ECLI:NL:GHARN:2012:BY7681

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
P12/0354
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling na feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, die was opgelegd vanwege feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De terbeschikkingstelling is een maatregel die kan worden opgelegd aan personen die een geweldsmisdrijf hebben gepleegd en die als gevaarlijk voor de samenleving worden beschouwd. Het hof oordeelde dat de feiten die aan de terbeschikkingstelling ten grondslag lagen, een geweldsmisdrijf opleverden zoals bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Dit leidde tot de conclusie dat er sprake was van een niet gemaximeerde en in beginsel verlengbare terbeschikkingstelling.

De terbeschikkinggestelde, die in een instelling verblijft, heeft verzocht om de verlengingstermijn te beperken tot één jaar, zodat er ruimte is om de mogelijkheden voor onbegeleid verlof te onderzoeken. Het hof heeft de relevante stukken in de zaak bekeken, waaronder processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg en adviezen van de reclassering. De advocaat-generaal heeft gepleit voor een verlenging van twee jaar, waarbij hij benadrukte dat gedragsverandering tijd vergt en dat de terbeschikkinggestelde nog niet lang geleden voorwaardelijk was vrijgelaten.

Het hof heeft de argumenten van zowel de terbeschikkinggestelde als het openbaar ministerie overwogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank 's-Hertogenbosch op goede gronden heeft geoordeeld. De beslissing van de rechtbank om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen, is door het hof bevestigd. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige afwegingen bij de verlenging van terbeschikkingstellingen, vooral in het licht van de rehabilitatie van de terbeschikkinggestelde en de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

TBS P12/0354
Beslissing d.d. 19 november 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in [instelling] te [plaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2012, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- de processen-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 13 augustus 2012;
- het voortgangsverslag TBS van Reclassering Nederland van 24 augustus 2012, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 8 oktober 2012, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker;
- het voortgangsverslag TBS van Reclassering Nederland van 14 oktober 2012, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker;
- het faxbericht van mr C.F. Korvinus van 2 november 2012, gericht aan de voorzitter van de penitentiaire kamer van het hof.
Het hof heeft ter zitting van 5 november 2012 gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman, mr C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr G.J. de Haas.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
Het gaat goed met de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde is sinds kort verloofd met zijn vriendin, die ook in de [instelling] verblijft en met wie hij wil gaan samenwonen op het terrein van de [instelling]. Hij wil graag met onbegeleid verlof, maar dat is pas mogelijk indien het behandelteam van de [instelling] daarmee instemt.
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsman hebben verzocht de verlengingstermijn te beperken tot één jaar, zodat de komende verlengingszitting de stand van zaken met betrekking tot het onbegeleid verlof kan worden bezien.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gesteld dat het motiveringsvoorschrift van artikel 359, zevende lid van het Wetboek van Strafvordering nog niet gold ten tijde van het opleggen van de tbr-maatregel. Derhalve behoefde de strafrechter zich bij het opleggen van de terbeschikkingstelling niet uit te laten over de vraag of er sprake was van een geweldsdelict. Subsidiair is het blijkens de bewezenverklaring, de kwalificatie en de motivering van de oplegging van de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, volgens de advocaat-generaal evident dat sprake is van een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof heeft de verpleging van overheidswege nog niet zo lang geleden, namelijk op 10 juni 2011, voorwaardelijk beëindigd. Onder verwijzing naar het advies van de reclassering heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat verlenging met twee jaar geboden is, nu de stappen die nog genomen moeten worden de nodige tijd vergen en gedragsverandering bij betrokkene gedurende langere tijd bestendigd dient te worden. Daarom heeft de advocaat-generaal voorgesteld de beslissing van de rechtbank te bevestigen.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd.
Bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 6 december 1967, waarbij door het hof het vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 7 september 1967 is bevestigd, is de maatregel van terbeschikkingstelling van de regering opgelegd vanwege feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Door het hof is bewezenverklaard dat verdachte op 12 februari 1967 te Eindhoven gewelddadig [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] tegen haar wil heeft vastgegrepen en tegen zich aangedrukt en heeft gedwongen te dulden dat hij haar opzettelijk ontuchtig met een vinger bevoelde in haar blote vrouwelijkheid.
Het hof heeft tevens acht geslagen op de in het bevestigde vonnis opgenomen overweging dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij ongeveer één minuut lang met zijn vinger in de vrouwelijkheid van dat meisje is geweest, alsmede dat dat meisje, toen hij met zijn vinger in haar vrouwelijkheid ging, heel hard begon te huilen; dat, toen hij zijn vinger uit haar vrouwelijkheid haalde, hij zag dat er bloed uit haar vrouwelijkheid vloeide. Dit levert naar het oordeel van het hof een geweldsmisdrijf op als bedoeld in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht. Aldus is het hof van oordeel dat er in dit geval sprake is van een niet gemaximeerde en in beginsel verlengbare terbeschikkingstelling.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt de beslissing van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 augustus 2012 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr A.J. Smit als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.P. Bordes als raadsheren,
en drs. T. van Iersel en prof. dr. B.C.M. Raes als raden,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl als griffier,
en op 19 november 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.