ECLI:NL:GHARN:2012:BY1267

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-004317-12 -16
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis in hoger beroep

Op 24 oktober 2012 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige hechtenis van een verdachte. Het hof behandelde een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis, ingediend door de raadsman van de verdachte. De raadsman voerde aan dat de verdachte in afwachting van de behandeling van het hoger beroep in vrijheid zou moeten worden gesteld, verwijzend naar artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof oordeelde echter dat het voorarrest na de veroordeling in eerste aanleg niet langer op artikel 5 lid 1 sub c EVRM berust, maar op artikel 5 lid 1 sub a EVRM, omdat de verdachte inmiddels door de rechtbank was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Het hof stelde vast dat de veroordeling door een daartoe bevoegde rechter was uitgesproken, en dat de toepasselijkheid van artikel 5 lid 1 sub a niet werd beïnvloed door het feit dat de uitspraak nog niet onherroepelijk was geworden. Het hof verwierp de stelling van de raadsman dat de verdachte recht had op vrijlating in afwachting van het hoger beroep, en concludeerde dat er geen redenen waren om de voorlopige hechtenis te schorsen. De beslissing van het hof was om het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
pkn: 21-004317-12- 16
Het gerechtshof heeft te beslissen op een verzoek, vervat in een verzoekschrift van
19 oktober 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 19 oktober 2012, namens de verdachte,
[voornaam] [achternaam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonadres],
tot schorsing van het tegen die verdachte rechtens gegeven en nog van kracht zijnde bevel tot voortduren van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in raadkamer van heden de advocaat-generaal en de raadsman van verdachte, mr U. Ural, advocaat te Enschede.
Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
OVERWEGINGEN:
Het hof is na onderzoek gebleken dat geen redenen aanwezig zijn tot enige schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat niet valt in te zien waarom verdachte in afwachting van de behandeling van het hoger beroep in de starfzaak, opnieuw in voorlopige hechtenis zou moeten blijven, zulks gelet op het uitgangspunt van het Europese hof, dat verdachte zijn berechting in vrijheid mag afwachten. Voor zover de raadsman zich daarbij beroept op artikel 5 van het EVRM berust hetgeen door hem is gesteld op een misvatting van die regeling. Aangezien verdachte in eerste aanleg inmiddels door de rechtbank is veroordeeld tot een gevangenisstraf, voor de duur van 18 maanden, berust zijn voortdurende detentie niet langer op de op in artikel 5 lid 1 sub c EVRM genoemde uitzondering op het verbod op vrijheidsontneming, maar inmiddels op de grond genoemd in artikel 5 lid 1 sub a van het EVRM, te weten de veroordeling door een daartoe bevoegde rechter. Dat de betreffende uitspraak van de rechter niet in kracht van gewijsde is gegaan doet aan de toepasselijkheid van genoemd artikel 5 lid 1 sub a niet af (zie onder meer EHRM 27 juni 1968 (Wemhoff)). Op deze grond voor detentie heeft de rechtspraak, waarop de raadsman zich kennelijk bedoelt te baseren geen betrekking. Dat brengt mee dat het beroep van de raadsman op het veronderstelde uitgangspunt van het Europese Hof (voor de rechten van de mens) niet opgaat.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof wijst het verzoek af.
Aldus gegeven op 24 oktober 2012 door mr A.E. Harteveld, voorzitter, mr C.G. Nunnikhoven en mr J.H.C. van Ginhoven, raadsheren, in tegenwoordigheid van Y.E. van Dorst, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.