ECLI:NL:GHARN:2012:BY7694

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0350
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na geweldsmisdrijf tegen de eerbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de terbeschikkinggestelde, die eerder was veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De rechtbank Rotterdam had op 5 juli 2012 besloten om de TBS-maatregel met twee jaar te verlengen. De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben in hoger beroep verzocht om de verlengingstermijn te beperken tot één jaar, omdat de longstay-status van de terbeschikkinggestelde was opgeheven en hij geleidelijk meer vrijheden zou krijgen. Het hof heeft de relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg en de beslissing waarvan beroep, in overweging genomen.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de TBS-maatregel niet in duur is gemaximeerd, gezien de aard van het misdrijf en het recidiverisico. Ondanks positieve ontwikkelingen in de behandeling van de terbeschikkinggestelde, zijn de stoornis en het recidiverisico nog steeds aanwezig. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman gehoord en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en de beslissing juist was. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Rotterdam bevestigd, met een aanvulling op de gronden.

De zaak betreft een ernstig geweldsmisdrijf waarbij de terbeschikkinggestelde twee jonge meisjes heeft misleid en gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, wat de verlenging van de TBS-maatregel rechtvaardigt. De beslissing is openbaar uitgesproken en de raden waren niet in staat deze mede te ondertekenen.

Uitspraak

TBS P12/0350
Beslissing d.d. 19 november 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [kliniek], locatie [locatie].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 10 augustus 2012;
- de aanvullende informatie van de [kliniek] van 11 oktober 2012, met daarbij gevoegd de wettelijke aantekeningen over de periode van 27 februari 2012 tot 3 juli 2012.
Het hof heeft ter zitting van 5 november 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, mr F.P. Holthuis, advocaat te ’s-Gravenhage, en de advocaat-generaal, mr G.J. de Haas.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben zich ten aanzien van de vraag of de tbs-maatregel al dan niet in duur is gemaximeerd gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de verlengingstermijn te beperken tot één jaar teneinde de vinger aan de pols te kunnen houden, nu de longstay-status van de terbeschikkinggestelde is opgeheven en hij geleidelijk meer vrijheden zal krijgen. Op korte termijn zullen een nieuwe PCL-R en een intelligentietest worden afgenomen. De LAP-commissie heeft op 27 maart 2012 bovendien geadviseerd de terbeschikkinggestelde op termijn over te plaatsen naar een instelling, die minder beveiligd is dan de kliniek waar de terbeschikkinggestelde nu verblijft.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de tbs-maatregel niet in duur is gemaximeerd, nu het blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, evident is dat sprake is van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Hoewel zich positieve ontwikkelingen hebben voorgedaan, zijn de stoornis en het recidiverisico nog aanwezig. De terbeschikkinggestelde wenst meer vaart in het traject dan mogelijk is. De advocaat-generaal concludeert daarom tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met de volgende aanvulling.
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 1990 is de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd vanwege feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd. Uit de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de straf en maatregel blijkt dat de terbeschikkinggestelde twee meisjes van een jaar of tien met een smoesje heeft meegelokt naar zijn woning, waar hij hen door bedreigingen en ook door daadwerkelijk geweld tegen hen te gebruiken, heeft gedwongen tot het plegen en ondergaan van tal van seksuele handelingen. Dit levert naar het oordeel van het hof een geweldsmisdrijf op als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Aldus is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van een niet gemaximeerde en in beginsel verlengbare terbeschikkingstelling.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt, met aanvulling van gronden, de beslissing van de rechtbank Rotterdam van 5 juli 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr A.J. Smit als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.P. Bordes als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 19 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.