2012:BY9106

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.114.334
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.J. Rijken
  • R. Krijger
  • M.A.J.S. de Vries Robbé-de Roy van Zuydewijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een echtscheidingszaak met minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 8 november 2012, is een verzoek tot benoeming van een bijzondere curator ingediend in het kader van een echtscheiding tussen de ouders van vier minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.J.C. Engels, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zutphen van 29 mei 2012 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling van de kinderen was verlengd. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. van Harskamp, en de stichting, vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Gelderland, hebben verweer gevoerd tegen dit verzoek. De kinderen, die zich niet gehoord en onveilig voelden bij de stichting, hebben zelf verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, wat door zowel de moeder als de vader werd ondersteund.

Het hof heeft in zijn overwegingen de parlementaire geschiedenis van artikel 1:250 BW geraadpleegd, waaruit blijkt dat de benoeming van een bijzondere curator in scheidings- en omgangszaken is bedoeld om de stem van het kind te laten horen en een bemiddelende rol te vervullen. Het hof oordeelde dat er sprake was van een wezenlijk conflict tussen de kinderen en de stichting, en dat de benoeming van een bijzondere curator noodzakelijk was in het belang van de minderjarigen. De bijzondere curator, mw. mr. F.J. Bosma, werd benoemd om de kinderen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en te begeleiden.

Het hof heeft de moeder opgedragen om binnen een week na de beschikking een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.114.334
(zaaknummer rechtbank 130096)
beschikking van de familiekamer van 8 november 2012
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de moeder”,
advocaat: mr. J.J.C. Engels te Heerhugowaard,
en
Stichting Gereformeerde Jeugdbescherming regio Overijssel
namens de stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te Zwolle,
verder te noemen “de stichting”,
en
[Belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
verder te noemen “de vader”,
advocaat: mr. M. van Harskamp te Utrecht.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zutphen van 29 mei 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 9 augustus 2012, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking te vernietigen ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1, minderjarig 2 en minderjarige 3].
2.2 De stichting en de vader hebben daartegen verweer gevoerd.
2.3 Bij brief binnengekomen ter griffie van het hof op 21 september 2012 hebben [minderjarige 1, minderjarig 2 en minderjarige 3] en [Minderjarige 4] het hof verzocht mr. M.E. Mewe te benoemen tot bijzondere curator.
2.4 Ter griffie van het hof is op 2 oktober 2012 een brief van mr. Engels van diezelfde datum binnengekomen.
2.5 Op 22 oktober 2012 zijn [minderjarige 1, minderjarig 2 en minderjarige 3] verschenen, die buiten aanwezigheid van de overige partijen en belanghebbenden door het hof zijn gehoord.
2.6 De mondelinge behandeling heeft op 30 oktober 2012 plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de stichting zijn verschenen F. Rozenbrand en R. Vreugdenhil.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader zijn geboren:
- [Minderjarige 1], op [geboortedatum] 1995;
- [minderjarige 2], op [geboortedatum] 1996 en
- [minderjarige 3], op [geboortedatum] 1998 en
- [Minderjarige 4] , op [geboortedatum] 2001. De ouders zijn beiden belast met het gezag over hen.
3.2 Bij beschikking van 28 februari 2008 heeft de kinderrechter [minderjarige 1, minderjarig 2 en minderjarige 3] voor de eerste maal onder toezicht gesteld, welke termijn nadien steeds is verlengd. [Minderjarige 4] is niet onder toezicht gesteld.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Aan de orde is het verzoek van Michael, Michelle, Bryan en [Minderjarige 4] om een bijzondere curator te benoemen.
4.2 Ingevolge artikel 1:250 BW benoemt de rechtbank dan wel, indien het een aangelegenheid inzake het vermogen van de minderjarige betreft, de kantonrechter, of indien de zaak reeds aanhangig is, de desbetreffende rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen in strijd zijn met die van de minderjarige, indien hij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende, een bijzondere curator om de minderjarige ter zake, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen.
4.3 Uit de parlementaire geschiedenis betreffende artikel 1:250 BW blijkt dat het niet de bedoeling is geweest algemene opvoedingsproblemen met behulp van een bijzondere curator tot een oplossing te brengen, maar dat wel is beoogd te voorzien in de mogelijkheid van benoeming van een bijzondere curator wanneer met betrekking tot de verzorging en opvoeding een wezenlijk conflict is ontstaan tussen de minderjarige en degene die als wettelijke vertegenwoordiger met zijn verzorging en opvoeding is belast. De wetgever heeft daarbij gedacht aan concrete problemen, die, indien de bijzondere curator niet buiten rechte een oplossing weet te bereiken, zo nodig in een door deze aanhangig te maken procedure zullen moeten worden beslist. Gelet op de bemiddelende rol die mede aan de bijzondere curator is toegedacht, behoeft voor de toewijsbaarheid van een verzoek om benoeming van een bijzondere curator niet aannemelijk te zijn dat het wezenlijke conflict met de wettelijke vertegenwoordiger slechts in een bepaalde procedure tot een oplossing kan worden gebracht. Anderzijds staat aan een benoeming niet in de weg dat reeds vaststaat dat een bepaalde procedure zal moeten worden ingesteld (en dat daarvoor reeds een advocaat is aangezocht), omdat het nu juist mede de taak van de bijzondere curator is de minderjarige in (en buiten) rechte te vertegenwoordigen in de plaats van diens wettelijke vertegenwoordiger(s). De rechter zal bij zijn oordeelsvorming de aard en ernst van het bestaande conflict en het belang van het kind bij vertegenwoordiging door een bijzondere curator moeten betrekken
(vgl. HR 4 februari 2005, LJN AR4850, NJ 2005,422).
4.4 De kinderen stellen dat zij erg veel last hebben van de opstelling van de stichting. De kinderen willen de vader niet meer bezoeken, terwijl dit van de stichting wel moet. Zij voelen zich onvoldoende gehoord en willen graag dat de door henzelf reeds benaderde advocaat tot hun bijzondere curator benoemd wordt.
4.5 De moeder sluit zich aan bij het verzoek van de kinderen. Zij heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat zij kan instemmen met benoeming van een onafhankelijke bijzondere curator.
4.6 De vader heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat – ondanks zijn bezwaren tegen benoeming van een bijzondere curator – hij kan instemmen met het verzoek van de kinderen indien het hof een onafhankelijke bijzondere curator benoemd.
4.7 De stichting heeft evenmin bezwaren tegen de benoeming van een bijzondere curator.
4.8 Het hof overweegt als volgt. Uit de parlementaire geschiedenis bij het onder 4.3 vermelde artikel 1:250 lid 1 BW volgt dat met de herziening van het artikel is beoogd de benoeming van een bijzondere curator in scheidings- en omgangszaken te bevorderen. In dergelijke zaken kan een bijzondere curator een bemiddelende rol in een procedure vervullen en de stem van het kind naar voren brengen. Ingevolge het artikellid kan de rechter slechts tot benoeming overgaan, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is, mede gezien de aard van de belangenstrijd. In het onderhavige geval is aan dit criterium voldaan. Vast staat dat sprake is van een strijd tussen de kinderen enerzijds en de stichting en de vader anderzijds. De kinderen voelen zich niet gehoord en onveilig bij de stichting, die voor hun belangen moet waken. Het hof neemt bij zijn beslissing mede in aanmerking de leeftijd van de oudste drie kinderen en het gegeven dat geen van de partijen zich verzet tegen de benoeming van een bijzondere curator.
De bijzondere curator zal de kinderen vanaf heden voor de duur van deze procedure zowel in als buiten rechte vertegenwoordigen en begeleiden. Het hof rekent het tot de taak van de bijzondere curator de kinderen zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen en te begeleiden voor wat betreft de omgangsregeling met de vader en (voor zover van toepassing) de ondertoezichtstelling. Het hof zal mw. mr. F.J. Bosma, advocaat te Apeldoorn, tot bijzondere curator benoemen.
4.9 Teneinde de bijzondere curator in de gelegenheid stellen op korte termijn van de
zaak kennis te nemen zal het hof de moeder opdragen om binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen.
4.10 Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende op het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator:
benoemt tot bijzondere curator:
mw. mr. F.J. Bosma
Christiaan Geurtsweg 3
7335 JV Apeldoorn
telefoonnummer: 055-5411477;
bepaalt dat de moeder binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de bijzondere curator zal stellen;
compenseert de kosten van dit geding in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Rijken, R. Krijger en M.A.J.S. de Vries Robbé-de Roy van Zuydewijn, bij afwezigheid van de voorzitter getekend door de oudste raadsheer, en is op 8 november 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.