1 Het verloop van het geding
1.1 Voor het verloop van het geding tot aan het arrest van 10 juli 2012 (hierna: het tus-senarrest), verwijst het hof naar dat arrest.
1.2 Ingevolge het tussenarrest hebben partijen zich beiden bij akte nader over de zaak uit-gelaten, eerst [appellant] en vervolgens [geïntimeerde].
2 De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Bij het tussenarrest heeft het hof geconstateerd dat het partijdebat op diverse punten nog onvolkomen was en partijen in de gelegenheid gesteld om hun stellingen aan te vullen.
2.2 Het hof zal thans de grieven bespreken en wel gezamenlijk.
2.3 [appellant] erkent dat hij een auto van [geïntimeerde] heeft gehuurd. Voor zover hij betwist dat de oorspronkelijke huurperiode is verlengd, geldt dat [geïntimeerde] haar stelling dat verlenging heeft plaatsgevonden, bij memorie van antwoord heeft gemotiveerd, onder meer met een be-roep op een kopie van een schriftelijke huurovereenkomst, met handgeschreven aantekenin-gen (namelijk van twee extra telefoonnummers en de betaling van een aanvullende borgsom van € 300,—). Een en ander is door [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft, hoewel hij beweert dat er met hem geen contact is geweest maar wel mogelijk met een derde aan wie hij (zo begrijpt het hof) het feitelijk gebruik van de auto had gegund, niets gezegd over de op bedoelde kopie vermelde telefoonnummers en heeft niet aangevoerd dat een of meer van die nummers niet van hem zijn.
2.4 Voor zover over het voorgaande al anders zou kunnen worden gedacht, is de vordering van [geïntimeerde] in hoofdsom toewijsbaar op grond van art. 7:225 Burgerlijk Wetboek. Daaraan doet niet af dat een derde de auto feitelijk onder zich hield (zoals [appellant] aanvoert), om-dat deze dit dan immers klaarblijkelijk deed met de toestemming van [appellant] als huur-der.
2.5 Vervolgens is aan de orde het beroep van [appellant] op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden op de grond dat deze hem niet ter hand zijn gesteld. [appellant] be-twist niet dat de voorwaarden op de verhuurbalie ter inzage lagen en dat hij die voorwaarden “uit het bakje” had kunnen pakken. [appellant] is, ondanks de uitnodiging in het tussenar-rest, niet ingegaan op de inhoud van artikel 6:230c Burgerlijk Wetboek, noch op artikel 80 lid 1 Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek.
2.6 Het hof overweegt thans als volgt. [appellant] heeft de vernietiging eerst bij memorie van grieven van 24 januari 2012 ingeroepen, dus na de inwerkingtreding van genoemd arti-kel 6:230c Burgerlijk Wetboek (28 december 2009). Het nieuwe recht is dus beslissend voor de vraag of vernietiging mogelijk is. Volgens artikel 6:230c mag de in artikel 6:230b Burger-lijk Wetboek bedoelde informatie, waaronder de door een dienstverrichter gebruikte algeme-ne voorwaarden (sub 6), ter beschikking worden gesteld doordat zij voor de afnemer van de dienst gemakkelijk toegankelijk is op de plaats waar de dienst wordt verricht of de overeen-komst wordt gesloten. Met de beschikbaarheid van de voorwaarden doordat zij op de ver-huurbalie lagen, is aan dit voorschrift voldaan, zodat niet kan worden gezegd dat [geïntimeerde] aan [appellant] geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de voorwaarden kennis te nemen. Het beroep op vernietiging faalt dus.
2.7 [appellant] heeft betwist dat [geïntimeerde] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt (me-morie van grieven onder 8). Bij memorie van antwoord onder 8 heeft [geïntimeerde] (nader) toege-licht waarin haar kosten hebben bestaan, namelijk onder meer in contacten van haar gemach-tigde of advocaat met [appellant] over een betalingsregeling, die vervolgens door [appellant] niet is nagekomen, en in het verzenden van een betalingsherinnering. [appellant] heeft een en ander niet betwist. Het gevorderde bedrag van € 450,— staat in een redelijke verhouding tot de verrichte werkzaamheden, zodat ook in zoverre de grieven falen.
2.8 Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de vorderingen van [geïntimeerde] terecht heeft toegewezen. Gelet daarop heeft de kantonrechter evenzeer terecht [appellant] veroor-deeld in de kosten van het geding in eerste aanleg. Ook in zoverre falen de grieven.
2.9 De slotsom is dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd. Het hof zal [appellant] veroordelen in de kosten van het hoger beroep, tot op dit arrest te begroten op anderhalf punt van tarief I van het toepasselijke liquidatietarief à € 632,— (één punt voor de memorie van antwoord en een half punt voor de antwoordakte van [geïntimeerde]), dus op € 948,—, en op € 649,— voor griffierecht, een en ander overeenkomstig het petitum van de memorie van antwoord te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna te melden.
3 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Arnhem, locatie Tiel, van
8 juni 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan de uitspraak van dit arrest aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 948,— voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 649,— voor griffierecht, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeer-deren met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit arrest wat betreft voormelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, C.J.H.G. Bronzwaer en F.J.P. Lock, en is in te-genwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 december 2012.