GERECHTSHOF ARNHEM, NEVENZITTINGSPLAATS LEEUWARDEN
Parketnummer: 24-003109-10
Uitspraak d.d.: 22 november 2012
Tegenspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 december 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Jeugdinrichting De Rentray te Lelystad.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 april 2011, 14 juli 2011, 20 september 2011, 16 november 2011, 2 februari 2012 en 4 mei 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot:
* vernietiging van het vonnis van de eerste rechter;
* vrijspraak van de verdachte ter zake van het onder 2, onder A, primair, het onder
3, onder A, primair en het onder 3, onder B, primair ten laste gelegde;
* veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair, het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair, het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair en het onder 4, onder A, primair en 4, onder B aan hem ten laste gelegde tot een jeugddetentie voor de duur van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichtingen voor jeugdigen, met bepaling dat de maatregel zal worden tenuitvoergelegd in de justitiële jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda;
* toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel conform de beslissingen van de rechtbank daaromtrent;
* onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen genummerd 41 en 43 op de beslaglijst;
* teruggave aan de verdachte van de voorwerpen genummerd 11, 12, 13, 20, 21 en 42 op de beslaglijst;
* teruggave aan de rechthebbende van het voorwerp genummerd 47 op de beslaglijst aan de verdachte;
* bewaring ten behoeve van de rechthebbende ter zake van de overige voorwerpen op de beslaglijst.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.J. van Weerden, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.
Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht
Het hof zal het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht vernietigen omdat het hof op onderdelen tot een andere bewijsmotivering en strafoplegging komt dan de rechtbank.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1
A.
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 1]
heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende
verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), zijn, verdachtes, vinger(s) in de
vagina en/of tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] geduwd/gedrukt en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,)
- naar die [benadeelde partij 1] is gerend en/of
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft
getrapt/geschopt en/of
- op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt, (waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt en/of
- achter die [benadeelde partij 1] is gaan zitten en/of
- die [benadeelde partij 1] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of
- een telefoon uit een/de hand(en) van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en/of geslagen en/of
- die [benadeelde partij 1] bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] aan de haren heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt en/of
(aldus) voor die [benadeelde partij 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], immers is/heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,)
- naar die [benadeelde partij 1] gerend en/of
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] getrapt/geschopt
en/of
- op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 1] getrapt/geschopt, (waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1]
getrapt/geschopt en/of
- achter die [benadeelde partij 1] gaan zitten en/of
- die [benadeelde partij 1] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval
bij het lichaam, vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen de vagina en/of tussen de schaamlippen
van die [benadeelde partij 1] geduwd/gedrukt en/of
- een telefoon uit een/de hand(en) van die [benadeelde partij 1] getrapt en/of geslagen en/of
- die [benadeelde partij 1] bij de haren vastgepakt en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] aan de haren (mee)
getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [benadeelde partij 1] getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/duwen/prikken van/in/op, in ieder geval aanraken van, de vagina van die [benadeelde partij 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht)
- trappen/schoppen op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] en/of
- trappen/schoppen op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 1], (waarop die [benadeelde partij 1] reed,)
(waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond,)
- trappen/schoppen op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die
[benadeelde partij 1] en/of
- zitten achter die [benadeelde partij 1] en/of
- vastpakken van die [benadeelde partij 1] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de
arm(en), in ieder geval bij het lichaam, en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) duwen/drukken op/tegen de vagina en/of tussen de
schaamlippen van die [benadeelde partij 1] en/of
- trappen en/of slaan van een telefoon uit een/de hand(en) van die [benadeelde partij 1] en/of
- vastpakken van die [benadeelde partij 1] bij de haren en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] aan de haren
(mee) trekken en/of sleuren en/of
- trappen/schoppen op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [benadeelde partij 1];
B.
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,)
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft
getrapt/geschopt, (waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, van die [benadeelde partij 1] heeft
getrapt/geschopt en/of
- die [benadeelde partij 1] bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval
bij het lichaam, heeft vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen/in de vagina en/of tussen de schaamlippen
van die [benadeelde partij 1] heeft geduwd/gedrukt en/of
- die [benadeelde partij 1] bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) die [benadeelde partij 1] aan de haren
heeft (mee) getrokken en/of gesleurd en/of
- op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht, van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt/geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 1]), meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,)
- op/tegen een been, in ieder geval op/tegen/in het lichaam, heeft getrapt/geschopt,
(waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond,)
- op/tegen de linkerarm en/of op/tegen de lip, in ieder geval op/tegen/in het gezicht en/of het
lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- bij een/de be(e)n(en) en/of een/de kuit(en) en/of een/de arm(en), in ieder geval bij het
lichaam, heeft vastgepakt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s)/hand(en) op/tegen/in de vagina en/of tussen de schaamlippen
heeft geduwd/gedrukt en/of
- bij de haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) aan de haren heeft (mee) getrokken en/of
gesleurd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
A.
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 2] te dwingen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 2], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar,
meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd van die
[benadeelde partij 2] geslagen, (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 2] zich op
de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde partij 2], getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of
gestompt en/of
- (bij/in) de vagina van die [benadeelde partij 2] vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval aangeraakt,
en/of
- (bij/in/aan) een/de borst(en) van die [benadeelde partij 2] vastgepakt/betast/geknepen/getrokken, in
ieder geval aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/knijpen/trekken van/in/aan, in ieder geval aanraken van, een/de borst(en) en/of de vagina van die [benadeelde partij 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht)
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) slaan op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2], (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond,)
- trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde partij 2] en/of
- vastpakken/betasten/knijpen bij/van/in, in ieder geval aanraken van, de vagina van die [benadeelde partij 2] en/of
- vastpakken/betasten/knijpen/trekken bij/van/in/aan, in ieder geval aanraken van, een/de borst(en) van die [benadeelde partij 2],
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse
schaafwonden en/of brandwonden) heeft bekomen;
B.
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft geslagen, (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente] aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse schaafwonden
en/of brandwonden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval
éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd te slaan,
(waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of te slaan en/of te stompen;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 2],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, in ieder geval
éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het hoofd van die
[benadeelde partij 2] heeft geslagen, (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 2]
zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of
gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 08 juni 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij 2]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
- (met een (bak)steen, in ieder geval met een hard voorwerp,) op/tegen het
hoofd heeft geslagen, (waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en/of diverse
schaafwonden en/of brandwonden) althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
3.
A.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 3] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 3], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht) (terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed,)
- getrapt op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 3], (waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht van die [benadeelde partij 3] getrapt en/of geschopt en/of
- die [benadeelde partij 3] vastgepakt bij haar T-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat T-shirt, in ieder geval dat kledingstuk (naar beneden) getrokken, en/of die [benadeelde partij 3] (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat T-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- (bij/in) een (blote) borst van die [benadeelde partij 3] vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval aangeraakt en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen het hoofd, van die [benadeelde partij 3] geslagen en/of gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [benadeelde partij 3] geprikt/geduwd/gestopt en/of
- aan de broek die die [benadeelde partij 3] aanhad getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, vastpakken/betasten/knijpen van/in, in ieder geval aanraken van, een (blote) borst van die [benadeelde partij 3] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feiteijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht) (terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed,)
- trappen op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 3], (waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond,)
- trappen en/of schoppen in het gezicht van die [benadeelde partij 3] en/of
- vastpakken van die [benadeelde partij 3] bij haar T-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of
(vervolgens) (naar beneden) trekken van dat T-shirt, in ieder geval van dat kledingstuk, en/of
(mee) trekken en/of sleuren van die [benadeelde partij 3] aan dat T-shirt, in ieder geval aan dat
kledingstuk, en/of
- vastpakken/betasten/knijpen, in ieder geval aanraken, bij/van/in een (blote) borst van die
[benadeelde partij 3] en/of
- slaan en/of stompen op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen het
hoofd, van die [benadeelde partij 3] en/of
- prikken/duwen/stoppen van zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [benadeelde partij 3]
en/of
- trekken aan de broek die [benadeelde partij 3] aanhad, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel
(een gebroken neus) heeft bekomen;
B.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente] aan een persoon genaamd [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), (terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed,)
- te trappen op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 3], (waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond,)
- te trappen en/of te schoppen in het gezicht en/of
- vast te pakken bij haar T-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat
T-shirt, in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) te trekken en/of die [benadeelde partij 3] (mee) te trekken
en/of te sleuren aan dat T-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk, en/of
- vast te pakken/te betasten/te knijpen, in ieder geval aan te raken, bij/van/in een (blote) borst
en/of
- te slaan en/of te stompen op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op/tegen
het hoofd, en/of
- te prikken/te duwen/te stoppen (met) zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en);
althans, indien het vorenstaande onder 3.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed,)
- op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 3] heeft getrapt, (waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht van die [benadeelde partij 3] heeft getrapt en/of geschopt en/of
- die [benadeelde partij 3] heeft vastgepakt bij haar T-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of
(vervolgens) dat T-shirt, in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) heeft getrokken en/of
die [benadeelde partij 3] heeft (mee) getrokken en/of gesleurd aan dat T-shirt, in ieder geval aan dat
kledingstuk, en/of
- (bij/in) een (blote) borst van die [benadeelde partij 3] heeft vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval
heeft aangeraakt en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op het hoofd, van die [benadeelde partij 3] heeft
geslagen en/of gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) van die [benadeelde partij 3] heeft
geprikt/geduwd/gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 3.B. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [benadeelde partij 3]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht),
(terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed,)
- op/tegen de fiets van die [benadeelde partij 3] heeft getrapt, (waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond,)
- in het gezicht heeft getrapt en/of geschopt en/of
- heeft vastgepakt bij haar T-shirt, in ieder geval bij een kledingstuk, en/of (vervolgens) dat T-shirt,
in ieder geval dat kledingstuk, (naar beneden) heeft getrokken en/of die [benadeelde partij 3] heeft (mee)
getrokken en/of gesleurd aan dat T-shirt, in ieder geval aan dat kledingstuk en/of
- (bij/in) een (blote) borst heeft vastgepakt/betast/geknepen, in ieder geval heeft aangeraakt
en/of
- op/tegen het linkeroog en/of elders in het gezicht en/of op het hoofd, heeft geslagen en/of
gestompt en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in een/de o(o)g(en) heeft geprikt/geduwd/gestopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus) althans enig
lichamelijk letsel, heeft bekomen en)of pijn heeft ondervonden;
4.
A.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente], met [benadeelde partij 4] (geboren op [1999]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 4], hebbende verdachte meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht), zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij 4] geprikt/geduwd/
gestopt;
althans, indien het vorenstaande onder 4.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met [benadeelde partij 4] (geboren op [1999]), die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[benadeelde partij 4], immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met
kracht), (terwijl die [benadeelde partij 4] op een fiets reed,)
- die [benadeelde partij 4] op/tegen/in het gezicht geslagen/gestompt, (waardoor die [benadeelde partij 4] ten val kwam)
en/of (terwijl die [benadeelde partij 4] zich op de grond bevond,)
- die [benadeelde partij 4] de woorden toegevoegd: "Doe je broek naar beneden.", althans woorden van
gelijke aard of strekking en/of
- op/tegen/in het gezicht geslagen/gestompt en/of
- getracht zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [benadeelde partij 4] te prikken/duwen/stoppen,
in ieder geval met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) de vagina van die [benadeelde partij 4]
aangeraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 4.A. niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde partij 4], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) prikken/duwen/betasten, in ieder geval aanraken, met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) op/tegen/in/van de vagina van die [benadeelde partij 4] en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meermalen, in ieder geval éénmaal, (plotseling en/of onverhoeds) (met kracht) (terwijl die [benadeelde partij 4] op een fiets reed,)
- slaan/stompen op/tegen/in het gezicht van die [benadeelde partij 4], (waardoor die [benadeelde partij 4]
ten val kwam) en/of (terwijl die [benadeelde partij 4] zich op de grond bevond,)
- die [benadeelde partij 4] de woorden toevoegen: "Doe je broek naar beneden.", althans
woorden van gelijke aard of strekking en/of
- slaan en/of stompen op/tegen/in het gezicht van die [benadeelde partij 4];
B.
hij op of omstreeks 03 juni 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [benadeelde partij 4]) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) (terwijl die [benadeelde partij 4] op een fiets reed,)
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt, (waardoor die [benadeelde partij 4] ten val kwam) en/of
(terwijl die [benadeelde partij 4] zich op de grond bevond,)
- op/tegen/in het gezicht heeft geslagen/gestompt en/of
- met zijn, verdachtes, vinger(s) en/of hand(en) op/tegen/in/van de vagina heeft
geprikt/geduwd/betast, in ieder geval heeft aangeraakt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet in enig verdedigingsbelang geschaad.
Verweer met betrekking tot de staandehouding en aanhouding van de verdachte
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat naar objectieve en concrete maatstaven geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op grond waarvan de verdachte kon worden staandegehouden en aangehouden door de politie.
Daarmee zijn de staandehouding en aanhouding van de verdachte onrechtmatig, hetgeen dient te leiden tot algehele bewijsuitsluiting, aangezien al het bewijs dient te worden beschouwd als "fruits of the poisonous tree", aldus de verdediging.
De verdediging heeft ter terechtzitting van het hof tevens aangevoerd dat de politie de verdachte ten tijde van diens tweede staandehouding vragen heeft gesteld zonder dat aan hem de cautie is gegeven. Hiermee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en is, nu hierbij een belangrijk strafvorderlijk voorschrift is overtreden, bewijsuitsluiting de aangewezen sanctie, aldus de verdediging.
Het hof overweegt het volgende.
Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2010 (dossier pagina 6-0013 en verder) blijkt dat verdachte op 20 juni 2010 om 5.01 uur is staandegehouden en vervolgens aangehouden. In de betreffende omgeving bevonden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zich in verband met onderzoek naar een melding van 4.39 uur dat er in de [adres] een meisje slachtoffer was geworden van een zedendelict waarvan de dader ongeveer 1.70 meter lang en ongeveer 17 jaar oud zou moeten zijn en een zwarte helm op had. Verder zou de dader een zwarte jas met een capuchon aan hebben gehad.
[verbalisant 1] zag een bromfietser zonder helm zijn richting op komen rijden. Hij besloot deze persoon staande te houden. De betreffende verbalisant zag dat de persoon donker getint was en gekleed in een blauwe spijkerbroek en een heel donker blauwe jas met een bontkraag. De verbalisant viel verder op dat de persoon geknepen ogen had en dat zijn bril stuk was. [verbalisant 2] voegde zich vervolgens bij de situatie. Er werd vervolgens vastgesteld dat de kentekenplaat van de brommer met tie-rips bevestigd was en dat deze kentekenplaat niet hoorde bij de betreffende brommer. Over het ontbreken van zijn helm meldde betrokkene dat die gestolen was die avond. Er zijn vragen gesteld over een (bivak)muts die betrokkene bij zich droeg, deze muts is vervolgens bij hem in beslag genomen en desgevraagd heeft betrokkene aangegeven dat hij in de buurt rondreed omdat hij op weg was naar een vriend.
Uit het proces-verbaal blijkt dat de verbalisanten betrokkene vervolgens aanhouden als verdachte ter zake van de aanranding dan wel poging tot verkrachting van het meisje vanwege het signalement, de plaats van aantreffen en het gebruik maken van een vals kenteken.
Dat verbalisant [verbalisant 3] in het proces-verbaal van 17 september 2010 melding maakt van een andere reden van aanhouding doet hieraan niet af, nu het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juni 2010 hierover duidelijk is en verbalisant [verbalisant 3] bij de aanhouding van verdachte niet betrokken is geweest.
In het licht van de omstandigheden zoals die in eerder genoemd proces-verbaal van bevindingen zijn weergegeven, waren verbalisanten naar het oordeel van het hof bevoegd om verdachte in verband met het rijden zonder helm staande te houden en naar zijn personalia te vragen. Het hof is dan ook van oordeel dat de staande houding rechtmatig is geweest.
Op grond van de omstandigheden die zijn genoemd als reden voor de staandehouding en aanhouding van verdachte, in samenhang met het tijdstip waarop verdachte werd aangetroffen in de directe omgeving van de plaats waar kort daarvoor een zedendelict was gepleegd - er zijn geen andere personen of voertuigen gezien in de omgeving zo blijkt uit het proces-verbaal -, concludeert het hof dat er ten tijde van de aanhouding sprake was van voldoende feiten en omstandigheden waaruit een redelijk vermoeden voortvloeide dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan het strafbare feit waarvoor hij werd aangehouden.
Het hof betrekt hierbij dat de enkele omstandigheid dat het door [benadeelde partij 1] opgegeven signalement van haar belager niet op alle onderdelen overeenkomt met het door de verbalisanten waargenomen uiterlijk van verdachte ten tijde van diens aanhouding er niet toe kan leiden dat dit signalement geen rol heeft kunnen spelen bij de beslissing om verdachte aan te houden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheid dat [benadeelde partij 1] werd belaagd door een persoon die een helm droeg, terwijl [benadeelde partij 1] haar primaire actie erop gericht zal zijn geweest zich te ontdoen van haar belager. De mogelijkheden van [benadeelde partij 1] om het signalement van haar belager te bepalen waren derhalve aan serieuze beperkingen onderhevig.
Ook de omstandigheid dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat de dader van het feit 18 minuten na de eerste melding hierover bij de politie, zich nog in de buurt van het plaats delict zou bevinden, maakt niet dat het redelijke vermoeden van schuld zoals dat door de verbalisanten is vastgesteld zodanig beperkt wordt dat het oordeel van het hof in deze anders zou moeten luiden.
De aanhouding van verdachte is naar het oordeel van het hof rechtmatig geweest.
Met de verdediging is het hof van oordeel dat aan de verdachte wel de cautie gegeven had moeten worden, alvorens hem vragen werden gesteld. Nu dit niet is gebeurd, is naar het oordeel van het hof sprake van een onherstelbaar vormverzuim en een schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift. Uit het proces-verbaal van bevindingen voornoemd blijkt echter dat de antwoorden van verdachte op de door verbalisanten gestelde vragen geen rol hebben gespeeld bij de beslissing om verdachte aan te houden. Genoemde schending heeft derhalve geen concreet nadeel voor de verdachte gehad. Het hof is derhalve van oordeel dat volstaan kan worden met de constatering van bedoeld vormverzuim.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het verweer van de verdediging met betrekking tot de staandehouding en aanhouding van de verdachte.
Vrijspraak ter zake van het onder 2, onder A, primair, het onder 3, onder A, primair en het onder 3, onder B, primair ten laste gelegde
Evenals de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 2, onder A, primair, het onder 3, onder A, primair en het onder
3, onder B, primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Algemene bewijsoverweging
De vier slachtoffers in deze zaak hebben ieder een signalement gegeven van hun belager.
Hoewel de door de slachtoffers gegeven signalementen op onderdelen onderling verschillen, vertonen deze op hoofdlijnen overeenkomsten met elkaar en passen deze op hoofdlijnen ook binnen het uiterlijk van de verdachte zoals ook door het hof ter terechtzitting is waargenomen.
De enkele omstandigheid dat die signalementen niet op alle onderdelen overeenkomen met elkaar of met het uiterlijk van de verdachte, kan - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - er niet toe leiden dat die signalementen daarmee niet bruikbaar zijn voor het bewijs.
Het hof kent daarom bewijswaarde toe aan de door de slachtoffers verstrekte signalementen van hun belager.
Het hof betrekt hierbij de omstandigheid dat de belager van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] een helm droeg en dat de belager van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] een bivakmuts droeg, hetgeen het geven van een signalement van in ieder geval het gelaat van de belager door de betrokken slachtoffers er niet gemakkelijker op heeft gemaakt. Het hof betrekt hierbij tevens de omstandigheid dat de betrokken slachtoffers op gewelddadige wijze werden aangerand door hun belager en dat hun primaire actie erop gericht zal zijn geweest die belager af te weren of aan hem te ontkomen. Onder deze bedreigende omstandigheden is voorstelbaar dat de exacte waarneming van de betrokken slachtoffers aan beperkingen onderhevig kan zijn geweest.
Het hof acht de bewijsmiddelen die het hof gebruikt met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde mede redengevend voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Dit op grond van de overeenkomsten op hoofdlijnen van de door de slachtoffers gegeven signalementen van hun belager en het DNA-bewijs. Uit het DNA-bewijs blijkt van de directe betrokkenheid van de verdachte in alle ten laste gelegde zaken en van zijn kennelijke gerichtheid op het op gewelddadige wijze aanranden van de slachtoffers.
Het hof acht de bewijsmiddelen die het hof gebruikt met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde mede redengevend voor het onder 4 ten laste gelegde en acht de bewijsmiddelen die het hof gebruikt met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde mede redengevend voor het onder 3 ten laste gelegde. Dit op de grond dat uit die bewijsmiddelen blijkt van de aanwezigheid van de verdachte ter plaatse. Dit is met name van belang omdat het onder 3 en 4 ten laste gelegde zich heeft afgespeeld op dezelfde datum, even vóór 16.00 uur (feit 3) en even na 16.00 uur (feit 4), waarbij de plaatsen van het delict van het onder 3 en 4 ten laste gelegde zich in elkaars onmiddellijke nabijheid bevinden.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair ten laste gelegde (slachtoffer [benadeelde partij 1])
Op 20 juni 2010 heeft de centrale meldkamer van de politie omstreeks 04.39 uur een melding gekregen met betrekking tot een geweldsincident in de [adres]. Ter zake van bedoelde gebeurtenis is op 20 juni 2010 aangifte gedaan door [benadeelde partij 1].
Zij heeft bij de politie verklaard op een tijdstip na 04.15 uur op gewelddadige wijze door een jongeman te zijn aangerand en vastgepakt en daarbij onder meer een harde trap tegen haar lip te hebben gekregen van haar belager. Zij heeft tevens verklaard te hebben gezien dat haar belager een lichtgetinte huidskleur had, dat hij een zwarte helm droeg, zonder klep en zonder kinstuk en dat hij geen handschoenen droeg. Zij schat dat hij een leeftijd van zeventien of achttien jaren en een lengte van één meter zeventig tot één meter tachtig heeft.
De verdachte is in de omgeving van de plaats van het delict staande gehouden door de politie, eerst omstreeks 04.57 uur, op de [straat], en daarna nog eens omstreeks 05.01 uur, op de [adres], waarna hij vervolgens is aangehouden, onder meer op grond van gelijkenis van zijn persoon met het door aangeefster [benadeelde partij 1] aan de politie verstrekte signalement van degene die haar heeft belaagd en zijn aanwezigheid ter plaatse.
Kleding van de verdachte is door de politie in beslag genomen en onderzocht.
Onderzoek door het NFI naar een biologisch contactspoor dat is aangetroffen op de rechterschoen van de verdachte heeft als resultaat opgeleverd dat het DNA-profiel van dit spoor overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 1].
De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Onderzoek door het NFI naar een biologisch contactspoor dat is aangetroffen op de rugzijde van de linkerhandschoen van de verdachte heeft als resultaat opgeleverd dat het DNA-profiel van dit spoor overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 1]. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder 1 aan hem ten laste gelegde.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In het bijzonder is gesteld dat het enkele aantreffen op de schoen en handschoen van de verdachte van een biologisch contactspoor waarvan het DNA-profiel blijkens deskundigenonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 1] onvoldoende bewijs vormt voor de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde, mede nu de mogelijkheid van indirecte overdracht van dat biologische contactspoor niet uitgesloten kan worden.
Het hof overweegt dat aan bovenstaande bevindingen van het DNA-onderzoek op zichzelf een zeer grote bewijskracht toekomt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat foutmarges die kunnen leiden tot vals-positieve uitslagen, zeker in vergelijking met andere bewijsmiddelen zoals getuigenverklaringen, naar algemene ervaringsregels zeer klein plegen te zijn.
Gezien de rapportage van het NFI is boven redelijke twijfel verheven dat het op de schoen en handschoen van de verdachte aangetroffen biologisch contactspoor afkomstig is van [benadeelde partij 1]. Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 1] onder meer tegen haar lip is geschopt door haar belager, maakt aannemelijk dat daarbij het bedoelde biologische contactspoor op de schoen van haar belager terechtgekomen is. Op grond hiervan concludeert het hof dat het betreffende spoor ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde delict op de schoen van de dader terecht gekomen is.
Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 1] onder meer door haar belager is vastgepakt, maakt aannemelijk dat daarbij het bedoelde biologische contactspoor nadien op de handschoen van haar belager terechtgekomen is, op een moment dat een hand van haar belager in contact is gekomen met zijn handschoen. Op grond hiervan concludeert het hof dat het betreffende spoor ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde delict op de handschoen van de dader terecht gekomen is.
Het hof stelt vast dat de verdediging de mogelijkheid van een alternatieve wijze van overdracht van de aangetroffen DNA-sporen heeft geopperd, echter zonder een voldoende concrete reële alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van die sporen op de schoen en handschoen van de verdachte te presenteren of aannemelijk te maken.
De enkele - door de verdediging gestelde - omstandigheid dat de verdachte en [benadeelde partij 1] zich eerder in de bewuste nacht in dezelfde horecagelegenheid hebben bevonden maakt, zonder nadere concretisering, niet aannemelijk dat deze biologische sporen daar en toen op de schoen en handschoen van de verdachte kunnen zijn terechtgekomen, mede nu niet aannemelijk is geworden dat de verdachte en [benadeelde partij 1] zich daar op enig moment in elkaars nabijheid hebben bevonden.
Het hof hecht daarnaast geen geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof, inhoudende dat hij in de buurt van de plaats van het delict aanwezig was omdat hij daar op dat moment zou gaan overnachten bij [getuige 1], dan wel [getuige 2].
Het hof hecht wèl geloof aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die allebei tegenover de politie hebben verklaard niets te weten van de door de verdachte bedoelde logeerpartij. Het hof heeft geen reden om op dit onderdeel aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen en acht de andersluidende lezing over de logeerpartij door de verdachte niet aannemelijk geworden. Daarbij betrekt het hof ook dat de verdachte tegen de politie heeft verklaard niet te weten waar de persoon woonde bij wie hij zou overnachten, maar hem nog zou moeten bellen.
Het hof hecht evenmin geloof aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van het hof, inhoudende dat hij heeft bemerkt dat zijn helm was gestolen toen hij in 's nacht na het verlaten van de door hem bezochte horecagelegenheid bij zijn scooter kwam en dat hij zonder helm op is weggereden op zijn scooter.
Het hof hecht wèl geloof aan de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], die allebei tegenover de politie hebben verklaard dat de verdachte op bedoeld moment is weggereden op zijn scooter met zijn helm op.
Het hof heeft geen reden om op dit onderdeel aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen en acht de andersluidende lezing over de gestolen helm door de verdachte niet aannemelijk geworden.
Dit gegeven is des te meer opmerkelijk, nu de verdachte niet (meer) in het bezit was van zijn helm op de momenten dat hij door de politie werd staande gehouden en aangehouden en de helm van de verdachte op 20 juni 2010 om 09.00 uur is aangetroffen onder een glijbaan in een speeltuintje in de [adres]. Deze locatie bevindt zich tussen de omgeving van de plaats delict en de plaatsen waar de verdachte is staande gehouden en aangehouden.
De locatie van de helm past daarnaast binnen de door [benadeelde partij 1] aangegeven vluchtroute van haar belager. De helm van de verdachte is een zwarte helm, zonder klep en zonder kinstuk en past als zodanig binnen de beschrijving van de helm die door [benadeelde partij 1] is gegeven van de helm van haar belager. Deze omstandigheden acht het hof mede redengevend voor de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Tot slot overweegt het hof dat deze aldaar gevonden helm aan verdachte is getoond, waarbij verdachte de helm herkende als zijn helm.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het door de verdediging gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 onder A, primair en 1, onder B, primair ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair ten laste gelegde (slachtoffer [benadeelde partij 2])
Op 8 juni 2010 heeft de centrale meldkamer van de politie omstreeks 09.25 uur een melding gekregen met betrekking tot een geweldsincident op het [adres]. Ter zake van bedoelde gebeurtenis is op 8 juni 2010 aangifte gedaan door [benadeelde partij 2].
Zij heeft bij de politie verklaard op een tijdstip na 09.08 uur op gewelddadige wijze door een jongeman te zijn aangerand op het [adres], waarbij zij eerst een harde klap tegen haar hoofd heeft gekregen van haar belager, waardoor zij een grote hoofdwond heeft opgelopen die gehecht moest worden. Uit de medische verklaring blijkt dat zij is geraakt op het achterhoofd. Uit het strafdossier blijkt dat zij heeft gebloed uit een hoofdwond.
[benadeelde partij 2] heeft verklaard van achteren bij haar borsten te zijn vastgegrepen door haar belager die geen handschoenen droeg. Zij heeft tevens verklaard te hebben gezien dat haar belager een getinte huidskleur had, dat hij een zwarte helm en een cognackleurig leren jack droeg en op een zwarte scooter reed. Zij schat dat hij een leeftijd van ongeveer vijfentwintig jaren en een lengte van ongeveer één meter vijfenzeventig heeft
Op 8 juni 2010 is door de afdeling forensische opsporing van de politie een onderzoek ter plaatse ingesteld, waarbij in de berm een baksteen is aangetroffen tegenover de plaats waar [benadeelde partij 2] in een rietkraag is gedoken in een poging om haar belager van zich af te schudden. Deze steen is nader onderzocht, aangezien het vermoeden bestond dat [benadeelde partij 2] met deze steen op haar achterhoofd kon zijn geslagen door haar belager.
Onderzoek door het NFI naar twee biologische contactsporen die zijn aangetroffen op deze baksteen heeft als resultaat opgeleverd dat het DNA-profiel van die sporen overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 2]. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Onderzoek door het NFI naar een derde biologisch contactspoor dat is aangetroffen op deze baksteen heeft als resultaat opgeleverd dat een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte. Dit betekent dat de verdachte - of een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man, alsmede een onbekend aantal niet aan de verdachte verwante mannen - niet kan worden uitgesloten als celdonor.
Op 8 juni 2010 is voorts een bebloed T-shirt dat [benadeelde partij 2] droeg toen zij werd belaagd in beslag genomen.
Onderzoek door het NFI naar een bemonstering van dit T-shirt van [benadeelde partij 2] heeft als resultaat opgeleverd dat naast het celmateriaal dat afkomstig is van het slachtoffer tevens een geringe hoeveelheid celmateriaal is aangetroffen van minimaal twee andere personen. Daarbij zijn DNA-kenmerken van het DNA-profiel van de verdachte aangetroffen.
Op grond van berekeningen en bevindingen van het DNA-onderzoek stelt het NFI vast dat de verkregen resultaten voor de bemonstering van het shirt zeer veel waarschijnlijker wanneer die bemonstering celmateriaal bevat van [benadeelde partij 2] en de verdachte, dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van [benadeelde partij 2] en twee onbekende, niet aan de verdachte verwante, personen.
Op 20 juni 2010 is bij een huiszoeking in de woning waar de verdachte woonde op de slaapkamer van de verdachte een cognackleurige jas aangetroffen en in beslag genomen.
De verdachte heeft verklaard dat dit zijn jas is.
Onderzoek door het NFI naar bloedsporen die zijn aangetroffen op deze jas van de verdachte heeft als resultaat opgeleverd dat het DNA-profiel van dit spoor overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 2]. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder 2 aan hem ten laste gelegde.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In het bijzonder is gesteld dat het enkele aantreffen op de jas van de verdachte van celmateriaal van [benadeelde partij 2] onvoldoende bewijs vormt voor de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde, mede nu de mogelijkheid van kruisbestuiving of indirecte overdracht van dat celmateriaal niet uitgesloten kan worden.
Het hof overweegt ook hier dat aan bevindingen van DNA-onderzoek op zichzelf een zeer grote bewijskracht toekomt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat foutmarges die kunnen leiden tot vals-positieve uitslagen, zeker in vergelijking met andere bewijsmiddelen zoals getuigenverklaringen, naar algemene ervaringsregels zeer klein plegen te zijn. Gezien de rapportage van het NFI is boven redelijke twijfel verheven dat het op de jas van de verdachte en de op de plaats van het delict aangetroffen baksteen aangetroffen biologisch contactspoor afkomstig is van [benadeelde partij 2].
Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 2] onder meer met een voorwerp op haar achterhoofd is geslagen door haar belager, maakt aannemelijk dat het bedoelde biologische contactspoor op de baksteen terechtgekomen is.
Dat toegepaste geweld met de baksteen hoeft niet - zoals door de verdediging is gesteld - een bloedspoor, in plaats van een ander biologisch spoor, op de baksteen op te leveren, nu er sprake is geweest van een enkele klap met de baksteen en het slachtoffer eerst door en na die klap is gaan bloeden. Op grond hiervan concludeert het hof dat het betreffende spoor ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde delict op de baksteen terecht gekomen is.
Het hof betrekt hierbij tevens het gegeven dat onderzoek door het NFI naar een derde biologisch contactspoor dat is aangetroffen op deze baksteen als resultaat heeft opgeleverd dat een onvolledig Y-chromosomaal DNA-profiel is verkregen dat matcht met het Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte, hetgeen inhoudt dat de verdachte niet kan worden uitgesloten als celdonor. Op grond hiervan bestaat een aanwijzing dat het betreffende spoor ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde delict op de baksteen terecht gekomen is.
Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 2] onder meer van achteren door haar belager is vastgepakt, maakt daarnaast aannemelijk dat de bedoelde bloedsporen daar en toen op de jas van de dader terechtgekomen zijn. Op grond hiervan concludeert het hof dat de betreffende bloedsporen ten gevolge van het onder 2 ten laste gelegde delict op de jas van de dader terecht gekomen zijn.
Het hof stelt vast dat de verdediging de mogelijkheid van een alternatieve wijze van overdracht van de op de jas van de verdachte aangetroffen bloedsporen heeft geopperd, echter zonder een voldoende concrete reële alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van die bloedsporen op de jas van de verdachte te presenteren of aannemelijk te maken.
Het door de verdediging geschetste scenario, waarbij de jas van de verdachte in aanraking is gekomen met de jas (een kledingstuk) van iemand anders waarop die bloedsporen zich bevonden, is niet aannemelijk geworden. In dat scenario is bijvoorbeeld niet aangegeven op welk tijdstip en/of op welke plek en/of op welke wijze dat contact dan zou hebben plaatsgevonden. Het geschetste scenario is niet meer dan een niet concreet onderbouwde theoretische mogelijkheid. Het hof betrekt in zijn oordeel het tijdstip waarop het feit heeft plaatsgevonden (in de morgen) en de door de deskundige Van der Scheer gegeven toelichting.
Deze toelichting houdt in dat secundaire overdracht van een bloedspoor eerst mogelijk is wanneer dat spoor nog "vers" is, dat wil zeggen nog niet is opgedroogd. Daarbij heeft de deskundige aangegeven dat voor secundaire overdracht van bloed sprake moet zijn van voldoende druk tussen de betreffende kledingstukken om die overdracht tot stand te kunnen brengen. Daaruit leidt het hof af dat bijvoorbeeld het enkele naast elkaar hangen van een bebloed kledingstuk naast de jas van verdachte onvoldoende is voor de secundaire overdracht als hier aan de orde. Voorts heeft de deskundige aangegeven dat een bloedspoor in zeer korte tijd opdroogt en dan geen secundaire overdracht meer kan plaatsvinden.
Nader onderzoek door ing. M.J. van der Scheer, werkzaam bij het NFI, biedt daarnaast geen, dan wel onvoldoende ondersteuning voor de hypothese van de verdediging omtrent bedoelde indirecte overdracht.
Het hof is van oordeel dat het op de jas van de verdachte onder een stikrand aangetroffen bloedspoor is aangetroffen op een zeer a-typische plaats, waardoor aannemelijk is dat dit bloedspoor rechtstreeks is gerelateerd aan het ten laste gelegde delict, te weten het moment waarop de verdachte [benadeelde partij 2] met kracht van achteren heeft vastgepakt. Het ligt immers niet in de rede dat een dergelijk spoor op andere wijze onder de stikrand van de jas van de verdachte zou zijn terechtgekomen. Bovendien heeft verdachte verklaard niet te weten wat hij op 8 juni 2010 in concreto met zijn jas heeft gedaan.
In aanmerking genomen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte [benadeelde partij 2] met een voor doden geschikt wapen als een baksteen hard op een vitaal lichaamsdeel als het hoofd heeft geslagen, was deze handeling van de verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het doden van [benadeelde partij 2] dat het hof uit deze gedraging van de verdachte afleidt dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het [benadeelde partij 2] dodelijk zou verwonden en dus handelde met het opzet op de dood van [benadeelde partij 2].
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het door de verdediging gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 onder A, subsidiair en 2, onder B, primair ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair ten laste gelegde (slachtoffer [benadeelde partij 3])
Op 3 juni 2010 heeft de centrale meldkamer van de politie omstreeks 15.58 uur een melding gekregen met betrekking tot een aanranding van een vrouw op het [adres]. Ter zake van bedoelde aanranding is op 3 en 4 juni 2010 aangifte gedaan door [benadeelde partij 3]. Zij heeft bij de politie verklaard op 3 juni 2010 op een tijdstip tussen 15.45 uur en 16.00 uur op gewelddadige wijze door een jongeman te zijn aangerand op het [adres], waarbij zij onder meer aan haar T-shirt is vastgepakt door haar belager. Zij heeft tevens verklaard te hebben gezien dat haar belager iets voor zijn gezicht droeg, hetgeen volgens haar een zwarte bivakmuts was, dat hij een niet heel donkere huidskleur had, dat hij op een scooter reed en een donkergekleurde pothelm droeg, zonder kinstuk, maar met een kinbandje en dat hij een bruin leren jack en handschoenen droeg.
Zij schat dat hij een lengte van ongeveer één meter vijfenzeventig heeft.
Op 3 juni 2010 is het T-shirt dat [benadeelde partij 3] droeg toen zij werd belaagd in beslag genomen.
Onderzoek door het NFI naar twee bemonsteringen van dit T-shirt heeft als resultaat opgeleverd dat een Y-chromosomaal DNA-mengprofiel is verkregen dat matcht met het
Y-chromosomale DNA-profiel van de verdachte. Dit betekent dat het onderzochte celmateriaal afkomstig kan zijn van de verdachte, of een in de mannelijke lijn aan de verdachte verwante man en minimaal één andere man, alsmede een onbekend aantal niet aan de verdachte verwante mannen.
Kleding van de verdachte is door de politie in beslag genomen en onderzocht.
Onderzoek door het NFI naar een biologisch contactspoor dat is aangetroffen op de palmzijde van de rechterhandschoen van de verdachte, alsmede op de rugzijde van de linkerhandschoen van de verdachte, heeft als resultaat opgeleverd dat DNA-nevenkenmerken zijn aangetroffen en dat het onderzochte celmateriaal afkomstig kan zijn van [benadeelde partij 3].
Ten tijde van zijn aanhouding op 20 juni 2010 was de verdachte in het bezit van een kledingstuk dat door het hof onmiskenbaar wordt beschouwd als een (zwarte) bivakmuts, nu deze muts het gezicht en de hals kan bedekken en daarin twee gaten zijn gemaakt die kunnen dienen als openingen voor de ogen, terwijl onder die openingen ter hoogte van de plek waar de mond zich zou kunnen bevinden ook daadwerkelijk biologische sporen van spuug zijn aangetroffen.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder 3 aan hem ten laste gelegde.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In het bijzonder is gesteld dat de resultaten van het DNA-onderzoek onvoldoende aanwijzingen opleveren om vast te kunnen stellen dat er werkelijk contact is geweest tussen de verdachte en [benadeelde partij 3], mede gelet op de relatief beperkte bewijskracht van een Y-chromosomale match en mede gelet op de mogelijkheid van kruisbestuiving of secundaire overdracht van de op de handschoenen aangetroffen sporen.
Het hof stelt vast dat het Y-chromosomaal onderzoek van de vorengenoemde biologische sporen die zijn aangetroffen op het [benadeelde partij 3] weliswaar een overeenkomst heeft opgeleverd met het profiel van de verdachte, maar dat dit geenszins exclusief de verdachte als donor van dit sporenmateriaal aanwijst en slechts bruikbaar is als aanvullend bewijs. Het hof deelt niet de opvatting van de verdediging dat de resultaten van het Y-chromosomaal onderzoek in het geheel niet als bewijsmiddel kunnen dienen.
Het hof stelt voorts vast dat aanvullend bewijs aanwezig is, in de vorm van het resultaat van onderzoek naar de op de handschoenen van de verdachte aangetroffen sporen. Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 3] onder meer aan haar T-shirt is vastgepakt door haar belager die handschoenen droeg, maakt aannemelijk dat daarbij de bedoelde sporen op de handschoenen van de dader terechtgekomen zijn. Op grond hiervan concludeert het hof dat de betreffende sporen ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde delict op de handschoenen van de dader terecht gekomen zijn.
Het hof stelt vast dat de verdediging de mogelijkheid van een alternatieve wijze van overdracht van de op de handschoenen van de verdachte aangetroffen sporen heeft geopperd, echter zonder een voldoende concrete reële alternatieve verklaring voor de aanwezigheid van die sporen op de handschoenen van de verdachte te presenteren of aannemelijk te maken.
Het moet wel gaan om iets méér dan enkel een theoretische mogelijkheid. Een méér dan enkel theoretische mogelijkheid is echter niet aangevoerd door de verdediging.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het door de verdediging gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven.
Bewijsoverweging met betrekking tot het onder 4, onder A, primair en 4, onder B ten laste gelegde (slachtoffer [benadeelde partij 4])
Op 3 juni 2010 heeft de centrale meldkamer van de politie omstreeks 16.10 uur een melding gekregen met betrekking tot een aanranding van een jong meisje op het [adres]. Ter zake van bedoelde aanranding heeft [benadeelde partij 4] op 3 juni 2010 informatie aan de politie verstrekt, waarna de politie op dezelfde dag een intakegesprek met haar heeft gevoerd en aangifte is gedaan namens haar door haar moeder. Op 9 juni 2010 heeft de politie een studioverhoor afgenomen van [benadeelde partij 4]. Uit het strafdossier blijkt dat zij op 3 juni 2010 kort vóór 16.10 uur op gewelddadige wijze door een jongeman is aangerand op het [adres], waarbij zij onder meer is geslagen en in haar kruis is betast door haar belager, waarbij diens handen niet bedekt waren. Zij heeft tevens verklaard te hebben gezien dat haar belager een donkere bivakmuts droeg en dat hij een bruin leren jack droeg. Zij schat dat hij een lengte van ongeveer één meter zeventig heeft.
Kleding van de verdachte is door de politie in beslag genomen en onderzocht.
Onderzoek door het NFI naar een bemonstering van de palmzijde van de rechterhandschoen van de verdachte heeft als resultaat opgeleverd dat dat het DNA-profiel van dit spoor overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 4]. De berekende frequentie is kleiner dan één op één miljard. Ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon overeenkomt met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Ten tijde van zijn aanhouding op 20 juni 2010 was de verdachte in het bezit van een kledingstuk dat door het hof onmiskenbaar wordt beschouwd als een (zwarte) bivakmuts, nu deze muts het gezicht en de hals kan bedekken en daarin twee gaten zijn gemaakt die kunnen dienen als openingen voor de ogen, terwijl onder die openingen ter hoogte van de plek waar de mond zich zou kunnen bevinden ook daadwerkelijk biologische sporen van spuug zijn aangetroffen.
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder 4 aan hem ten laste gelegde.
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is. In het bijzonder is gesteld dat het enkele aantreffen op handschoen van de verdachte van een biologisch contactspoor waarvan het DNA-profiel blijkens deskundigenonderzoek door het NFI overeenkomt met het DNA-profiel van [benadeelde partij 4] onvoldoende bewijs vormt voor de omstandigheid dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde, mede nu niet is gebleken of de verdachte op 3 juni 2010 zijn handschoenen aan had of in zijn bezit had.
Het hof overweegt ook hier dat aan bevindingen van DNA-onderzoek op zichzelf een zeer grote bewijskracht toekomt. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat foutmarges die kunnen leiden tot vals-positieve uitslagen, zeker in vergelijking met andere bewijsmiddelen zoals getuigenverklaringen, naar algemene ervaringsregels zeer klein plegen te zijn. Gezien de rapportage van het NFI is boven redelijke twijfel verheven dat het op de handschoen van de verdachte aangetroffen biologisch contactspoor afkomstig kan zijn van [benadeelde partij 4]. Het bij de aanranding toegepaste geweld, waarbij [benadeelde partij 4] door de blote handen van haar belager is geslagen en betast, maakt aannemelijk dat daarbij het bedoelde biologische contactspoor nadien op de handschoen van haar belager terechtgekomen is, op een moment dat een hand van haar belager in contact is gekomen met zijn handschoen. Op grond hiervan concludeert het hof dat het betreffende spoor ten gevolge van het onder 4 ten laste gelegde delict op de handschoen van de dader terecht gekomen is.
Op grond van het bovenstaande verwerpt het hof het door de verdediging gevoerde bewijsverweer en acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 onder A, subsidiair en 4, onder B ten laste gelegde, zoals hieronder nader aangegeven.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen dat de verdachte het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair, het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair, het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair en het onder 4, onder A, primair en 4, onder B aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1
A.
hij op 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een handeling die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1], hebbende verdachte met kracht zijn, verdachtes, vinger tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] geduwd/gedrukt en bestaande dat geweld hierin dat verdachte, terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,
- naar die [benadeelde partij 1] is gerend en
- tegen een been van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en
- tegen de fiets van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt, waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam en
- terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en
- achter die [benadeelde partij 1] is gaan zitten en
- die [benadeelde partij 1] bij de benen en de kuiten en de armen heeft vastgepakt en
- een telefoon uit de handen van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en
- die [benadeelde partij 1] bij de haren heeft vastgepakt en vervolgens die [benadeelde partij 1] aan de haren heeft meegesleurd en
- tegen de lip van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en
aldus voor die [benadeelde partij 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
B.
hij op 20 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met kracht, terwijl die [benadeelde partij 1] op een fiets reed,
- tegen een been van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt, waardoor die [benadeelde partij 1] ten val kwam en
- terwijl die [benadeelde partij 1] zich op de grond bevond tegen het lichaam van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt en
- die [benadeelde partij 1] bij de benen en de kuiten en de armen heeft vastgepakt en
- met zijn, verdachtes, vingers tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] heeft geduwd/gedrukt en
- die [benadeelde partij 1] bij de haren heeft vastgepakt en vervolgens die [benadeelde partij 1] aan de haren
heeft meegesleurd en
- tegen de lip van die [benadeelde partij 1] heeft getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
A.
hij op 8 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld [benadeelde partij 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het vastpakken en betasten van en knijpen in de borsten en betasten van de vagina van die [benadeelde partij 2] en bestaande dat geweld uit het plotseling met kracht met een baksteen slaan tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2], waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam en, terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond, trappen en slaan tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2], tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, een hoofdwond en diverse schaafwonden, heeft bekomen;
B.
hij op 8 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet met kracht met een baksteen tegen het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft geslagen, waardoor die [benadeelde partij 2] ten val kwam en, terwijl die [benadeelde partij 2] zich op de grond bevond, tegen het lichaam van die [benadeelde partij 2] heeft getrapt en geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
A.
hij op 3 juni 2010 in de gemeente [gemeente] door geweld [benadeelde partij 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit vastpakken en betasten van en knijpen in een blote borst van die [benadeelde partij 3] en bestaande dat geweld uit het
- plotseling met kracht, terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed, trappen tegen de fiets van die [benadeelde partij 3], waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam, en
- terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond trappen in het gezicht van die [benadeelde partij 3] en
- vastpakken van die [benadeelde partij 3] bij haar T-shirt en vervolgens naar beneden trekken van dat
T-shirt en
- meetrekken van die [benadeelde partij 3] aan dat T-shirt en
- slaan en/of stompen in het gezicht van die [benadeelde partij 3] en/of
- duwen/stoppen van zijn, verdachtes, vingers in ogen van die [benadeelde partij 3] en
- trekken aan de broek die [benadeelde partij 3] aan had,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, een gebroken neus, heeft bekomen;
B.
hij op 3 juni 2010 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde partij 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet,
- met kracht, terwijl die [benadeelde partij 3] op een fiets reed, tegen de fiets van die [benadeelde partij 3] heeft getrapt, waardoor die [benadeelde partij 3] ten val kwam, en
- terwijl die [benadeelde partij 3] zich op de grond bevond in het gezicht van die [benadeelde partij 3] heeft getrapt en
- die [benadeelde partij 3] heeft vastgepakt bij haar T-shirt en vervolgens dat T-shirt naar beneden heeft getrokken en
- die [benadeelde partij 3] heeft meegetrokken aan dat T-shirt en
- in het gezicht van die [benadeelde partij 3] heeft geslagen en/of gestompt en
- zijn, verdachtes, vingers in de ogen van die [benadeelde partij 3] heeft geduwd/gestopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
A.
hij op 3 juni 2010 in de gemeente [gemeente] met [benadeelde partij 4], geboren op [1999], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd, die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 4], hebbende verdachte met kracht, zijn, verdachtes, vinger in de vagina van die [benadeelde partij 4] geprikt;
en
B.
hij op of omstreeks 3 juni 2010 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een
persoon, te weten [benadeelde partij 4], met kracht, terwijl die [benadeelde partij 4] op een fiets reed, in het gezicht heeft gestompt, waardoor die [benadeelde partij 4] ten val kwam, en, terwijl die [benadeelde partij 4] zich op de grond bevond, in het gezicht heeft gestompt en met zijn, verdachtes, vinger in de vagina heeft
geprikt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1, onder A primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
Het onder 1, onder B primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2, onder A subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 2, onder B primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot doodslag.
Het onder 3, onder A subsidiair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Het onder 3, onder B subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 4, onder A primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 4, onder B bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de verdachte is door G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, een psychiatrisch rapport van 3 november 2010 uitgebracht. Dit rapport bevat onder meer als conclusie - zakelijk weergegeven - dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van het syndroom van Asperger. Dit was eveneens het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
Omtrent de verdachte is daarnaast door drs. M. van Heteren, GZ-psycholoog, een psychologisch rapport van 17 november 2010 uitgebracht. Dit rapport bevat onder meer als conclusie - zakelijk weergegeven - dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, in de vorm van het syndroom van Asperger en dat daarnaast sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische trekken.Dit was eveneens het geval ten tijde van het ten laste gelegde.
Van Heteren acht de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof is op grond van de inhoud van de hierboven genoemde gedragsdeskundige rapporten van oordeel dat de hiervoor bewezen verklaarde delicten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat ten opzichte van de verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof de verdachte strafbaar.
Oplegging en motivering van straf en maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten en de omstandigheden waaronder die delicten zijn begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich binnen drie weken schuldig gemaakt aan vier zéér gewelddadige aanrandingen van vrouwen, door eerst fors geweld uit te oefenen, gevolgd door het seksueel benaderen van zijn slachtoffers. De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Daarnaast is dergelijk gewelddadig optreden zeer bedreigend en versterkt het gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2012 door of mede namens de slachtoffers [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen is op treffende wijze gebleken welke impact de door de verdachte gepleegde delicten op hen heeft gehad en gedeeltelijk nog steeds heeft.
Het hof hanteert ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde delict verkrachting een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat de oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf meebrengt.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 mei 2011 dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van enig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts gelet op hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw ter terechtzitting van het hof hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met hetgeen daaromtrent overigens is gebleken uit de zich in het strafdossier bevindende rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht door De Raad voor de Kinderbescherming van 22 juni 2010 en 2 december 2010, door de Jeugdreclassering van
5 juli 2010, 19 juli 2010 en 24 november 2010, door het Bureau Jeugdzorg van 6 december 2010 en door de hierboven genoemde gedragsdeskundigen Broekman en Van Heteren.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in het belang van de verdachte oplegging van een onvoorwaardelijke plaatsing van de verdachte in een inrichting voor jeugdigen.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten is ter zake van de bewezen verklaarde delicten.
Het hof is op grond van het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en speciale preventie, alsmede ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten van oordeel dat, mede gezien het hierboven genoemde door dit hof gehanteerde landelijke oriëntatiepunt voor straftoemeting ter zake van verkrachting, oplegging van een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur noodzakelijk en geboden is.
In het geval dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar zou zijn geweest zou de oplegging van jeugddetentie van de maximale duur van twee jaren aan de orde zijn.
Rekening houdende met de omstandigheid dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, zal het hof een jeugddetentie voor de duur van twintig maanden aan de verdachte opleggen.
Daarnaast is het hof van oordeel dat aan de verdachte tevens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) dient te worden opgelegd. Hierover overweegt het hof het volgende.
Zoals hierboven is vermeld, heeft de gedragsdeskundige Broekman in haar psychiatrisch rapport van 3 november 2010 geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en heeft de gedragsdeskundige Van Heteren in het psychologisch rapport van
17 november 2010 geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling. Daarnaast heeft Van Heteren op basis van een gestandaardiseerd risico taxatie instrument geconcludeerd dat sprake is van een verhoogde recidivekans en dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel als enige mogelijke behandeling wordt gezien.
Zowel Broekman als Van Heteren heeft geconcludeerd dat een behandeling van de verdachte in de justitiële jeugdinrichting Den Hey-Acker te Breda, dan wel een vergelijkbare justitiële instelling waar expertise aanwezig is op het gebied van zedendelinquentie, aangewezen is.
Dit nu de verdachte een gestructureerde behandelomgeving nodig heeft waarin hij wordt geleerd en gestimuleerd tot een meer sociaal aanvaardbare en meer onafhankelijke ontwikkeling, waarin hij leert omgaan met seksuele en agressieve prikkels en er aandacht is voor het leren hanteren van adequate impulsbeheersing.
De plaatsing in Den Hey-Acker is in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte, nu in geval van bewezenverklaring mag worden aangenomen dat er bij de verdachte sprake is van dreigende seksuele scheefgroei bij een zorgelijke fusie van zijn psycho-seksuele met zijn agressieve ontwikkeling, hetgeen op deskundige wijze dient te worden behandeld binnen een therapieprogramma voor zeden, aldus Broekman en Van Heteren.
Het hof is op grond van de inhoud van de hierboven genoemde gedragsdeskundige rapporten van oordeel dat een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen noodzakelijk is.
Het hof acht het gebruik van genoemde gedragsdeskundige rapporten niet in strijd met het bepaalde in artikel 77s, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, nu het inhoudelijke onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 12 april 2011 en het (diverse keren aangehouden) onderzoek ter terechtzitting sindsdien telkens met instemming van alle betrokkenen is hervat in de stand waarin dat onderzoek zich bevond ten tijde van een voorgaande schorsing van het onderzoek ter terechtzitting.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde delicten, de door de gedragsdeskundigen vastgestelde stoornis van de verdachte en het gevaar voor herhaling, zal het hof aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opleggen. Het hof zal hierbij tevens bepalen dat behandeling van de verdachte - gelet op de in Den Hey-Acker aanwezige specifieke expertise op het gebied van zedendelicten - zal plaatsvinden in Den Hey-Acker. Deze verandering van omgeving zal een beroep doen op het aanpassingsvermogen van de verdachte, die heeft aangegeven in geval van oplegging van de PIJ-maatregel een voorkeur voor plaatsing in De Rentray te hebben.
Het belang van verdachte op een zo gunstig mogelijke behandeling vergt bijzondere expertise. Daarom overweegt het hof dat tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel in Den Hey-Acker de voorkeur moet hebben, boven voortzetting van het verblijf van verdachte in De Rentray.
Aan de in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht gestelde criteria voor oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is voldaan, nu de onder bewezen verklaarde strafbare feiten telkens een misdrijf betreffen waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel eist en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in het kader van het door haar gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht. Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
De verdediging heeft aangevoerd dat het strafproces onnodig lang heeft geduurd.
Het hof wenst te benadrukken dat de lange behandelduur van de strafzaak in hoger beroep met name veroorzaakt is door de (soms herhaalde) onderzoekswensen die door de verdediging zijn ingediend.
Daarnaast is bij het uitvoeren van de door het hof gehonoreerde onderzoekswensen door de verdediging op enkele momenten onvoldoende voortvarendheid betracht die in een strafzaak betreffende met name een jeugdige verdachte verwacht mag worden. Het hof heeft de verdediging daarop gewezen en aangespoord tot voortvarendheid en heeft ook overigens moeite gedaan een voortvarende afdoening van de strafzaak mogelijk te maken. Tot slot heeft het hof rekening moeten houden met de belangen van de slachtoffers om ter terechtzitting aanwezig te kunnen zijn.
De omstandigheid dat de verdachte in september 2012 te maken heeft gehad met veel media-aandacht voor zijn strafzaak, heeft de verdachte mede over zichzelf afgeroepen, door zich kortstondig te onttrekken aan zijn begeleide verlof uit De Rentray.
Deze omstandigheden kunnen daarom niet de strafmatigende werking hebben die de verdediging heeft bepleit.
Vorderingen van de benadeelde partijen, algemeen
Het hof stelt vast dat onderstaande vorderingen van de benadeelde partijen - in geval van bewezenverklaring door het hof - door de verdachte, noch door de raadsvrouw zijn betwist.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 3.281,79, waarvan € 3.000,- immateriële schade, alsmede wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
20 juni 2010 toewijzen, nu deze niet is bestreden.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op de beleidslijn van het hof om in geval van oplegging van één of meerdere schadevergoedingsmaatregelen in één strafzaak bij een jeugdige verdachte de vervangende hechtenis te maximeren op tien dagen in totaal, zal het hof bepalen dat de betalingsverplichting aan de Staat in geval van gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door drie dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 2.627,45, waarvan € 2.000,- immateriële schade, alsmede wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2010, toewijzen nu deze niet is bestreden.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op de beleidslijn van het hof om in geval van oplegging van één of meerdere
schadevergoedingsmaatregelen in één strafzaak bij een jeugdige verdachte de vervangende hechtenis te maximeren op tien dagen in totaal, zal het hof bepalen dat de betalingsverplichting aan de Staat in geval van gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door twee dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 3.592,74, waarvan € 2.500,- immateriële schade, alsmede wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010, toewijzen nu deze niet is bestreden.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op de beleidslijn van het hof om in geval van oplegging van één of meerdere schadevergoedingsmaatregelen in één strafzaak bij een jeugdige verdachte de vervangende hechtenis te maximeren op tien dagen in totaal, zal het hof bepalen dat de betalingsverplichting aan de Staat in geval van gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door drie dagen jeugddetentie.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Deze benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, ten bedrage van € 2.094,16, waarvan € 2.000,- immateriële schade, alsmede wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht geheel toegewezen.
Derhalve duurt de voeging ter zake van de gehele vordering tot schadevergoeding in de strafzaak in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft door het onder 4, onder A, primair en 4, onder B bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade geleden, welke schade aan de verdachte kan worden toegerekend. Het hof zal de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010, toewijzen nu deze niet is bestreden.
Gelet hierop dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de hierboven genoemde benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Gelet op de beleidslijn van het hof om in geval van oplegging van één of meerdere schadevergoedingsmaatregelen in één strafzaak bij een jeugdige verdachte de vervangende hechtenis te maximeren op tien dagen in totaal, zal het hof bepalen dat de betalingsverplichting aan de Staat in geval van gebreke van betaling en verhaal wordt vervangen door twee dagen jeugddetentie.
Nu zich in het strafdossier niet een beslaglijst bevindt, zal het hof - conform het met betrekking tot een dergelijke situatie gevoerde en met het ressortsparket afgestemde interne beleid van het hof - geen beslissing nemen met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77v, 77gg, 242, 244, 246, 248, 287, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht, voor zover dat vatbaar is voor hoger beroep, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 2, onder A, primair, het onder 3, onder A, primair en het onder 3, onder B, primair is ten laste gelegd.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair, het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair, het onder
3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair en het onder 4, onder A, primair en 4, onder B aan hem ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair, het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair, het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair en het onder 4, onder A, primair en 4, onder B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen en bepaalt dat de jeugdige wordt geplaatst in Den Hey-Acker te Breda.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 1, onder A, primair en 1, onder B, primair, bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.281,79 (drieduizendtweehonderdéénentachtig euro en negenenzeventig eurocent) bestaande uit EUR 281,79 (tweehonderdéénentachtig euro en negenenzeventig eurocent) materiële schade en EUR 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van EUR 3.281,79 (drieduizendtweehonderdéénentachtig euro en negenenzeventig eurocent) bestaande uit
EUR 281,79 (tweehonderdéénentachtig euro en negenenzeventig eurocent) materiële schade en EUR 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het onder 2, onder A, subsidiair en 2, onder B, primair, bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 2.627,45 (tweeduizendzeshonderdzevenentwintig euro en vijfenveertig eurocent) bestaande uit EUR 627,45 (zeshonderdzevenentwintig euro en vijfenveertig eurocent) materiële schade en EUR 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van EUR 2.627,45 (tweeduizendzeshonderdzevenentwintig euro en vijfenveertig eurocent) bestaande uit EUR 627,45 (zeshonderdzevenentwintig euro en vijfenveertig eurocent) materiële schade en EUR 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 8 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het onder 3, onder A, subsidiair en 3, onder B, subsidiair, bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.592,74 (drieduizendvijfhonderdtweeennegentig euro en vierenzeventig eurocent) bestaande uit EUR 592,74 (vijfhonderdtweeennegentig euro en vierenzeventig eurocent) materiële schade en EUR 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3], een bedrag te betalen van EUR 3.592,74 (drieduizendvijfhonderdtweeennegentig euro en vierenzeventig eurocent) bestaande uit EUR 592,74 (vijfhonderdtweeennegentig euro en vierenzeventig eurocent) materiële schade en EUR 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 (drie) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het onder 4, onder A, primair en 4, onder B bewezen verklaarde tot het bedrag van
EUR 2.094,16 (tweeduizendvierennegentig euro en zestien eurocent) bestaande uit
EUR 94,16 (vierennegentig euro en zestien eurocent) materiële schade en EUR 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4], een bedrag te betalen van EUR 2.094,16 (tweeduizendvierennegentig euro en zestien eurocent) bestaande uit EUR 94,16 (vierennegentig euro en zestien eurocent) materiële schade en EUR 2.000,- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H.J. Deuring, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. T.H. Bosma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,
en op 22 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.