ECLI:NL:GHARN:2012:BY1267
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- A.E. Harteveld
- C.G. Nunnikhoven
- J.H.C. van Ginhoven
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep
Op 24 oktober 2012 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte. Het hof behandelde een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, ingediend door de raadsman van de verdachte. De raadsman voerde aan dat de verdachte in afwachting van de behandeling van het hoger beroep in vrijheid zou moeten worden gesteld, verwijzend naar artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof oordeelde echter dat het voorarrest na de veroordeling in eerste aanleg niet langer op artikel 5 lid 1 sub c EVRM berust, maar op artikel 5 lid 1 sub a EVRM, omdat de verdachte inmiddels door de rechtbank was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Het hof stelde vast dat de veroordeling door een daartoe bevoegde rechter was uitgesproken, en dat de toepasselijkheid van artikel 5 lid 1 sub a niet werd beïnvloed door het feit dat de uitspraak nog niet onherroepelijk was geworden. Het hof verwierp de stelling van de raadsman dat de verdachte recht had op vrijlating in afwachting van het hoger beroep, en concludeerde dat er geen redenen waren om de voorlopige hechtenis te schorsen. De beslissing van het hof was om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.