ECLI:NL:GHARN:2012:BY3610

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000515-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met vuurwapen na afspraak met slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank Utrecht was veroordeeld voor moord. De verdachte had op 12 januari 2011 met het slachtoffer afgesproken op een bepaalde locatie, waar hij meerdere keren met een vuurwapen op het slachtoffer heeft geschoten, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het hof bevestigde de eerdere veroordeling van de rechtbank en legde een gevangenisstraf van 15 jaar op. Tijdens de zittingen werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder getuigenverklaringen en forensisch bewijs, zoals DNA-sporen op de hulzen die op de plaats delict waren aangetroffen. Het hof oordeelde dat het bewijs overtuigend was en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan moord met voorbedachte rade. De verdachte had geen aannemelijk alternatief scenario gepresenteerd en zijn verklaring werd als ongeloofwaardig beschouwd. Het hof wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, die schadevergoeding eiste voor het verlies van het slachtoffer. De uitspraak benadrukte de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden, wat leidde tot de beslissing om de straf gelijk te houden aan die van de rechtbank.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000515-12
Uitspraak d.d.: 20 november 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 30 januari 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 juli 2012, 9 oktober 2012 en 6 november 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J.H.L.C.M. Kuijpers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 januari 2011 te [pleegplaats], althans in het arrondissement [arrondissement], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogels in het lichaam en/of het hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 januari 2011 te [pleegplaats], althans in het arrondissement [arrondissement], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte, en/of (één van) zijn mededader(s), opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogels afgevuurd op en/of in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door één of meerdere van die kogels in het lichaam en/of het hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
Op 12 januari 2011 kwam om 01.57 uur een melding binnen bij de meldkamer van de alarmdienst. Getuige [getuige] had vanuit zijn woning aan de [straat] in [pleegplaats] drie a vier schoten gehoord en een paar seconden later nog een knal. [Getuige] zag een auto stilstaan met de passagiersdeur open. Hij zag een man vanaf de passagierskant van de auto weglopen. De auto reed langzaam vooruit tot deze tegen een garagedeur tot stilstand kwam. [Getuige] is naar buiten gegaan en heeft in de auto gekeken waar hij een man zag die gebogen in de richting van de passagiersstoel hing.
De in de auto aangetroffen persoon, genaamd [slachtoffer] bleek te zijn overleden. Bij sectie op het lichaam werden vier kogels aangetroffen. Uit een uitgevoerde tijdsreconstructie valt te herleiden dat [getuige] niet later dan 01.52 uur de knallen heeft gehoord.
In de linkerhand van het slachtoffer werd een telefoon aangetroffen. Uit onderzoek komt naar voren dat kort voor het slachtoffer dood werd aangetroffen bel- en smscontact had plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van het slachtoffer en het telefoonnummer [telefoonnummer]. Uit de sms-gegevens van beide telefoonnummers blijkt dat er een afspraak werd gemaakt bij ‘shi’. Om 01.46 uur heeft [slachtoffer] naar het nummer [telefoonnummer] gesmst: ‘ben er’. De gebruiker van dit nummer reageerde met de tekst: ‘1 sec’. [Slachtoffer] heeft vervolgens nog om 1.48.04 uur en 1.49.37 uur gebeld naar voornoemd telefoonnummer.
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer] bij hem in gebruik is en dat hij enkele uren voor het schietincident het beltegoed nog had opgewaardeerd.
Op de plaats delict worden vier hulzen aangetroffen, twee in de auto van [slachtoffer] en twee buiten de auto. Op één van de in de auto aangetroffen hulzen wordt een onvolledig DNA-profiel aangetroffen, welke overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. De bewijsmiddelen wijzen overtuigend in de richting van verdachte als degene die de schoten heeft gelost. Het hof stelt vast dat verdachte die nacht gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon met het nummer eindigend op [telefoonnummer] en dat hij met die telefoon kort voordat het slachtoffer dood wordt aangetroffen via sms-berichten een afspraak heeft gemaakt met het slachtoffer en zeer kort voordat het slachtoffer is gedood, gebeld is door het slachtoffer. Voor de stelling van verdachte dat iemand anders gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon die nacht wordt door verdachte niets concreets of aannemelijks aangedragen.
Daar komt bij dat DNA dat past bij verdachte is aangetroffen op een van de hulzen die op de plaats van het delict zijn aangetroffen. Het slachtoffer werd bovendien dicht in de buurt van de woning van de moeder van verdachte aangetroffen waar verdachte destijds verbleef. Verdachte verklaarde ter zitting dat hij bij zijn moeder verbleef en de volgende ochtend vroeg is vertrokken. Uit onderzoek naar de telecomgegevens blijkt dat het telefoonnummer van verdachte na het sms- en telefonisch contact met het slachtoffer niet meer is gebruikt.
Verdachte heeft geen alternatief scenario opgeworpen, hij heeft enkel vermoedens uitgesproken dat iemand anders het feit zou hebben kunnen gepleegd. Verdachte heeft niets naar voren gebracht om deze stelling te ondersteunen. Het hof acht onaannemelijk dat iemand anders dan verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht.
Voorbedachten raad
Met de rechtbank acht het hof het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit sms- en telefooncontacten blijkt dat is afgesproken tussen het slachtoffer en verdachte en dat verdachte gewapend naar de plaats delict is gegaan. Voorts zijn bij het forensisch onderzoek geen sporen aangetroffen die wijzen op verzet van het slachtoffer of een handgemeen. Verder bevindt zich tussen het laatste telefonische contact met het slachtoffer en het tijdstip waarop het slachtoffer is neergeschoten nog een aantal minuten. Tegen deze achtergrond en in onderling verband beschouwd gaat het hof er vanuit dat verdachte de tijd heeft gehad zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven, alsmede dat verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord op [slachtoffer].
Het hof ziet geen noodzaak om, zoals voorwaardelijk verzocht door de raadsman, een psychologisch of psychiatrisch onderzoek te laten doen naar de broer van verdachte, [naam], teneinde inzicht in het door de raadsman van verdachte geponeerde ziektebeeld te verkrijgen. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 januari 2011 te [pleegplaats], opzettelijk en met voorbedachte rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels afgevuurd op en in de richting van die [slachtoffer], waardoor die [slachtoffer] door meerdere van die kogels in het lichaam en het hoofd werd getroffen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar.
De rechtbank Utrecht heeft de verdachte, conform de eis van de officier van jusitie, veroordeeld wegens het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep opnieuw gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaar.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord op [slachtoffer].
Verdachte heeft met het slachtoffer afgesproken om naar een bepaalde plek te komen en heeft daar meerdere malen met een vuurwapen op hem geschoten waarna het slachtoffer is overleden.
Aan de nabestaanden van [slachtoffer] (zijn familie, zijn vriendin en zijn dochter) is onnoemelijk veel leed toegebracht. De schriftelijke slachtofferverklaringen hebben nogmaals duidelijk gemaakt hoe zeer het slachtoffer gemist wordt en hoe het leven van degenen die van hem hielden is veranderd. Een feit als het onderhavige schokt de rechtsorde ernstig en brengt gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Moord behoort tot de ernstigste delicten in de Nederlandse strafwetgeving. De aard en ernst van het feit rechtvaardigen naar het oordeel van het hof oplegging van een langdurige gevangenisstraf. Bij de hoogte van de straf heeft het hof onder meer gelet op de straffen die in andere, enigszins vergelijkbare zaken in de laatste jaren zijn opgelegd. Het hof neemt bij de strafoplegging tevens in aanmerking dat verdachte niet eerder is veroordeeld terzake van strafbare feiten. Daarnaast houdt het hof rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde straf een juiste en passende straf is. Aan verdachte zal daarom dezelfde straf worden opgelegd als door de rechtbank werd opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.543,47. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan [benadeelde partij] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- personenauto, merk Mercedes Benz.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 7.543,47 (zevenduizend vijfhonderddrieënveertig euro en zevenenveertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 7.543,47 (zevenduizend vijfhonderddrieënveertig euro en zevenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 73 (drieënzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr G. Oldekamp, voorzitter,
mr M. Otte en mr J.P. Bordes, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 20 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.