ECLI:NL:GHARN:2012:BY6152

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.082.344
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afspraken over vergoedingen en betalingen bij AVEBE-lidmaatschap tussen verpachter en pachter

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de maatschap [X] en ASR Vastgoed Vermogensbeheer B.V. over vergoedingen en betalingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van AVEBE. [X] heeft van 1989 tot en met 1994 landbouwpercelen van ASR bewerkt en aardappelen geleverd aan AVEBE, waarvoor zij jaarlijks een vergoeding aan ASR betaalde. Na beëindiging van het lidmaatschap van ASR bij AVEBE, maakt [X] aanspraak op een bedrag van € 11.247,41, dat zou zijn opgebouwd uit stortingen op een A-certificatenrekening bij AVEBE. De rechtbank heeft de vordering van [X] afgewezen op basis van verjaring, wat [X] in hoger beroep aanvecht.

Het hof verwijst naar eerdere rechtsoverwegingen en stelt vast dat [X] meent dat er tussen partijen afspraken zijn gemaakt over de teeltvergoeding en het recht op de volledige verkoopprijs van de aardappelen. ASR betwist dit en houdt vast aan haar beroep op verjaring. Het hof heeft ASR in de gelegenheid gesteld om aanvullende stellingen in te nemen, aangezien zij nog niet op de nieuwe argumenten van [X] heeft kunnen reageren. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij ASR de kans krijgt om een akte in te dienen.

De beslissing van het hof is dat de zaak op de rol komt voor akte aan de zijde van ASR, en dat verdere beslissingen worden aangehouden. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Arnhem, bestaande uit verschillende rechters en deskundige leden, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.082.344
(zaaknummer rechtbank 278383)
arrest van de pachtkamer van 13 november 2012
in de zaak van
de maatschap naar burgerlijk recht
[X],
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: [X],
advocaat: mr. L.S. Slinkman,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASR Vastgoed Vermogensbeheer B.V.,
gevestigd te Utrecht,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
hierna: ASR,
advocaat: mr E.G.J. Hendriksen.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 27 maart 2012 waarbij de zaak is verwezen naar de pachtkamer van dit hof.
1.2 Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie na verwijzing van [X].
1.3 Vervolgens heeft ASR de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het bestreden vonnis.
3 De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Het gaat in dit geding kort samengevat over het volgende. (De rechtsvoorgangster van) ASR had landbouwgrond in eigendom in de buurt van [plaats]. [X] drijft een onderneming die zich onder meer toelegt op het telen, oogsten en leveren van aardappelen. Vanaf 1989 is (de rechtsvoorgangster van) ASR lid geweest van de coöperatieve Verkoop- en Productievereniging van Aardappelmeel en Derivaten AVEBE B.A. (hierna: AVEBE). Uit dien hoofde had zij aandelen in AVEBE waardoor zij recht had op het leveren aan AVEBE van bepaalde hoeveelheden aardappelen tegen een bepaalde prijs. [X] heeft in elk geval van 1989 tot en met 1994 (jaarlijks wisselende) landbouwpercelen van ASR bewerkt en daarop aardappelen geteeld opdat ASR aan de leveringsverplichting aan AVEBE kon voldoen. [X] heeft aardappelen direct geleverd aan AVEBE en de opbrengsten ervan ontvangen. [X] heeft voor het gebruik van de landbouwgrond van ASR en het feitelijk uitoefenen van het leveringssrecht aan AVEBE jaarlijks een vergoeding aan ASR betaald.
3.2 AVEBE heeft voor ASR een zogenoemde A-certificatenrekening gehouden waarop bij beëindiging van het lidmaatschap van ASR een bedrag van € 8.112,36 stond. [X] maakt aanspraak op een bedrag van € 11.247,41, te weten het saldo van stortingen van [X] op de certificatenrekening in de oogstjaren 1989 tot en met 1992, vermeerderd met rente en kosten. In eerste aanleg is de vordering van [X] tot betaling van dat bedrag afgewezen omdat de rechtbank het beroep van ASR op verjaring heeft gehonoreerd.
3.3 In hoger beroep stelt [X] dat tussen partijen gold dat [X] feitelijk alle handelingen verrichtte die de reglementen van AVEBE vereisten van ASR en dat zij die ook diende te verrichten. Zij heeft er mede daarom van uit kunnen en mogen gaan dat de ingehouden bedragen aan haar zouden toekomen en wel pas op het moment dat het reglement uitbetaling van die bedragen toestond. Vanwege de tussen partijen gemaakte afspraken en de aan hen bekende reglementen van AVEBE, moet ook voor ASR duidelijk zijn geweest dat de vorderingen van [X] op ASR niet eerder opeisbaar zouden zijn dan op het moment van uitkering van de certificatenrekening op basis van de reglementen.
3.4 In haar memorie van antwoord handhaaft ASR haar beroep op verjaring. In haar memorie van grieven in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep heeft ASR aangevoerd dat tussen haar rentmeester en [X] gebruikelijk was dat alleen de reguliere verkoopopbrengst aan [X] toekwam, niet de afdracht voor de certificaten. Verder voert ASR aan dat [X] aan haar een lagere teeltvergoeding voldeed en dat dit een compensatie was voor de door AVEBE toegepaste aftrek voor de certificaten. Daarmee betwist ASR (alsnog) dat [X] jegens haar recht heeft op de volledige verkoopopbrengst van de aardappelen (vgl. rov. 4.6 van het bestreden vonnis).
3.5 In haar memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep heeft [X] onder meer betwist dat zij met de rentmeester zou hebben afgesproken dat zij alleen recht had op de reguliere opbrengst van de aardappelen en niet op de ingehouden bedragen. Zij heeft eveneens betwist dat in de teeltvergoeding de aftrek verdisconteerd was. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij vanaf 1986 al een rechtsbetrekking met ASR onderhoudt en dat zij vanaf dat jaar op aandelen van ASR aardappelen heeft geleverd aan AVEBE. De volledige verkoopprijs was destijds voor [X]. Pas in 1989/90 is AVEBE begonnen met inhoudingen die wel konden oplopen tot 30 à 40% van het aardappelgeld, aldus [X].
3.6 Het hof begrijpt dat [X] hiermee betoogt dat tussen partijen in 1986 afspraken zijn gemaakt over de teeltvergoeding en het recht op de volledige verkoopprijs van de aardappelen en dat die afspraken niet zijn gewijzigd toen vanaf 1989/1990 inhoudingen plaatsvonden op de verkoopprijs. ASR is nog niet in de gelegenheid geweest op deze aanvullende stellingen te reageren. Zij wordt toegelaten dit bij akte te doen.
Slotsom
3.7 ASR zal in de gelegenheid gesteld worden een akte te nemen als bedoeld onder 3.6. Verder zal het hof iedere beslissing aanhouden.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat de zaak op de rol komt van 11 december 2012 voor akte aan de zijde van ASR als bedoeld onder 3.6;
verder houdt het hof iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden ing. L.L.M. de Lorijn en ir. H.K.C. Roelofsen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 november 2012.