ECLI:NL:GHARN:2012:BY4951

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.702
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op pleidooi in hoger beroep en terugkomen van eerdere beslissing

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2012, staat het recht op pleidooi in hoger beroep centraal. De appellante, een besloten vennootschap, had eerder verzocht om pleidooi te mogen houden, maar de rolraadsheer had beslist dat dit recht was vervallen. De appellante heeft hiertegen geprotesteerd en het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 2 oktober 2012, waarin de appellante de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over het pleidooi. Het hof oordeelt dat het recht op pleidooi in beginsel moet worden gerespecteerd, tenzij er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit recht kunnen beperken. De eerdere beslissing van de rolraadsheer werd als onjuist beoordeeld, omdat deze niet in lijn was met de juridische uitgangspunten omtrent het recht op pleidooi. Het hof concludeert dat de curator en andere geïntimeerden onvoldoende argumenten hebben aangedragen om het verzoek van de appellante om pleidooi te houden te weigeren. Het hof komt dan ook terug op de beslissing van de rolraadsheer en staat het verzoek van de appellante toe. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata, waarbij geen uitstel wordt toegestaan. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot een later moment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.086.702
(zaaknummer rechtbank 446552)
arrest van de pachtkamer van 20 november 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. P.P.A. van Rossum,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Groen Invest Nederland B.V. en Groen Invest Nederland Grondexploitatiemaatschappij B.V.,
kantoorhoudend te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats],
3. [geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats],
4. [geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats],
5. [geïntimeerde sub 5],
wonend te [woonplaats],
6. [geïntimeerde sub 6],
wonend te [woonplaats],
7. [geïntimeerde sub 7],
wonend te [woonplaats],
8. [geïntimeerde sub 8],
wonend te [woonplaats],
9. [geïntimeerde sub 9],
wonend te [woonplaats],
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde sub 10],
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat voor geïntimeerde sub 1: mr. B.A.P. Sijben,
advocaat voor geïntimeerden sub 2 tot en met 10: mr. R.G. Holtz.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het hof naar het tussenarrest in deze zaak van 2 oktober 2012. Bij dat arrest is [appellante] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of zij de zaak (alsnog) wenst te doen bepleiten.
1.2 Het verdere verloop van de procedure volgt uit:
- de akte uitlating pleidooiverzoek van [appellante];
- de antwoordakte van de curator;
- de antwoordakte van [geïntimeerden]
1.3 Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
2. De verdere motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 [appellante] heeft verzocht alsnog pleidooi te mogen houden. De curator c.s. hebben zich daartegen verzet.
2.2 Het hof blijft bij hetgeen bij voormeld tussenarrest van 2 oktober 2012 is overwogen. De omstandigheid dat de beslissing van de rolraadsheer dat het recht op pleidooi is vervallen als een tussenarrest kan worden aangemerkt waartegen - gelijktijdig met het eindarrest - cassatieberoep openstaat, laat onverlet dat het hof voorafgaand aan het wijzen van eindarrest en nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, van de door de rolraadsheer gegeven beslissing om geen pleidooi toe te staan mag terugkomen indien die beslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, teneinde te voorkomen dat het hof op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
2.3 Zoals bij voormeld arrest van 2 oktober 2012 reeds is overwogen, hebben procespartijen er in beginsel recht op om hun standpunten bij pleidooi toe te lichten. Ook een in hoger beroep gedaan verzoek om de zaak te mogen bepleiten mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden afgewezen (vergelijk onder andere recent HR 2 december 2011, LJN BT7596 en HR 27 januari 2012, LJN BU7254). De door de rolrechter gegeven motivering dat het recht op pleidooi is vervallen omdat door de andere partij reeds om arrest was gevraagd en daartoe stukken fourneert, verdraagt zich niet met dit uitgangspunt en berust mitsdien op een onjuiste grondslag. Dat een eerder bepaald pleidooi niet is doorgegaan omdat de advocaat van [appellante] zich had onttrokken, maakt dit niet anders. Het bepaalde in artikel 134 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan er niet toe leiden dat een partij van wie zich de advocaat onttrekt geen gelegenheid meer krijgt om zijn zaak door een advocaat te laten bepleiten en dat mitsdien aan zijn uit artikel 6 EVRM voortvloeiende recht op een ‘oral hearing’ wordt tekort gedaan.
2.4 De curator c.s. hebben voorts onvoldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat sprake is van klemmende redenen of strijdigheid met de eisen van een goede procesorde die aan toewijzing van het verzoek in de weg zouden staan. Voor de conclusie dat als gevolg van toewijzing van het verzoek sprake zou zijn van een onredelijke vertraging van het geding is onvoldoende gesteld.
2.5 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet het hof aanleiding om van de beslissing van de rolraadsheer van 10 juli 2012 dat het recht op pleidooi is vervallen terug te komen en het verzoek van [appellante] om de zaak alsnog te mogen bepleiten toe te wijzen. De zaak zal worden verwezen naar de rol om partijen in de gelegenheid te stellen verhinderdata op te geven. Partijen zal daarvoor geen uitstel worden toegestaan.
2.6 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 4 december 2012 voor opgave verhinderdata aan de zijde van beide partijen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden ing. L.L.M. de Lorijn en ir. H.B.M. Duenk en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.