ECLI:NL:GHARN:2012:BY3209

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.086.702
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op pleidooi in hoger beroep en de uitzonderingen daarop

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem, staat het recht op pleidooi in hoger beroep centraal. De appellant, een besloten vennootschap, had in hoger beroep verzocht om de zaak te mogen bepleiten. Dit verzoek werd aanvankelijk afgewezen door de rolrechter, die oordeelde dat het recht op pleidooi was vervallen omdat de andere partij reeds om arrest had gevraagd. Het hof oordeelt echter dat een verzoek om pleidooi in hoger beroep slechts in zeer uitzonderlijke gevallen mag worden afgewezen. Dit is in lijn met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, waarin is benadrukt dat partijen recht hebben om hun standpunten toe te lichten. Het hof concludeert dat de motivering van de rolrechter niet in overeenstemming is met deze uitgangspunten. Daarom wordt de appellant in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of zij haar zaak alsnog wenst te bepleiten. De curator en andere geïntimeerden krijgen de kans om hierop te reageren. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Het arrest is gewezen op 2 oktober 2012 door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit vijf leden, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.086.702
(zaaknummer rechtbank 446552)
arrest van de pachtkamer van 2 oktober 2012
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[appellante],
gevestigd te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. P.P.A. van Rossum,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1], in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Groen Invest Nederland B.V. en Groen Invest Nederland Grondexploitatiemaatschappij B.V.,
kantoorhoudend te [woonplaats],
2. [geïntimeerde sub 2],
wonend te [woonplaats],
3. [geïntimeerde sub 3],
wonend te [woonplaats],
4. [geïntimeerde sub 4],
wonend te [woonplaats],
5. [geïntimeerde sub 5],
wonend te [woonplaats],
6. [geïntimeerde sub 6],
wonend te [woonplaats],
7. [geïntimeerde sub 7],
wonend te [woonplaats],
8. [geïntimeerde sub 8],
wonend te [woonplaats],
9. [geïntimeerde sub 9],
wonend te [woonplaats],
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[geïntimeerde sub 10],
gevestigd te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat voor geïntimeerde sub 1: mr. B.A.P. Sijben,
advocaat voor geïntimeerden sub 2 tot en met 10: mr. R.G. Holtz.
Appellante wordt hierna [geïntimeerde sub 1] genoemd. Geïntimeerde sub 1 wordt hierna de curator genoemd en geïntimeerden sub 2 tot en met 10 worden [geïntimeerden] genoemd. De curator en [geïntimeerden] gezamenlijk worden ook de curator c.s. genoemd.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 1 juni 2010 en 1 februari 2011 die de pachtkamer van de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Winschoten heeft gewezen tussen [geïntimeerde sub 1] als eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie en (onder andere) de curator c.s. als gedaagden in conventie, eisers in voorwaardelijke reconventie.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure volgt uit:
- de dagvaardingen in hoger beroep d.d. 28 februari en 1 maart 2011;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord van de curator;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerden]
2.2 Uit de rol-/archiefkaart leidt het hof voorts het volgende af. Op de rolzitting van 10 januari 2012 heeft [geïntimeerde sub 1] om pleidooi gevraagd en stukken gefourneerd. Vervolgens is een datum voor pleidooi bepaald. Het op 11 juni 2012 bepaalde pleidooi heeft geen doorgang gevonden omdat de advocaat van [geïntimeerde sub 1] zich had onttrokken. [geïntimeerde sub 1] is in de gelegenheid gesteld om op 26 juni 2012 een nieuwe procesvertegenwoordiger te laten stellen. Van die gelegenheid heeft [geïntimeerde sub 1] op die datum geen gebruik gemaakt, waarop de curator c.s. om arrest hebben gevraagd. De curator c.s. hebben daartoe op 10 juli 2012 stukken gefourneerd. Op diezelfde datum heeft zich voor [geïntimeerde sub 1] een nieuwe procesvertegenwoordiger gesteld en heeft [geïntimeerde sub 1] om pleidooi gevraagd. Dit verzoek om pleidooi is op de rol van 10 juli 2012 afgewezen omdat het recht op pleidooi reeds op 26 juni 2012 zou zijn vervallen nu de curator c.s. op die datum om arrest hebben gevraagd en (daartoe) stukken fourneren. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 Procespartijen hebben er in beginsel recht op om hun standpunten bij pleidooi toe te lichten. Ook een in hoger beroep gedaan verzoek om de zaak te mogen bepleiten mag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen worden afgewezen (vergelijk onder andere recent HR 2 december 2011, LJN BT7596 en HR 27 januari 2012, LJN BU7254). De door de rolrechter gegeven motivering dat het recht op pleidooi is vervallen omdat door de andere partij reeds om arrest was gevraagd en daartoe stukken fourneert, verdraagt zich niet met dit uitgangspunt.
3.2 Het hof ziet hierin aanleiding om [geïntimeerde sub 1] in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of zij (alsnog) haar zaak wenst te doen bepleiten. De curator c.s. zullen daarop mogen reageren. De zaak zal daartoe naar de rol worden verwezen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 16 oktober 2012 voor akte aan de zijde van [geïntimeerde sub 1] zoals bedoeld in r.o. 3.2;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, Th.C.M. Willemse en F.J.P. Lock en de deskundige leden ing. L.L.M. de Lorijn en ir. H.B.M. Duenk en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2012.