Parketnummer: 24-001232-12
Uitspraak d.d.: 23 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 26 januari 2012 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1987],
wonende te [woonplaats], [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr J.B. Pieters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 8 september 2009 (tussen ongeveer 14.30 uur en ongeveer 16.15 uur),
in de gemeente(n) [plaats] en/of de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 1.000, in elk geval van enig geldbedrag, althans van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met openbaring van een geheim hierin bestond(en) dat (zakelijk weergegeven) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), telefonisch contact met die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezocht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben medegedeeld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) foto’s hadden gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 1] aan een privéhuis en dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die foto’s op internet zouden zetten en/of de vrouw van die [slachtoffer 1] in kennis zouden stellen van het feit dat hij een bezoek had gebracht aan dit privéhuis;
2:
hij, in of omstreeks de periode van 8 september 2009, te ongeveer 20.30 uur, tot en met 9 september 2009, te ongeveer 22.05 uur, in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van (een) geheim(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van een geldbedrag van € 2.000, althans enig geldbedrag en/of een overhemd, althans enig goed geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (zakelijk weergegeven):
- nadat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] op 8 september 2009, te ongeveer 14.30 uur had/hadden meegedeeld dat zij foto’s hadden gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 1] aan een privéhuis en/of dat zij die foto’s op internet zouden zetten en/of dat zij de vrouw van die [slachtoffer 1] in kennis zouden stellen van dat bezoek en/of dat hij de foto’s en/of de SD-kaart waarop die foto’s zouden staan van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zou krijgen na betaling van € 1.000, welk bedrag door die [slachtoffer 1] op 8 september 2009 te ongeveer 16.15 uur aan verdachte en/of zijn mededader(s) is afgegeven -
(wederom telefonisch) contact met die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezocht en/of aan die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) per ongeluk de verkeerde SD-kaart had/hadden gegeven en/of dat die [slachtoffer 1] nu de goeie (SD-kaart) kon krijgen en/of dat zij (nu) € 2.000 en/of een overhemd wilden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij, op of omstreeks 2 september 2009, in de gemeente [plaats],in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een of meer
anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van (een)
geheim(en) [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van enig geldbedrag en/of van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 2], althans aan en ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,(zakelijk weergegeven):
(telefonisch) contact met die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezocht en die [slachtoffer 2] heeft/hebben meegedeeld dat er foto’s waren gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 2] aan een privéhuis en/of dat degene die die foto’s had/hadden gemaakt daar geld voor wilde(n) zien, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij, op of omstreeks 9 september 2009, te [plaats], in de gemeente [plaats], een busje pfefferspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6e, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn strafvervolging omdat, kort gezegd, aan de rechter-commissaris bij gelegenheid van de toetsing van de inverzekeringstelling ontlastende informatie is onthouden. De raadsvrouw doelt hierbij op het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, weergegeven op pagina 83 en volgende van het proces-verbaal, dat niet aan de rechter-commissaris bekend was bij de toetsing van de inverzekeringstelling. Hierdoor is volgens de raadsvrouw een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor verdachte te kort is gedaan in zijn recht op een eerlijk proces.
Voor een geslaagd beroep op de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging dient sprake te zijn van een ernstige schending van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijk proces is tekortgedaan. Van een zodanige schending is naar het oordeel van het hof geen sprake. Niet is gebleken of aannemelijk geworden dat het openbaar ministerie aan de rechter-commissaris opzettelijk de door de raadsvrouwe bedoelde informatie heeft onthouden, nog daargelaten of het door de raadsvrouwe bedoelde proces-verbaal op het moment van de toetsing al gereed was. Het hof verwerpt het verweer.
De raadsvrouw heeft daarnaast ter terechtzitting betoogd dat, indien het Openbaar Ministerie wel ontvankelijk wordt verklaard, er jegens verdachte ten tijde van diens aanhouding geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en dat daarom sprake is van een onrechtmatige aanhouding en dat alle vervolgens verkregen bewijs onrechtmatig is verkregen, wat tot bewijsuitsluiting en vrijspraak zou dienen te leiden
Het hof gaat bij de bespreking van dit verweer uit van de volgende feiten.
Op 9 september 2009 reed verdachte met medeverdachte [medeverdachte] in een Volkswagen Passat die zowel achter de woning van aangever [slachtoffer 1] in [woonplaats] als meermalen bij de Praxis in [plaats], de locatie waar het “chantage-geld” overhandigd zou worden, is gezien door de verschillende verbalisanten. De verbalisant die in de auto reed van aangever en het geld zou overhandigen constateerde ook dat de personen in genoemde Passat veel aandacht voor hem hadden.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat gelet op deze feiten en omstandigheden er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en dat de aanhouding rechtmatig is geschied.
Het hof verwerpt het verweer.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder.
Op 7 september 2009 is aangever [slachtoffer 1] naar privéhuis [privéhuis] in [plaats] geweest. Op 8 september 2009 wordt aangever door een hem onbekende man op zijn vaste telefoon gebeld. De onbekende man vraagt aangever of hij de eigenaar is van een blauwe Ford Focus voorzien van het kenteken [kenteken]. De man vertelt hem dat er foto’s zijn gemaakt van het bezoek van aangever aan privéhuis [privéhuis] in [plaats]. De man deelt hem mede dat de foto’s op het internet worden geplaatst en dat de echtgenote van aangever op de hoogte zal worden gebracht. Als aangever € 1.000 betaalt, worden de foto’s niet op het internet geplaatst. De man wil dezelfde dag nog bij de Mc Donalds in [plaats] afspreken om het geld overhandigd te krijgen in ruil voor de foto’s. Aangever zelf stelt voor om op de parkeerplaats van de Aldi in [plaats] af te spreken. Aangever gaat daarop naar de afgesproken plaats. Na een paar minuten te hebben gewacht komt een man op aangever afgelopen, aan wie aangever een rood papieren zakje geeft met daarin het afgesproken bedrag van € 1.000. Aangever krijgt een SD kaartje van 2 GB van het merk Team.
Op 8 september 2009 wordt aangever ’s avonds weer door de dezelfde man gebeld. De man vertelt hem dat hij de verkeerde foto’s aan aangever heeft gegeven. Hij zal de volgende dag weer contact met aangever opnemen. Aangever ziet via de nummerherkenning van zijn telefoon dat de man met het mobiele telefoonnummer 06-[nummer] heeft gebeld.
Op 9 september 2009 wordt aangever weer gebeld, dit keer door een andere man, met de mededeling dat hij de goede kaart kan krijgen maar dat hij nu € 2.000 moet betalen en een overhemd in de maat XXL moet overhandigen. De man vertelt daarbij dat zij ook in de kledingzaak van de broer van aangever zijn geweest. Aangever krijgt te horen dat hij dezelfde avond om 18:30 uur het voornoemde nummer moeten bellen. Ditmaal wordt om 20:45 uur bij de Praxis in [plaats] afgesproken en aangever geeft de man te kennen dat een goede kennis van aangever het geld zal overhandigen. Aangever wordt daarna weer gebeld waarbij de man te kennen geeft het niet te vertrouwen en dat hij denkt dat de kennis een politieman is. Aangever wordt daarna nog een keer om 22:30 uur gebeld maar is te laat met opnemen. Aangever heeft nog teruggebeld maar krijgt dan een voicemail. Aangever voelde zich erg bedreigd vooral omdat er door de mannen over zijn vrouw en kinderen wordt gesproken.
Op de avond van 9 september 2009 hebben twee agenten van de politie [plaats] op het parkeerterrein achter de woning van aangever postgevat en geobserveerd. Tussen 19:00 uur en 21:00 uur zien zij een auto van het merk Volkswagen, type Passat, drie keer langs komen rijden. Zij kunnen van het kenteken de combinatie [kenteken] lezen. Omstreeks 20:37 uur rijdt een niet als zodanig herkenbare politieagent in de auto van aangever [slachtoffer 1] richting de Praxis. Hij wordt tegemoet gereden door een grijze/zilverkleurige Volkswagen Passat. De twee inzittenden kijken daarbij de agent recht in het gezicht waarbij hij het idee krijgt dat de inzittenden van die Passat veel belangstelling voor hem hebben. In de tijd vanaf 20:41 uur tot 21:55 uur heeft diezelfde agent de betreffende Passat vier keer voorbij zien rijden. De auto blijkt te zijn voorzien van het kenteken [kenteken]. De auto wordt daarop gevolgd en even later staande gehouden. De bestuurder en tevens eigenaar van de auto is [medeverdachte].
De bijrijder blijkt later [verdachte] te zijn. Tijdens de fouillering van [verdachte] wordt een busje pepperspray aangetroffen. In de auto zijn prepaid pakketten van mobiele telefoons aangetroffen en een briefje met daarop het adres en telefoonnummer van aangever. Uit sporenonderzoek is gebleken dat de aangetroffen vingerafdruk op dit briefje afkomstig is van [verdachte]. De prepaid pakketten horen bij de telefoonnummers 06-[nummer] en 06-[nummer]. Het eerste nummer is afkomstig van de telefoon waarmee na te noemen aangever [slachtoffer 2] is gebeld. Het nummer waarmee [slachtoffer 1] is gebeld (06-[nummer]), begint eveneens met de cijfers [nummer]. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat aannemelijk is dat de nummers uit dezelfde serie afkomstig zijn. In het geheugen van de telefoon van [verdachte] zijn sms’jes aangetroffen met daarin onder andere het kenteken van de auto van aangever alsmede de naam van de winkel en het telefoonnummer van de broer van aangever. Tijdens een huiszoeking bij [medeverdachte] is een SD adapter van hetzelfde merk als de SD kaart die aangever [slachtoffer 1] heeft ontvangen en een laptop aangetroffen. Op deze laptop is op 7 en 8 september 2009 via Google met een aantal zoektermen, zoals ‘casual mode [plaats]’, ‘[naam]’ en ‘[naam]’ gezocht. De naam van de kledingzaak van de broer van aangever is [naam].
Aangever [slachtoffer 1] heeft tijdens een fotoconfrontatie [verdachte] herkend als de persoon aan wie hij de € 1.000 heeft overhandigd.
Op 2 september 2009 wordt aangever [slachtoffer 2] op zijn vaste telefoon door het mobiele nummer 06-[nummer] gebeld. Hij krijgt vervolgens te horen dat er foto’s zijn gemaakt van zijn bezoek aan privéhuis [privéhuis] in [plaats] en dat hij daar geld voor moet betalen. Aangever belt ’s avonds weer terug waarbij zijn vrouw ook kan meeluisteren. De verbinding wordt verbroken en aangever wordt niet meer teruggebeld. Aangever verklaart dat de man die hem belde goed Nederlands sprak maar wel met een buitenlands accent (Turks, Marokkaans of mogelijk Indisch). De man zei: “Er zijn jongens die hebben foto’s van u gemaakt, van een bezoek aan privéhuis [privéhuis] te [plaats]. Die jongens willen daar geld voor zien.”
Op eerdergenoemde laptop van [medeverdachte] is op 1 september 2009 via Google gezocht op ‘massage [privéhuis] [plaats]’.
Uit de hiervoor weergegeven verklaring van aangever [slachtoffer 2] en het via de nummerherkenning van de telefoon van aangever [slachtoffer 1] bekende mobiele telefoonnummer 06-[nummer], leidt het hof af dat naast [medeverdachte] en [verdachte] een derde persoon bij de uitvoering van de poging om [slachtoffer 2] af te dreigen is betrokken. Die betrokkenheid van een derde kan verklaren waarom de verbalisanten die [verdachte] en [medeverdachte] aanhielden, geen telefoon hebben horen overgaan, toen het - op dat moment als enige bekende - mobiele nummer 06-[nummer] werd gebeld.
Bij de poging tot afdreiging van [slachtoffer 2] is sprake van dezelfde modus operandi, waarbij hetzelfde privéhuis wordt genoemd met mededelingen over gemaakte foto’s, en er wordt gebeld met een mobiel nummer waarvan de gegevens worden aangetroffen in auto van [verdachte].
Het hof acht op basis van voorgaande feiten en omstandigheden bewezen dat [medeverdachte] en verdachte al dan niet met een onbekend gebleven derde persoon de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten hebben begaan.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij, op 8 september 2009 (tussen ongeveer 14.30 uur en ongeveer 16.15 uur),
in de gemeente(n) [plaats] en/of de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van € 1.000, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], welke bedreiging met openbaring van een geheim hierin bestond dat (zakelijk weergegeven) hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), telefonisch contact met die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezocht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft/hebben medegedeeld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) foto’s hadden gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 1] aan een privéhuis en dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), die foto’s op internet zouden zetten en/of de vrouw van die [slachtoffer 1] in kennis zouden stellen van het feit dat hij een bezoek had gebracht aan dit privéhuis;
2:
hij, in de periode van 8 september 2009, te ongeveer 20.30 uur, tot en met 9 september 2009, te ongeveer 22.05 uur, in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van een geldbedrag van € 2.000 en een overhemd, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 1], met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), (zakelijk weergegeven):
- nadat hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] op 8 september 2009, te ongeveer 14.30 uur had/hadden meegedeeld dat zij foto’s hadden gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 1] aan een privéhuis en/of dat zij die foto’s op internet zouden zetten en/of dat zij de vrouw van die [slachtoffer 1] in kennis zouden stellen van dat bezoek en/of dat hij de foto’s en/of de SD-kaart waarop die foto’s zouden staan van hem, verdachte en/of zijn mededader(s) zou krijgen na betaling van € 1.000, welk bedrag door die [slachtoffer 1] op 8 september 2009 te ongeveer 16.15 uur aan verdachte en/of zijn mededader(s) is afgegeven - (wederom telefonisch) contact met die [slachtoffer 1] heeft gezocht en/of aan die [slachtoffer 1] verteld dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) per ongeluk de verkeerde SD-kaart had/hadden gegeven en/of dat die [slachtoffer 1] nu de goeie (SD-kaart) kon krijgen en/of dat zij (nu) € 2.000 en/of een overhemd wilden, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij, op 2 september 2009, in de gemeente [plaats],in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met openbaring van een geheim [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) van enig geldbedrag en/of van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer 2], met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s) (zakelijk weergegeven):
(telefonisch) contact met die [slachtoffer 2] heeft gezocht en die [slachtoffer 2] heeft
meegedeeld dat er foto’s waren gemaakt van het bezoek van die [slachtoffer 2] aan een privéhuis en/of dat degene die die foto’s had/hadden gemaakt daar geld voor wilde(n) zien,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij, op 9 september 2009, in de gemeente [plaats], een busje pfefferspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6e, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van afdreiging.
het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
medeplegen van poging tot afdreiging.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
De tenlastegelegde feiten dateren van 2 september 2009 respectievelijk 8/9 september 2009. Verdachte is op 9 september 2009 aangehouden en vervolgens op 10 september 2009 inverzekering gesteld. Nadat de rechtbank Groningen op 14 december 2009 de officier van justitie niet-ontvankelijk had verklaard, heeft het openbaar ministerie op 17 december 2009 hoger beroep ingesteld. Op 28 april 2010 heeft het gerechtshof te Leeuwarden arrest gewezen en de officier van justitie ontvankelijk verklaard, waarbij het hof de zaak heeft teruggewezen naar de rechtbank Groningen. Tegen dit arrest van het hof is door verdachte cassatie ingesteld. De advocaat-generaal bij de Hoge Raad heeft bij vervroeging geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatie beroep, daarbij onder meer stellend:
“4. Of chicane dan wel onwetendheid ten grondslag ligt aan cassatieberoepen als de onderhavige zullen we wel nooit te weten komen, maar een feit is dat de doorlooptijd van een strafzaak door het instellen van een in de wet uitgesloten cassatieberoep nodeloos toeneemt.”
De Hoge Raad heeft op 7 juni 2011 arrest gewezen waarbij de Hoge Raad verdachte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het cassatieberoep. De rechtbank Groningen heeft vervolgens op 26 januari 2012 vonnis gewezen. Het hof wijst op 23 oktober 2012 arrest. In totaal is met de afdoening van de zaak van verdachte een termijn gemoeid van iets minder dan 3 jaar en 2 maanden. Dat met de afdoening van de zaak in eerste aanleg zo’n 2 jaar en 4 maanden is gemoeid is niet te wijten aan het openbaar ministerie of de rechtbank maar uitsluitend aan het feit dat de raadsman van verdachte heeft gemeend cassatie te moeten instellen waar dat ingevolge de wet niet mogelijk was. Voor enige strafvermindering ziet het hof dan ook geen aanleiding.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens medeplegen van afdreiging, medeplegen van poging tot afdreiging en handelen in strijd met artikel 26 Wet wapens en munitie tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De rechtbank Groningen heeft de verdachte veroordeeld wegens medeplegen van afdreiging, medeplegen van poging tot afdreiging en handelen in strijd met art 26 Wet wapens en munitie tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de feiten 1, 2 en 4 wordt veroordeeld wegens medeplegen van afdreiging, medeplegen van poging tot afdreiging en handelen in strijd met artikel 26 Wet wapens en munitie tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging en tweemaal aan een poging tot afdreiging. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat dit soort lage feiten zonder meer oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt.
Daarbij heeft het hof ook gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 31 augustus 2012 waaruit is gebleken dat verdachte ook nadien weer voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het bezit van het busje pfefferspray is, hoewel strafwaardig, geen reden om een hogere straf op te leggen dan aan de mededader is opgelegd.
Het onder 4 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het zal aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 36b, 36c, 45, 47, 57, 63 en 318 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een busje pfefferspray.
Aldus gewezen door
mr A. van Waarden, voorzitter,
mr H. Abbink en mr R. de Groot, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,
en op 23 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.