2.17. Bij brief van 6 juli 2006 heeft de Inspecteur het verslag van de bespreking van
19 juni 2006 aan belanghebbenden toegezonden. In deze brief vraagt de Inspecteur aan belanghebbenden een overzicht te maken van de in geding zijnde herinvesteringsreserves per jaar van ontstaan en vrijval. Dit overzicht kan dan op de volgende bijeenkomst op
15 september 2006 worden vergeleken met een door de Inspecteur opgesteld overzicht. Die vergelijking kan dan volgens de Inspecteur dienen als uitgangspunt van een eventueel compromis.
2.18. Naar aanleiding van een bespreking op 7 november 2006 sturen belanghebbenden op 13 november 2006 een faxbericht aan de Inspecteur waarin een compromisvoorstel is geformuleerd. Belanghebbenden geven aan dat er een principe-akkoord is, er in bestaande dat alle aanwezige reserves kunnen worden afgeboekt op Duitse onroerende zaken, onder de voorwaarde dat het totaal van die reserves in een nader te bepalen periode weer aan de winst wordt toegevoegd. In dit voorstel wordt verder geconstateerd dat het totaal van de vervangingsreserves volgens de Belastingdienst ruim € 1,7 miljoen hoger is dan het door belanghebbenden becijferde totaal. Het verschil wordt geanalyseerd. Tevens wordt aangegeven dat ook de reserves van Pool BV en Van der Vaart BV moeten worden meegenomen. Voorgesteld wordt de reserves in twintig jaar te laten vrijvallen, voor het eerst in 2007.
2.19. Bij brief van 16 november 2006 geeft de Inspecteur aan dat van een principe-akkoord nog geen sprake is. Van aanvaarding van dat voorstel is geen sprake. De Inspecteur wijst het voorstel af om Pool BV en Van der Vaart BV mee te nemen in een compromis. Volgens de Inspecteur vallen de reserves van deze vennootschappen niet onder het in april 2000 gesloten compromis en dienen deze in de winst over het jaar 2003 te worden opgenomen. De Inspecteur geeft aan dat het voorstel om de reserves in twintig jaar te laten vrijvallen onbespreekbaar is. De Inspecteur geeft belanghebbenden vervolgens nog tot
23 november 2006 de gelegenheid een acceptabel compromisvoorstel te doen.
2.20. Op 21 november 2006 bevestigt de Inspecteur dat een gemaakte afspraak voor een bespreking op 23 november 2006 door belanghebbenden is geannuleerd. Een nieuwe afspraak is gemaakt voor 1 december 2006. In de brief is opgenomen dat als vóór die datum door belanghebbenden geen nieuw voorstel is voorgelegd, de besprekingen om een compromis te bereiken worden beëindigd.
2.21. Bij brief van 27 november 2006 geven belanghebbenden aan dat er onduidelijkheid bestaat over de uitgangspunten van een compromis, met name over de vraag of een reserve in tien of twintig jaar moet vrijvallen. Belanghebbenden stellen dat het niet zinvol is nogmaals een nieuw voorstel neer te leggen als over die uitgangspunten nog geen helderheid bestaat. Zij stellen voor dat tijdens het afgesproken overleg op 1 december 2006 te doen.
2.22. Bij brief van 29 november 2006 reageert de Inspecteur op voorgaande brief. Hij merkt op dat er nog geen afspraken zijn gemaakt, doch dat slechts denkrichtingen voor een oplossing zijn geformuleerd. Verder wordt in deze brief opgemerkt dat de Inspecteur al eerder had aangegeven dat een vrijval-afspraak contra legem zou zijn en dat, als er al een compromis bereikt zou kunnen worden, de uiterste termijn tien jaar zou zijn. De Inspecteur merkt hierover op dat het hem bevreemdt dat belanghebbenden menen dat er nog onderhandelingsruimte lag op het gebied van die termijn. Nogmaals worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld vóór 1 december 2006 een nieuw passend voorstel te doen.
2.23. Op 30 november 2006 doen belanghebbenden door middel van een faxbericht een nieuw voorstel, waarin een vrijvaltermijn van tien jaar wordt genoemd, onder voorbehoud van de haalbaarheid daarvan in verband met de liquiditeit van de onderneming.
2.24. Op 1 december 2006 heeft een vierde bespreking plaatsgevonden tussen belanghebbenden en de Inspecteur. Blijkens het verslag is gesproken over de maximale vrijvaltermijn van tien jaar. A verzoekt nogmaals te overwegen of die termijn niet kan worden opgerekt naar twaalfenhalf à vijftien jaar. Tevens wordt gesproken over de achterstand in de invordering. Met betrekking tot Pool BV en Van der Vaart BV is in het verslag opgenomen dat deze buiten het compromis vallen. Er wordt gesproken over een verschil van opvatting over de omvang van de totale reserve.
2.25. Bij brief van 13 maart 2007 beëindigt de Inspecteur de besprekingen over het bereiken van een compromis. Als reden geeft de Inspecteur aan dat afspraken over het nakomen van betalingsverplichtingen en over het verstrekken van informatie herhaald niet zijn nagekomen. Op 20 maart 2007 hebben belanghebbenden in een telefonisch onderhoud het verzoek gedaan om voortzetting van de besprekingen.
2.26. Op 9 juli 2007 is een hoorzitting gehouden over het bezwaar van een tot de F-groep behorende coöperatie. Uit het verslag blijkt dat de toepassing van artikel 15e van de Wet Vpb bij een aantal andere tot het concern behorende vennootschappen aan de orde is gesteld. Volgens de adviseur kan de Belastingdienst zich niet beroepen op toepassing van dit artikel. De Inspecteur bestrijdt dit standpunt.
2.27. De besprekingen over het bereiken van een compromis zijn voortgezet. De Inspecteur heeft op 13 november 2007 een door hem opgesteld concept van een vaststellingsovereenkomst overhandigd. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
“Per ultimo 2003 is door een aantal vennootschappen, behorend tot de groep van X c.s. een herinvesteringsreserve (verder: HIR) als bedoeld in artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 op de eindbalans opgenomen van, in totaal, ongeveer € 14 miljoen.”(…)
[Volgt een lijst met 24 vennootschappen en een totaal aan herinvesteringsreserves van € 13.541.402]
(…)
Er is een geschil over de vrijval en afboeking van deze HIR. Ter beslechting van dit geschil komen partijen de volgende handelswijze overeen:
A. De bovenomschreven HIR per ultimo 2003 zal door de Belastingdienst worden geaccepteerd. Deze HIR wordt niet afgeboekt op bedrijfsmiddelen, maar blijft afzonderlijk bestaan op de betreffende balansen. X c.s. draagt er zorg voor dat het verloop hiervan goed te volgen is.
B. Over een periode van 10 jaar zal door X c.s. jaarlijks een bedrag ter groote van 1/10 van de HIR worden toegevoegd aan de fiscale winst, met ingang van het jaar 2005. Deze toevoeging vindt plaats in de aangifte VPB van het betreffende lichaam, of in de aangifte VPB van de moedermaatschappij indien het lichaam deel uitmaakt van een fiscale eenheid. Gelijk aan de toevoeging aan de fiscale winst neemt de HIR met een overeenkomstig bedrag af.
C. Bij gehele of gedeeltelijke niet-nakoming door X valt het gehele restant in de winst. Deze winst wordt belast in het oudst openstaande jaar ten tijde van de niet-nakoming.
D. Alle overige fiscale verplichtingen, waaronder ook begrepen betalingsverplichtingen worden stipt nagekomen door X c.s. Indien hieraan niet wordt voldaan kan de Belastingdienst het compromis eenzijdig met onmiddellijke ingang opzeggen en valt de HIR in het jaar van opzeggen in de winst.
E. Alle andere correcties die zijn aangebracht blijven in stand.
F. Voor nog te vormen of bestaande herinvesteringsreserves die niet onder dit compromis vallen, gelden de normale wettelijke regels.
G. Aan deze overeenkomst kunnen geen rechten voor andere vennootschappen of andere tijdvakken worden ontleend.
(…).”