ECLI:NL:GHARN:2012:BY3296

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-001736-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzet in een Opiumwetzaak met betrekking tot hennepplantage

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was huurder van een bedrijfspand waarin een hennepplantage was aangetroffen. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk telen en/of aanwezig hebben van hennepplanten. Het hof oordeelde dat het enkele feit dat de verdachte huurder was, niet voldoende was voor bewezenverklaring van het opzettelijk telen of voorhanden hebben van hennepplanten. Wel werd vastgesteld dat de verdachte in verwijtbare mate onzorgvuldig had gehandeld door onvoldoende zicht te houden op de activiteiten in het pand. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde, maar verklaarde het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een vervangende hechtenis van 60 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht, en hield rekening met de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde was begaan.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001736-12
Uitspraak d.d.: 9 november 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1968],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr J.A. Huibers, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2659, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 17 maart 2011 te Amsterdam met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad in een pand gelegen [adres] (een) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 2659, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 01 maart 2010 tot en met 17 maart 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 17 maart 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen [adres]) een hoeveelheid van ongeveer 2659, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is het enkele feit dat verdachte huurder was van het bedrijfspand niet voldoende om bewezen te verklaren dat verdachte opzettelijk (mede) hennepplanten heeft geteeld of aanwezig heeft gehad en evenmin dat hij hieraan medeplichtig is geweest.
Om tot bewezenverklaring van het opzet te kunnen komen moeten er naar het oordeel van het hof meer feiten en/of omstandigheden met betrekking tot de persoon van en/of het handelen van verdachte voorhanden zijn. Hiervoor zou onder meer kunnen dienen een geconstateerde frequente aanwezigheid van verdachte in of in de nabijheid van het betreffende pand. Het bewijs daarvan heeft het hof in het strafdossier echter niet aangetroffen
Overweging met betrekking tot het bewijs van het meer subsidiair tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het meer subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De raadsman heeft betwist dat verdachte als huurder van de loods kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt allereerst dat verdachte bij de politie zelf onder meer heeft verklaard, de loods aan de [adres] te Amsterdam te huren. In dat pand heeft de politie op 17 maart 2011 een hennepkwekerij van aanzienlijke omvang aangetroffen. Verdachte was ook degene die de huur van 5000 euro maandelijks van zijn rekening op die van B.V. [bedrijf] stortte, de gemachtigde van de verhuurder [bedrijf 1]. Dit bedrag ontving hij volgens eigen verklaring maandelijks in contanten van een hem – naar zijn zeggen- (verder) onbekende derde, een zekere [naam], die hij bij de Albert Heijn had ontmoet. Wat daarvan zij, vast staat dat [bedrijf] harerzijds verdachte onder zijn bedrijfsnaam als huurder van het pand aanmerkte. Verdachte heeft zich met het oog op de totstandkoming en de verdere uitvoering van de huurovereenkomst onder de handelsnaam[handelsnaam] laten inschrijven in de registers van de Kamer van Koophandel. Dit alles wijst erop dat verdachte als huurder van de loods valt aan te merken.
Wat er verder ook zij van de terbeschikkingstelling van de loods aan een derde, vaststaat dat verdachte onvoldoende zicht heeft gehouden op wat er zich in het betreffende bedrijfspand afspeelde. Daarvoor was temeer reden omdat verdachte wist dat “er iets niet klopte”. Uit het feit dat getuige [getuige] heeft verklaard te hebben gezien dat er regelmatig twee personen het desbetreffende pand in- en uitgaan, welke personen gebruikmaken van ondermeer een zwarte Ford Focus en verdachte heeft verklaard een Ford Focus tot zijn beschikking te hebben, leidt het hof af dat verdachte regelmatig in het pand is geweest.
Het hof is van oordeel dat verdachte in verwijtbare mate onzorgvuldig heeft gehandeld en in rechtens relevante mate schuld heeft aan het op 17 maart 2011 in Amsterdam aanwezig hebben van een hennepkwekerij.
De raadsman heeft betwist dat het hier om hennepplanten ging, nu daarvan geen monsters zijn onderzocht. Het hof verwerpt dat verweer. Uit het dossier blijkt dat de aangetroffen planten eruit zien als hennep, dat zij naar hennep ruiken en dat de geavanceerde installatie en kweekopstelling in alle opzichten op de kweek van hennepplanten is ingericht.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair:
hij op 17 maart 2011 te Amsterdam aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen [adres]) een hoeveelheid van ongeveer 2659 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op de capaciteit van de aangetroffen hennepkwekerij (van 2659 planten) en acht geslagen op de oriëntatiepunten die binnen de rechtspraak worden gehanteerd. Volgens die oriëntatiepunten straftoemeting is bij het aanwezig hebben van een kwekerij met een capaciteit van 500 tot 1000 planten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 weken passend en geboden.
Hoewel bovengenoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden rechtvaardigen, ziet het hof aanleiding in plaats van dergelijke straf een werkstraf op te leggen.
Het hof heeft daarbij gelet op de omstandigheid dat de politierechter verdachte in eerste aanleg een werkstraf van 40 uur, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, heeft opgelegd en dat de advocaat-generaal in hoger beroep een werkstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, heeft gevorderd. Voorts heeft het hof er rekening mee gehouden dat verdachte, blijkens het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 8 oktober 2012, niet eerder wegens Opiumwetfeiten is veroordeeld.
Gelet op de omvang en professionele opzet van de aangetroffen kwekerij is het hof evenwel van oordeel dat een hogere werkstraf dient te worden opgelegd dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr P.R. Wery, voorzitter,
mr M. van Seventer en mr M. Kuijer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van P. Heinst, griffier,
en op 9 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr M. van Seventer en mr M. Kuijer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.