ECLI:NL:GHARN:2012:BY2288

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001499-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van supportersgeweld met ernstig letsel door onvoldoende politieonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij een vechtpartij na een voetbalwedstrijd, waarbij een slachtoffer ernstig letsel opliep. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure, maar het hof oordeelde dat deze overschrijding niet leidde tot niet-ontvankelijkheid. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten. Het hof concludeerde dat het politieonderzoek onvoldoende nauwgezet was uitgevoerd, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de mishandeling van het slachtoffer. De verklaringen van getuigen waren onduidelijk en leidden niet tot de gewenste duidelijkheid over de rol van de verdachte. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden, kon de benadeelde partij in haar vordering niet worden ontvangen. Het hof deed opnieuw recht en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 24-001499-08
Uitspraak d.d.: 23 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 3 juni 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1982],
wonende te [woonplaats], [adres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr L.J. Speijdel, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
Ter terechtzitting heeft de raadsman betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging omdat, kort gezegd, er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn binnen welke een strafzaak behoort te worden afgedaan (art. 6 EVRM). De inverzekeringstelling van verdachte was op 22 oktober 2007 en de rechtbank heeft op 4 juni 2008 vonnis gewezen. Verdachte heeft geappelleerd op 6 juni 2008 en de eerste behandeling bij het hof heeft plaatsgevonden op 16 december 2011, waarna nog drie getuigen zijn gehoord. Het hof wijst arrest op 23 oktober 2012.
Het hof is van oordeel dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak berecht moet zijn, in onderhavige zaak is overschreden. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 juni 2008 (NJ 2008, 358) oordeelt het hof echter dat overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Wel kan een (forse) overschrijding aanleiding geven tot vermindering van de eventueel op te leggen straf. Het hof verwerpt het verweer.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Primair:
hij op of omstreeks 7 oktober 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet - die [slachtoffer] op/tegen diens gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of(vervolgens) - die [slachtoffer] (meermalen) op/tegen diens (onder)lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of (vervolgens) - die (bewusteloze en/of weerloos op de straat/grond liggende) [slachtoffer] (meermalen) (met kracht en/of met geschoeide voet(en) op/tegen diens hoofd en/of (elders tegens diens) lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; artikel 287 juncto artikel 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
hij op of omstreeks 7 oktober 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (al dan niet met voorbedachte rade) aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gespleten/gebarsten (boven)lip en/of een verminkte (linker)hand, in elk geval zwaar letsel aan de (linker)hand, voor de geneeskundige behandeling waarvan (meerdere) medische ingrepen en/of (een) operatie(s) noodzakelijk was/waren en/of tengevolge waarvan revalidatie noodzakelijk was), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (al dan niet na kalm beraad en rustig overleg) - op/tegen diens gezicht te slaan en/of stompen en/of (vervolgens) - (meermalen) op/tegen diens (onder)lichaam te trappen en/of te schoppen en/of (vervolgens) - die (bewusteloze en/of weerloos op de straat/grond liggende) [slachtoffer] (meermalen) (met kracht en/of met geschoeide voet(en) op/tegen diens hoofd en/of (elders tegen diens) lichaam te trappen en/of schoppen, artikel 302/303 juncto art. 47 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 7 oktober 2007, te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg(en), [straat] en/of de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg(en) en/of ten aanschouwe van een of meer personen, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer], (althans een persoon), welk geweld bestond uit - het slaan en/of stompen op/tegen het gezicht van die [slachtoffer], althans die persoon en/of (vervolgens) - het (meermalen) schoppen en/of trappen op/tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer], althans die persoon en/of (vervolgens) - het (meermalen) (met kracht en/of met geschoeide voet(en) trappen en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of (elders op/tegen het) lichaam van die (bewusteloze en/of weerloos op/de straat/grond liggende) [slachtoffer], althans die persoon; artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Door en namens de verdachte is bepleit dat verdachte niet op 7 oktober 2007 bij de vechtpartij in [plaats] na afloop van de voetbalwedstrijd Heerenveen-Heracles betrokken is geweest. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Hiertoe is door de verdediging – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van enkele getuigen in strijd zijn met de door hen eerdere afgelegde verklaringen. Ook zou het slachtoffer, gelet op zijn verklaringen, niet hebben kunnen zien dat het verdachte is geweest die hem heeft mishandeld.
Het hof zal verdachte vrijspreken van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat het politie-onderzoek onvoldoende nauwgezet is geweest om te kunnen vaststellen dat verdachte één van de personen is geweest die het slachtoffer ernstig heeft mishandeld of dat hij betrokken is geweest bij het tegen het slachtoffer gepleegde openlijk geweld.
De getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben bij de politie, de rechter-commissaris, de rechtbank en de raadsheer-commissaris een verklaring afgelegd. Deze verklaringen hebben niet tot de gewenste duidelijkheid geleid omtrent de rol van verdachte met betrekking tot de mishandeling. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het onbegrijpelijk en betreurenswaardig is dat de politie de gehoorde getuigen niet direct na het tegen het slachtoffer gepleegde geweld beter heeft bevraagd met betrekking tot hetgeen verdachte zelf gezegd zou hebben over zijn aandeel in de vechtpartij. Nu zijn slechts summiere en onduidelijke verklaringen daaromtrent in het dossier aanwezig. Naast het horen van de voornoemde getuigen is ook de broer van het slachtoffer, [getuige 4], als getuige gehoord. Hij heeft twee medeverdachten wél maar verdachte níet herkend als de persoon die bij de mishandeling van het slachtoffer betrokken was.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.556,06. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr R. de Groot en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,
en op 23 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.