ECLI:NL:GHARN:2012:BY0795

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000716-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke leidinggeving aan belastingfraude door taxibedrijven met sociale verzekeringswetgeving en belastingwetgeving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Utrecht. De verdachte, die als feitelijke leidinggever bij verschillende taxibedrijven fungeerde, werd beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan de verplichtingen op het gebied van sociale verzekeringswetgeving en belastingwetgeving. Het hof oordeelde dat de verdachte gedurende een lange periode welbewust en stelselmatig de geldende regels overtrad. De tenlastelegging omvatte onder andere het niet correct indienen van belastingaangiften en het niet melden van werknemers bij het UWV, wat resulteerde in aanzienlijke belastingnadeel. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat er geen materiële wederrechtelijkheid bestond en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde door onjuiste gegevens op te geven in de aangiften. De verdachte werd vrijgesproken van enkele specifieke beschuldigingen, maar het hof achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf, waarbij het hof rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor minderjarige kinderen. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000716-07
Uitspraak d.d.: 21 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
4 januari 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1961],
wonende te [woonplaats] (BRD) (Bondsrepubliek Duitsland), [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 19 maart 2009, 27 mei 2009, 19 januari 2010, 18 augustus 2010, 24 november 2010,
1 december 2010, 9 november 2011 en 8 augustus 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr M.G. Doornbos, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Ter terechtzitting van 24 november 2011 heeft het hof de door de advocaat-generaal gevorderde wijziging tenlastelegging ten aanzien van het onder 1, 4 en 5 ten laste gelegde toegewezen. Het hof constateert dat ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde na de woorden “december 2002” de zinsnede “vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.757 euro bedraagt en/of het aangifte tijdvak maart 2003” is weggevallen, terwijl deze zinsnede wel in de oorspronkelijke tenlastelegging is opgenomen. In de achtste regel van de vordering wijziging tenlastelegging zijn alle aangiftetijdvakken opgenomen waaronder ook maart 2003. Dit kwartaal is echter niet uitgeschreven bij de gedachtestreepjes, zoals wel is gebeurd bij de andere aangiftetijdvakken. Uit de omstandigheid dat de raadsman heeft gesteld (pleitnota, pagina 7) geen verweer te voeren ten aanzien van de aangifte in 2003 en dat hij uitsluitend de gedachtestreepjes 1 tot en met 5 zal bespreken, is het hof van oordeel dat de verdediging er ook vanuit is gegaan dat de bedoelde aangifte van maart 2003 wel degelijk tot de verwijten behoort en zich daar naar behoren tegen heeft kunnen verweren. Het hof leest de tenlastelegging verbeterd, zoals hieronder is weergegeven. Verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:
1:
[bedrijf] B.V. en/of [Taxibedrijf 1] B.V. en/of Vennootschap onder firma [Taxibedrijf 2] en/of een of meer andere rechtsperso(o)(en) op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2001 tot 1 februari 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) als werkgeefster in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, (telkens) opzettelijk haar verplichting om, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28december 1987), een (volledige en/of complete) (loon)administratie (als bedoeld in het loonadministratiebesluit voornoemd) te voeren en/of opgave te doen van (al) het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) niet, althans niet juist en/of niet volledig is nagekomen, immers heeft/hebben genoemde rechtsperso(o)n(en) en/of hun/haar mededader(s) voornoemde verplichting om opgave te doen van (al) het door de bij een of meer voornoemde rechtsperso(o)n(en) in dienst zijn werknemer(s), genaamd [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] en/of [benadeelde 10] en/of [benadeelde 11] en/of [benadeelde 12] en/of [benadeelde 13] en/of [benadeelde 14] en/of [benadeelde 15] en/of [benadeelde 16] en/of andere bij een/of meer genoemde rechtspers(o)n(en) in dienst zijnde werknemer(s) genoten loon niet, althans niet juist en/of niet volledig nagekomen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, althans aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven: (bijlage D/7077 en 7078)
2:
[bedrijf] B.V. en/of Vennootschap onder firma [Taxibedrijf 2] en/of een of meer andere rechtsperso(o)(en), op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 1 januari 2002 tot 22 oktober 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) als werkgeefster, als bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, (telkens) opzettelijk geen mededeling hebben/heeft gedaan aan het UWV/GAK, in elk geval aan het (daartoe bevoegde) Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden door (een) verzekerde(n), alsmede de wijziging(en) in de arbeidsverhouding met de verzekerde(n), immers hebben/heeft genoemde werkgeefster(s)/rechtsperso(o)n(en) opzettelijk geen mededeling gedaan van de aanvang van werkzaamheden van [benadeelde 17] en/of [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] en/of [benadeelde 8] en/of [benadeelde 20] en/of [benadeelde 21] en/of [benadeelde 22] en/of [benadeelde 23] en/of [benadeelde 24] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 1] en/of van een of meer andere perso(o)n(en)/werknemer(s), tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven; (bijlage D/7079)
3:
[bedrijf] B.V., verder te noemen 'de B.V.', op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 november 2001 tot en met 1 oktober 2003, althans in het jaar/de jaren 2001 en/of 2002 en/of 2003 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval inNederland, opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de B.V., over de/het aangiftetijdvak(ken) november 2001 en/of december 2001 en/of mei 2002 en/of juni 2002 en/of april 2003 en/of juni 2003 en/of augustus 2003 en/of een of meer andere aangiftetijdvak(ken), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. (telkens) opzettelijk op (een) bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverd(e) aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over - het aangiftetijdvak november 2001 een totaal bedrag aanterug te vragen omzetbelasting groot f 46.043,- opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak december 2001 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot f 23.323,- opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak mei 2002 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot 43.076 euro opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak juni 2002 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot 14.919 euro opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak april 2003 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot 1.790 euro opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak juni 2003 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot 2.588 euro opgegeven en/of
- het aangiftetijdvak augustus 2003 een totaal bedrag aan terug te vragen omzetbelasting groot 3.800 euro opgegeven,
althans over genoemde en/of een of meer (andere) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven (D/2090 t/m 2111)
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan n de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
4 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2001 tot en met 30 juni 2003 te [plaats] en/of elders in Nederland, op een of meer tijdstip(pen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van [bedrijf] B.V., over het/de aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2001 en/of 1e kwartaal 2002 en/of april 2002 en/of augustus 2002 en/of december 2002 en/of maart 2003 en/of een of meer andere aangiftetijdvak(ken), onjuist en/of onvolledig gedaan,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) opzettelijk op (een) bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverd(e) aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 3e kwartaal 2001 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen f 2.862,- bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.076 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak april 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.344 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak augustus 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 294 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak december 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.757 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak maart 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 980 euro bedraagt,
althans over genoemde en/of een of meer (andere) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
(D/2209 t/m 2220)
4 subsidiair:
[bedrijf] B.V., verder te noemen 'de B.V.', op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2001 tot en met 30 juni 2003 te [plaats] en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van de B.V., over het/de aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 2001 en/of 1e kwartaal 2002 en/of april 2002 en/of augustus 2002 en/of december 2002 en/of maart 2003 en/of een of meer andere aangiftetijdvak(ken), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. (telkens) opzettelijk op (een) bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverd(e) aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 3e kwartaal 2001 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen f 2.862,- bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.076 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak april 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.344 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak augustus 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 294 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak december 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.757 euro bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak maart 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 980 euro bedraagt,
althans over genoemde en/of een of meer (andere) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven (D/2209 t/m 2220)
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan n de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
5 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juni 2002 tot en met 8 april 2003 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, op een of meer tijdstip(pen) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van [Taxibedrijf 1] B.V., over het/de aangiftetijdvak(ken) 2e kwartaal 2002 en/of 4e kwartaal 2002 en/of 1e kwartaal 2003 en/of een of meer andere aangiftetijdvak(ken), onjuist en/of onvolledig gedaan,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (telkens) opzettelijk op (een) bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverd(e) aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 2e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen f 1.070,- bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil bedraagt,
althans over genoemd(e) en/of een of meer (andere) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven.
5 subsidiair:
[Taxibedrijf 1] B.V., verder te noemen 'de B.V.', op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juni 2002 tot en met 8 april 2003 te [plaats] en/of [plaats] en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van de B.V., over het/de aangiftetijdvak(ken) 2e kwartaal 2002 en/of 4e kwartaal 2002 en/of 1e kwartaal 2003 en/of een of meer andere aangiftetijdvak(ken), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. (telkens) opzettelijk op (een) bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverd(e) aangiftebiljet(ten) loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 2e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen f 1.070,- bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil bedraagt en/of
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil bedraagt, althans over genoemd(e) en/of een of meer (andere) aangiftetijdvak(ken) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven (D/2229 t/m 2232)
de in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan n de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de tenlastelegging
De voormalige raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van 24 november 2010 als preliminair verweer gevoerd primair dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde nietig dient te worden verklaard, nu sprake is van een obscuur libel. Subsidiair heeft zij partiële nietigheid bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zover betrekking hebbend op de zinsnede “en/of één of meer andere rechtsperso(o)n(en)” en “en/of andere bij een of meer genoemde rechtsperso(o)n(en) in dienst zijnde werknemer(s)”, nu onduidelijk is welke (rechts)personen hiermee bedoeld worden aangezien in het dossier meer rechtspersonen en personen genoemd worden. De raadsman heeft dit standpunt ter terechtzitting van 8 augustus 2012 herhaald.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het primaire verweer dient te worden verworpen, nu de tenlastelegging helder is. Het subsidiaire verweer dient eveneens verworpen te worden nu de ‘andere rechtspersonen’ immers in het dossier terug te vinden zijn, zoals bijvoorbeeld [Taxibedrijf 3] B.V.
Beoordeling door het hof ten aanzien van nietigheid van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof verwerpt het primaire verweer. Het hof is van oordeel dat de inleidende dagvaarding een voldoende duidelijke opgave inhoudt van het strafbare feit dat ten laste is gelegd in de zin van het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Immers staat in de tenlastelegging dat de rechtspersonen als werkgeefster verplicht waren om loonopgave te doen en dat dat met betrekking tot een aantal werknemers niet is gebeurd. Verdachte heeft er ter terechtzitting in hoger beroep ook geen blijk van gegeven dat hij niet begreep waartegen hij zich moest verdedigen.
Het verweer dat het Loonadministratiebesluit van 28 december 1987, waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen ten tijde van het onderzoek in eerste aanleg en ook op dit moment niet meer van kracht is, treft geen doel en kan niet leiden tot nietigheid van de dagvaarding, alleen al omdat het genoemde Loonadministratiebesluit ten tijde van de tenlastegelegde periode wel van kracht was. De omstandigheid dat de wettelijke bepalingen onder de tenlastelegging onjuist zijn aangehaald, kan evenmin leiden tot nietigheid. Dat niet een juist artikel genoemd is op de tenlastelegging, is in dit geval niet relevant. Het hof verwerpt het verweer.
Beoordeling door het hof ten aanzien van de partiële nietigheid ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde (het subsidiaire verweer)
Het hof deelt het standpunt van de raadsvrouw met dien verstande dat uit de tenlastelegging in samenhang bezien met het zeer omvangrijke dossier, waarin behoudens de in de tenlastelegging genoemde (rechts)personen nog veel meer andere (rechts)personen worden genoemd, onvoldoende blijkt welke rechtspersonen en personen precies worden bedoeld. Het hof zal de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde op dit punt partieel nietig verklaren.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Daartoe heeft hij gesteld dat geen belastingnadeel is ondervonden en dat, mede gelet op het Handhavingsarrangement 2004, deze zaak buiten het strafrecht had moeten worden afgedaan. Voorts is gesteld dat een verrekening van BTW heeft plaatsgevonden, waaruit tevens volgt dat geen sprake is geweest van belastingnadeel.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om nader onderzoek te verrichten
naar de belangenafweging die is gemaakt tijdens het tripartite-overleg.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat, voor zover al sprake zou zijn van verrekening, dat alleen feit 3 zou kunnen betreffen, nu die verrekening alleen ziet op omzetbelasting en niet op loonbelasting en premie volksverzekeringen. Echter kan dat feit niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden. Daarnaast volgt uit het proces-verbaal van de SIOD (pagina 51) dat wel degelijk sprake is geweest van belastingnadeel. Het verweer dient te worden verworpen.
Belastingnadeel
Het hof is van oordeel dat in overeenstemming met de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen (hierna: ATV-richtlijn) is gehandeld. De ATV-richtlijn ziet immers op het belastingnadeel dat ten tijde van het doen van aangifte mogelijk is ontstaan en ziet niet op het belastingnadeel dat na gedane correcties en verrekeningen met de Belastingdienst mogelijk niet meer zou bestaan. Het feit dat na het doen van de aangiften eventueel belasting, in casu BTW, is verrekend, is derhalve niet relevant gelet op het hiervoor genoemde toetsingscriterium. Het verweer wordt verworpen.
Handhavingsarrangement 2004
De verdediging heeft onder verwijzing naar de richtlijnen inzake vervolging betoogd, dat het openbaar ministerie, zo begrijpt het hof het verweer, niet tot vervolging had mogen overgaan en niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In dit verband is verwezen naar het Handhavingsarrangement 2004.
Het ware wenselijk geweest dat bij het aanhalen van het Handhavingsarrangement een bronvermelding was gegeven; nu stelt het hof vast dat kennelijk gedoeld wordt op het Handhavings¬arrangement 2004, opgesteld door de deelnemers aan het netwerkoverleg van het Bureau Opsporingsbeleid (BOB), waarin participeren medewerkers van het UWV, de SVB, de AI, de SIOD, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van SZW. Het stuk is niet als richtlijn in de Staatscourant gepubliceerd en zelfs niet te vinden op www.om.nl. Het hof oordeelt, dat er geen sprake is van een op artikel 130 lid 4 Wet RO gebaseerde algemene aanwijzing betreffende de uitoefening van taken en bevoegdheden van het openbaar ministerie, in casu de vervolging, welke zich ertoe leent jegens derden als recht te worden toegepast. Het Handhavingsarrangement 2004 behelst de afspraken, gemaakt door en tussen de hiervoor genoemde deelnemers in dat arrangement. Als niet is gehandeld overeenkomstig het arrangement kan dat dus voor de deelnemers daaraan reden zijn om zich bitter te beklagen bij het openbaar ministerie, maar voor de burger zijn er geen consequenties aan verbonden. Het hof verwerpt het verweer.
Voorwaardelijk verzoek: tripartite-overleg
De noodzaak tot het doen van nader onderzoek naar de belangenafweging in het tripartite-overleg is het hof niet gebleken. Het hof wijst het verzoek af.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 3, 4 primair en subsidiair en 5 primair en subsidiair ten laste gelegde. Voorts heeft hij ontslag van alle rechtsvervolging van het onder 2 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
- verdachte is in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 24 maart 2003 aan te merken als feitelijke leidinggever en niet daarvoor en daarna zoals ten laste is gelegd;
- verdachte heeft niet opzettelijk niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen;
- de in de tenlastegelegde genoemde [benadeelde 11] en [benadeelde 14] waren geen werknemers; het werknemerschap van [benadeelde 7] valt buiten de tenlastegelegde periode en [benadeelde 13] is werkzaam geweest voor [Taxibedrijf 3] BV en aan hem is geen loon uitgekeerd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- verdachte is na 24 maart 2003 niet aan te merken als feitelijke leidinggever;
- verdachte heeft niet opzettelijk niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen;
- de materiële wederrechtelijkheid ontbreekt, nu de wetgever op dit moment dergelijk handelen niet meer is als strafbaar en strafwaardig handelen aanmerkt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- ten aanzien van de aangiften van november 2001, december 2001 en mei 2002 en juni 2002 heeft verdachte niet opzettelijk niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen;
- evenmin is ten aanzien van die aangiften sprake van dubbel terug te vorderen belasting;
- verdachte is niet aan te merken als feitelijke leidinggever voor de aangiften van april 2003, juni 2003 en augustus 2003.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
- verdachte heeft niet opzettelijk niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen;
- verdachte is niet aan te merken als feitelijke leidinggever voor het jaar 2003;
- er is geen sprake van een belastingnadeel.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
- het in de tenlastelegging genoemde bedrag van de aangifte van het tweede kwartaal 2002 is onjuist weergegeven;
- de in de tenlastelegging genoemde nihil aangifte van het vierde kwartaal 2002 is onjuist weergegeven;
- verdachte is voor de aangifte van het eerste kwartaal 2003 niet aan te merken als feitelijke leidinggever;
- verdachte heeft niet opzettelijk niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde handelen ten aanzien van [benadeelde 7] en [benadeelde 11]. Op grond van de nadeelberekening en de verklaring van verdachte dat hij de aangiften heeft ingevuld, ondertekend en opgestuurd naar de Belastingdienst is het onder 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling door het hof
Op 9 juli 2002 heeft binnen het taxiplatform te [plaats] overleg plaatsgevonden tussen de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), de belastingdienst [plaats], de Politie regio [plaats] en het UWV/GAK. Tijdens dit overleg werd door [verbalisant], opsporingsfunctionaris van de IVW, aangegeven dat door nader te noemen [verdachte], al dan niet direct een aantal taxiondernemingen was overgenomen. Door [verbalisant] was tijdens diverse taxicontroles vastgesteld dat veel in de regio [plaats] rijdende taxichauffeurs niet in het bezit bleken te zijn van de vereiste taxipapieren. De chauffeurs gaven dan aan te rijden voor één van de hieronder genoemden ondernemingen waar [verdachte] de leiding over had. Het betrof:
- VOF [Taxibedrijf 2], gevestigd te [plaats];
- [Taxibedrijf 3] B.V. gevestigd te [plaats];
- [bedrijf] B.V. gevestigd te [plaats].
Uit bevragingen bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken is de volgende informatie omtrent [bedrijf] B.V. bekend geworden :
Handelsnaam: [bedrijf] B.V.
Adres: [adres] in [plaats]
Datum einde: 22 oktober 2003
Oude vestigingsadressen: [adres], [plaats] (datum onbekend)
[adres], [plaats] (vanaf 27 maart 2002)
[adres], [plaats] (vanaf 27 maart 2002)
[adres], [plaats] (vanaf 19 augustus 2002)
[adres], [plaats] (vanaf 19 augustus 2002)
[adres], [plaats] (vanaf 8 oktober 2003)
Enig aandeelhouder: [verdachte] (van 31 augustus 2001 tot 4 april 2003)
Gevolmachtigd directeur: [verdachte] (van 31 augustus 2001 tot 24 maart 2003)
Directeur: [getuige 1] (van 31 augustus 2001 tot 1 mei 2003)
Uit bevragingen bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken is de volgende informatie omtrent [Taxibedrijf 1] B.V. bekend geworden :
Handelsnaam: [Taxibedrijf 1] B.V.
Adres: [adres] in [plaats]
Enig aandeelhouder: [bedrijf] B.V. (vanaf 11 maart 2002)
Directeur: [getuige 1] (van 1 april 1992 tot 1 maart 2002)
[bedrijf] B.V. (vanaf 1 maart 2002)
Uit bevragingen bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken is de volgende informatie omtrent VOF [Taxibedrijf 2] bekend geworden:
Handelsnaam: [Taxibedrijf 2]
Adres: [adres] in [plaats]
Oud vestigingsadres: [adres], [plaats]
Vennoten: [getuige 1] (vanaf 1 december 1999 tot 1 mei 2003)
[verdachte] (vanaf 1 december 1999 tot 24 maart 2003)
[bedrijf] B.V. (vanaf 24 maart 2003 tot 1 juli 2003)
Samenvattend kan het volgende gesteld worden:
- Verdachte is van 31 augustus 2001 tot 4 april 2003 enig aandeelhouder binnen [bedrijf] B.V.;
- Verdachte is van 31 augustus 2001 tot 24 maart 2003 gevolmachtigde/directeur van [bedrijf] B.V.;
- [getuige 1] is vanaf 31 augustus 2001 directeur van [bedrijf] B.V. Hij is per 1 mei 2003 uitgetreden als directeur en per 27 augustus 2003 als grootaandeelhouder;
- Deze laatste onderneming is bij rechterlijke uitspraak op 22 oktober 2003 in staat van faillissement verklaard ;
- [bedrijf] B.V. is vanaf 1 maart 2002 directeur en vanaf 11 maart 2002 enig aandeelhouder van [Taxibedrijf 1] B.V.;
- [getuige 1] is tot 1 maart 2002 directeur van [Taxibedrijf 1] B.V.;
- Verdachte is van 1 december 1999 tot 24 maart 2003 samen met [getuige 1] vennoot in VOF [Taxibedrijf 2]. [getuige 1] is nog tot 1 mei 2003 vennoot geweest.
- Op 24 maart 2003 is [bedrijf] B.V. als vennoot van VOF [Taxibedrijf 2] toegetreden tot 1 juli 2003.
- In de ten laste gelegde periode zijn [bedrijf] B.V., [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] gevestigd in [plaats] en [plaats]. [bedrijf] B.V. is ook gevestigd in [plaats].
Het hof merkt op dat voor zover hierna over [Taxibedrijf 4] of over [Taxibedrijf 4] wordt gesproken, het hof begrijpt dat het [bedrijf] B.V. betreft, zoals dit reeds ter terechtzitting van 8 augustus 2012 aan de orde is geweest.
Beoordeling van het hof: feitelijke leidinggever
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat op papier, bij de inschrijving van de kamer van koophandel hij en verdachte evenveel bevoegdheden en verantwoordelijkheden hadden bij [Taxibedrijf 4], echter bleek in de praktijk dat [verdachte] alle beslissingen zelfstandig nam en dat die de touwtjes in handen had. [verdachte] regelde alles. [getuige 1] had totaal geen zeggenschap. [verdachte] was alleenheerser binnen [Taxibedrijf 4].
Ten aanzien van VOF [Taxibedrijf 2] heeft [getuige 1] verklaard dat hij samen met [verdachte] vennoot was, maar dat hij zich nauwelijks bemoeide met deze vennootschap. [verdachte] had in deze VOF de eindverantwoording. Het was gelijk aan [Taxibedrijf 4]. [verdachte] had de uiteindelijke verantwoording binnen alle bedrijven.
Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat het ging om de volledige administratie, derhalve zou [verdachte] ook de aanmeldingen bij de GAK en ziekenfonds moeten verzorgen alsmede de diverse aangiften bij de belastingdienst.
Getuige [getuige 2] heeft ter terechtzitting van 24 november 2010 bij dit hof verklaard dat hij uitvoerde wat verdachte hem opdroeg. Hij volgde zijn aanwijzingen zo goed mogelijk op. De verdachte zei: “Ik ben hier de baas”. [getuige 2] had geen ruimte om naar eigen inzicht te handelen en verdachte controleerde [getuige 2]s’ werk. Verdachte maakte de dienst uit bij [Taxibedrijf 1] B.V.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [verdachte] alle beslissingen nam binnen het bedrijf en zover [getuige 3] weet was verdachte directeur/eigenaar van de onderneming. [getuige 3] had met [verdachte] afgesproken dat [getuige 3] geheel geen verantwoording zou hebben voor de administratie en de verwerking daarvan. [verdachte] zelf hield dat volledig in eigen hand, dat was duidelijk afgesproken tussen beiden. Ook wat betreft de dagelijkse leiding had [getuige 3] geen enkele beslissingsbevoegdheid. Alle beslissingen werden genomen door [verdachte] en door niemand anders. [verdachte] wilde overal van op de hoogte blijven en hij nam altijd zelf de eindbeslissingen en de verantwoording. Alle werkzaamheden die [getuige 3] voor of namens de onderneming heeft gedaan, deed hij op verzoek van [verdachte] of in diens opdracht.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op 8 augustus 2000 bij [Taxibedrijf 3] is gaan werken, welk bedrijf op 1 januari 2002 is overgenomen door [verdachte] en dat [verdachte] later [Taxibedrijf 1] B.V. had opgekocht, waaronder hij [Taxibedrijf 3] had gebracht. Toen [getuige 4] op kantoor ging werken bij [Taxibedrijf 1] B.V. kreeg hij werkopdrachten van verdachte en beslissingen werden door verdachte genomen. Op het financiële gebied nam verdachte altijd de beslissing zelfstandig. De bedrijven [Taxibedrijf 3], [Taxibedrijf 4], [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] zijn qua naam wel verschillend, maar in de praktijk was het één groot bedrijf. Verdachte was directeur van al deze bedrijven en er werd gewerkt onder de paraplu van [bedrijf] B.V. Er werd gewerkt vanuit één pand met één directeur.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat verdachte de feitelijke leiding binnen [bedrijf] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] had. [Taxibedrijf 4] en [verdachte] zijn één.
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij vanaf 2002 met [verdachte] in contact is gekomen en dat hij bij [Taxibedrijf 1] B.V. is gaan werken. De B.V. stond onder [bedrijf] B.V. De algemeen directeur binnen [bedrijf] B.V. was verdachte. Verdachte was dus de algemeen directeur van de taxibedrijven. [getuige 6] legde volledige verantwoording af tegenover verdachte; verder tegenover niemand. [getuige 1] had een soortgelijke functie. Zowel [getuige 1] als [getuige 6] stond direct onder verdachte. [verdachte] was eindverantwoordelijke voor het personeelsbeleid.
Getuige [getuige 7] heeft verklaard dat hij 100% van de aandelen [Taxibedrijf 4] in handen zou krijgen, maar dat dat nooit is gebeurd. Hij stond (naderhand) wel als enig directeur in het handelsregister ingeschreven. [verdachte] was inderdaad de eindverantwoordelijke; [getuige 7] had nagenoeg niets te vertellen.
Getuige [benadeelde 2] heeft verklaard dat [verdachte] zijn werkgever was. Ook toen [getuige 7] kwam, had verdachte het nog steeds voor het zeggen.
Beoordeling hof
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het hof dat [bedrijf] B.V.,
[Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] nauw met elkaar verbonden zijn en dat verdachte is aan te merken als feitelijke leidinggever van alle drie de rechtspersonen.
Verdachte heeft gesteld dat hij vanaf 31 augustus 2001 tot en met 24 maart 2003 feitelijke leidinggever was bij [bedrijf] B.V., [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2].
Het standpunt van verdachte dat hij niet aan te merken is als feitelijke leidinggever na 24 maart 2003, gaat naar het oordeel van het hof niet op. Immers blijkt uit de genoemde getuigenverklaringen, van onder andere [getuige 7] en [benadeelde 2] zoals hiervoor zijn weergegeven, dat verdachte ook na 24 maart 2003 feitelijk nog steeds [bedrijf] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] bestuurde. Verdachte nam alle beslissingen bij de ondernemingen. Ook al was de formele leiding handen van een ander persoon, dan was het alsnog verdachte die de beslissingen nam. Voorts blijkt dat verdachte na 24 maart 2003 nog handelingen heeft verricht voor [bedrijf] B.V. Er bevinden zich in het dossier (persoonsdossier [getuige 3]) documenten afkomstig van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, waaruit blijkt dat verdachte op 18 augustus 2003 heeft aangegeven dat de bedrijfsactiviteiten per 10 juli 2003 zijn beëindigd. Nu [bedrijf] B.V. vanaf 1 maart 2002 directeur en vanaf 11 maart 2002 enig aandeelhouder is van [Taxibedrijf 1] B.V., gaat voorgaande stelling ook op ten aanzien van [Taxibedrijf 1] B.V. Het hof verwerpt het verweer.
Het hof volgt het standpunt van verdachte voor zover het feitelijke leiding geven betreft vóór 31 augustus 2001 en acht dit niet bewezen. Het hof zal hem dan ook daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde: vrijspraak
Op grond van de gegevens in het voorhanden zijnde dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het hof van oordeel dat er aanwijzingen zijn dat verdachte inzake de aftrekposten onjuist heeft gehandeld, maar heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat verdachte opzettelijk onjuist heeft gehandeld. Het hof spreekt verdachte vrij ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van [bedrijf] B.V., [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de meeste lonen werden uitbetaald per bank of giro. De loonbetalingen werden altijd door [verdachte] verzorgd. In principe kregen de chauffeurs iedere maand een loonstrook. Zover hij weet kreeg geen van de chauffeurs naast het loon een vergoeding. Op de loonstroken stonden echter wel vergoedingen vermeld. Dit deed [verdachte] om daar voordeel van te hebben, fiscaal gezien.
[verdachte] regelde alles. Hij regelde en verzorgde de personeelsadministratie, de loonadministratie en de financiële administratie van [bedrijf] B.V. [getuige 1] had daar geen bemoeienis mee en verdachte liet dat ook niet toe. Ten aanzien van VOF [Taxibedrijf 2] heeft [getuige 1] verklaard dat hij samen met [verdachte] vennoot was, maar dat hij zich nauwelijks bemoeide met deze vennootschap. [verdachte] had in deze VOF de eindverantwoording. [getuige 1] wist dat sommige chauffeurs op het ene moment loondienstchauffeur waren en het volgende moment als pachter (vennoot) reden. Dat regelde [verdachte] allemaal.
[verdachte] regelde de arbeidsovereenkomsten en loonafspraken. Zodra een chauffeur ging rijden en dat door [verdachte] was goedgekeurd, handelde [verdachte] dat administratief af.
[verdachte] had de uiteindelijke verantwoording binnen alle bedrijven. Hij nam alle beslissingen binnen [Taxibedrijf 4]. Zelfs de chauffeurs wisten op een gegeven moment niet meer bij welk bedrijf zij werkzaam waren.
Het hof heeft in dit kader vastgesteld dat bijvoorbeeld de hierna te noemen chauffeur [benadeelde 2] verklaarde dat hij reed voor [Taxibedrijf 4], terwijl hij volgens het dossier in dienst zou zijn geweest bij [Taxibedrijf 1] B.V.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte de werkopdrachten in de onderneming gaf en dat verdachte toezicht hield op de door [getuige 2] uitgevoerde werkzaamheden. Verdachte zorgde voor de loonadministratie en belastingaangiften van de taxiondernemingen. [getuige 2] heeft nooit belastingaangiften ondertekend voor de taxiondernemingen. Dat deed verdachte zelf. Verdachte verzorgde de loonuitbetalingen. Hij betaalde hoofdzakelijk per bank. Niemand anders heeft loonbetalingen verricht.
Getuige [getuige 9] heeft verklaard dat zij op 24 januari 2002 bij haar werkgever VOF [Taxibedrijf 2] is begonnen en het vaste salaris kreeg zij per bank uitbetaald. Op haar salarisstroken stonden ook maaltijdvergoedingen en gesprekskosten telefoon vermeld. Ze heeft dat nooit begrepen. Daar waren geen afspraken over gemaakt. Zij weet niet beter dan dat [verdachte] eigenaar is van de onderneming VOF [Taxibedrijf 2].
Getuige [getuige 10] heeft verklaard dat hij vanaf 1 september 2001 in dienst was van [Taxibedrijf 4] en dat hij is aangenomen door [verdachte]. Hij heeft van 1 september 2001 tot 17/18 november 2001 bij [bedrijf] B.V. gewerkt. [getuige 10] heeft drie loonstroken gekregen, waarbij het netto overgemaakte bedrag klopte. Op de loonstroken stonden echter posten als telefoonkosten, maaltijdvergoedingen, waar hij niets vanaf wist. Daar waren geen afspraken over gemaakt. Verdachte leidde de onderneming en hij gaf leiding aan de administratieve werkzaamheden.
Getuige [benadeelde 3] heeft verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht bij [bedrijf] B.V.. Toen het bedrijf per 1 september 2001 werd overgenomen, is hij begonnen bij [Taxibedrijf 4] met als eigenaar [verdachte]. Hij heeft daar gereden tot de maand mei 2003. Hij heeft altijd loon via de bank uitbetaald gekregen. Hij heeft met [verdachte] nooit afspraken gemaakt over vergoedingen. Hij zag wel op zijn salarisstrook staan maaltijdvergoeding en telefoonvergoeding, echter kreeg hij gewoon het bedrag van € 1.036 uitbetaald. Er stonden wel vergoedingen op de loonstrook vermeld, maar daar had hij dus geen afspraken over gemaakt. Als hem de loonstroken van de maanden september 2001, januari, maart en augustus 2002 worden getoond, geeft [benadeelde 3] te kennen dat de totalen niet kloppen. Ook de dagen en uren kloppen niet omdat hij minder uren werkte dan vermeld stond.
Getuige [benadeelde 4] heeft verklaard dat hij werkzaamheden heeft verricht bij [bedrijf] B.V. en dat hij vanaf 1 september 2001 tot de maand juni 2003 voor [verdachte] heeft gereden. Zijn loon is iedere maand via de bank uitbetaald. [benadeelde 4] heeft niet iedere maand een loonstrook ontvangen, maar hij wist wel dat het netto salaris klopte. De uren en dagen en andere gegevens klopten niet. Zo kreeg hij geen maaltijdvergoedingen en telefoonvergoeding, terwijl dat wel vermeld stond op de loonstrook. Naast zijn salaris heeft hij geen vergoedingen gehad.
Getuige [benadeelde 6] heeft verklaard dat hij eerst in dienst was van [Taxibedrijf 3] en dat later een arbeidscontract is opgesteld bij [Taxibedrijf 1] B.V. [benadeelde 6] is tot 30 april 2003 in dienst geweest bij [verdachte]. De gegevens op de loonstrook klopten absoluut niet. De dagen en de uren klopten niet en het nettoloon was in orde. Op de loonstroken stond vermeld dat hij maaltijdvergoedingen en telefoonvergoedingen kreeg, maar die heeft hij nooit gehad. Verdachte heeft tegen [benadeelde 6] gezegd dat dat op de loonstrook stond in verband met de belastingen.
Getuige [benadeelde 8] heeft verklaard dat hij vanaf juli 2002 bij [Taxibedrijf 4] is gaan werken tot en met februari 2003, zonder dat hij daar een arbeidsovereenkomst had.
Getuige [benadeelde 9] heeft verklaard dat hij in juni 2002 bij [Taxibedrijf 4] is begonnen tot de maand april of mei 2003. Hij heeft doorgereden totdat de auto’s in beslag werden genomen.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat chauffeurs regelmatig tussen de verschillende bedrijven, [Taxibedrijf 4], [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] zijn gewisseld zonder dat zij daar zelf vanaf wisten.
Aan verdachte zijn een brief van 4 april 2002 met nummer [nummer] met jaarloonopgave 2001 (03-04-2002) en fax-lograpport getoond. Verdachte heeft verklaard dat dat een opgave door hem is van de jaarloonopgave [bedrijf] B.V.
A) [bedrijf] B.V.
Uit het dossier volgt dat de volgende werknemers in dienst zijn geweest bij [bedrijf] B.V.:
In dienst
[benadeelde 2] 01-02-2002
[benadeelde 5] 03-02-2002
[benadeelde 12] 01-11-2002
[benadeelde 16] 01-03-2002
[benadeelde 15] 18-05-1998
[benadeelde 3] 02-06-1998
[benadeelde 4] 16-01-1999
In de in beslag genomen administratie van [bedrijf] B.V. hebben verbalisanten een verzamelloonstaat over de periode 1 september 2001 tot en met 31 december 2001 aangetroffen. De verzamelloonstaat is voorzien van nummer [nummer]. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat op deze verzamelloonstaat 35 werknemers met totaal SV loon van 261.824,95 gulden en 2178,75 loondagen vermeld stonden.
De jaarrekeningen van [bedrijf] B.V. van 2001, 2002 en 2003 zijn niet ter beschikking gesteld.
2001
Nadat deze verzamelloonstaat aan verdachte is getoond heeft hij verklaard dat in de praktijk waarschijnlijk te veel loondagen zijn verantwoord aan het UWV en dat de verzamelloonstaat nooit gecontroleerd is aan de hand van de werkelijk gewerkte dagen. Er heeft nooit een correctie plaatsgevonden richting UWV en belastingdienst dat er een afwijking was tussen werkelijke gewerkte dagen en de dagen die op de verzamelloonstaat vermeld staan. Als verdachte de verzamelloonstaat van [bedrijf] B.V. met nummer [nummer], over de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 wordt getoond, verklaart hij dat het weer de theoretische loondagen en niet de werkelijke loondagen betreft.
In het systeem Dans van UWV hebben verbalisanten gezien dat de jaarloonopgave 2001 met een totaal bedrag aan bruto SV van 549.988 gulden en 32 werknemers vermeld staan. Op deze jaarloonopgave stond het aansluitnummer [nummer] vermeld, hetgeen het aansluitnummer van [bedrijf] B.V. is.
Deze jaarloonopgave kwam zowel betreft het aantal werknemers als mede het bruto SV-loon niet overeen met de verzamelloonstaat die zich in de inbeslaggenomen administratie bevond.
2002
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de werknemers vermeld op de jaarloonopgave (verzamelloonstaat) 2002 vergeleken met het overzicht van [nummer] en de ingevoerde gegevens op de excel-bestanden per werknemer. [verbalisant 2] zag dat in de meeste gevallen de op de excel-bestanden vermelde netto ontvangen bedragen (lonen, provisie en vergoedingen) hoger waren dan de bruto SV-lonen op de jaarloonopgave en de loondagen op de excel-bestanden hoger waren dan vermeld op de jaarloonopgave (verzamelloonstaat) 2002.
Door [bedrijf] B.V. is in 2002 in totaal € 48.052 aan loonheffing bij vraag 2a aangegeven. Volgens de door verdachte ter beschikking gestelde verzamelloonstaat en het digitaal aangeleverde verzamelloonstaat [nummer] is het bedrag aan loonheffing € 48.816. er is een verschil van € 764 tussen de aangeleverde verzamelloonstaten en de ingediende aangiften loonbelasting over 2002. Op de verzamelloonstaat [nummer] staan vermoedelijk niet alle werknemers vermeld.
2003
Door of namens [bedrijf] B.V. zijn over het jaar 2003 geen jaarloonopgaven ingediend, terwijl uit de hiervoor genoemde getuigenverklaringen blijkt dat er wel werknemers in dienst zijn geweest. Er had derhalve opgave gedaan moeten worden van het genoten loon bij het UWV/GAK.
Verdachte heeft een brief, gedateerd 4 april 2002, aan het Gak Nederland B.V. gestuurd met als bijlage de opgave van lonen van [bedrijf] B.V. van 2001. Hij verzoekt hiervan kennis te nemen, behoudens nog kleine correcties welke nog nagezonden kunnen worden. Nagezonden correcties zijn niet nagezonden. Uit de bijlage jaaropgave Gak 2001 (03-04-2002) volgt dat in totaal voor veertig werknemers aangifte is gedaan, waaronder [benadeelde 4], [benadeelde 3] en [benadeelde 15].
Uit het rapport looncontrole van het UWV van 11 juni 2004 volgt het volgende. De loonspecificaties tot en met augustus 2001 zijn verwerkt door Accountantskantoor Stout in opdracht van de vorige aandeelhouder van [bedrijf] B.V. Nadat de aandelen van deze B.V. zijn overgenomen door verdachte heeft Stout niet langer de loonadministratie verwerkt. De loonbestanddelen van voor 1 september 2001 zijn vergeleken met die van na 1 september 2001. Daarbij zijn de volgende zaken opgevallen:
- brutoloon wordt na 1 september 2001 in beperkte mate verhoogd;
- met ingang van 1 september 2001 vindt inhouding van spaarloon plaats;
- met ingang van 1 september 2001 vindt inhouding van premiespaarregeling plaats;
- met ingang van 1 september 2001 wordt een maaltijdvergoeding verstrekt;
- met ingang van 1 september 2001 wordt een telefoonkostenvergoeding (gesprekskosten) verstrekt.
In de administratie die voor inzage beschikbaar was, is geen spaarloonreglement en/of een reglement van een premiespaarregeling aangetroffen. Er zijn geen geblokkeerde rekeningen ten name van de werknemers bekend.
Bij de berekening van het nadeel is uitgegaan van een minimale positie. Op basis van de door het UWV opgemaakte staten zijn de volgende premielonen berekend van [bedrijf] B.V. :
Premieloon Na te vorderen / totale verschuldiging
2001 NFL 786.722 NFL 21.926/ € 9.949
2002 € 494.806 € 27.425
2003 € 177.376 € 30.063 +
Totale benadeling:: € 67.437
B) [Taxibedrijf 1] B.V.
Vanaf het jaar 2000 zijn geen dienstverbanden bij de uitvoeringsinstelling aangemeld, noch zijn er loonopgaven ingediend en premies werkgeversverzekeringen afgedragen.
In de arbeidsovereenkomsten is niets geregeld met betrekking tot kostenvergoedingen. Uit de geraadpleegde personeelsdossiers zijn geen afspraken over kostenvergoedingen met de werknemers aangetroffen. Ondanks het feit dat op de aanwezige loonspecificaties melding wordt gemaakt van onbelaste vergoedingen is het standpunt ingenomen dat met de werknemers geen kostenvergoeding overeen is gekomen en derhalve ook geen ruimte bestaat voor het onbelast laten van een gedeelte van de aan de chauffeurs uitbetaalde bedragen.
Uit het dossier volgt dat de volgende werknemers in dienst zijn geweest bij [Taxibedrijf 1] B.V.:
In dienst
[benadeelde 2] 01-02-2002
[benadeelde 6] 01-03-2002
[benadeelde 10] 01-04-2002
[benadeelde 6] heeft verklaard dat hij tot 30 april 2003 in dienst is geweest bij [Taxibedrijf 1] B.V., waaruit volgt dat in het jaar 2003 [Taxibedrijf 1] B.V. wel degelijk mensen in dienst heeft in tegenstelling tot de stelling van verdachte dat er geen werknemers in dienst waren.
Bij de berekening van het nadeel is uitgegaan van een minimale positie. Op basis van de door het UWV opgemaakte staten zijn de volgende premielonen berekend van [Taxibedrijf 1] B.V. :
Premieloon (in euro’s) Na te vorderen (in euro’s)
2002 258.848 62.822
2003 1.224 211 +
Totale benadeling: 63.033
Uit de bijlage blijkt dat het onder andere de volgende werknemers betreft, te weten [benadeelde 10].
[Taxibedrijf 1] B.V. is als werkgever per 31 december 1999 uitgeschreven als werkgever. In de jaren 2002 en 2003 was [Taxibedrijf 1] B.V. niet als werkgever aangemeld en ingeschreven bij het UWV.
C) VOF [Taxibedrijf 2]
In de arbeidsovereenkomsten is niets geregeld met betrekking tot kostenvergoedingen. Uit de geraadpleegde personeelsdossiers zijn geen afspraken over kostenvergoedingen met de werknemers aangetroffen. Ondanks het feit dat op de aanwezige loonspecificaties melding wordt gemaakt van onbelaste vergoedingen is het standpunt ingenomen dat met de werknemers geen kostenvergoeding overeen is gekomen en derhalve ook geen ruimte bestaat voor het onbelast laten van een gedeelte van de aan de chauffeurs uitbetaalde bedragen.
Uit het dossier volgt dat de volgende werknemers in dienst zijn geweest bij VOF [Taxibedrijf 2]:
In dienst
[benadeelde 1] 01-01-2002
[benadeelde 5] 03-02-2002
Bij de berekening van het nadeel is uitgegaan van een minimale positie. Op basis van de door het UWV opgemaakte staten zijn de volgende premielonen berekend van VOF [Taxibedrijf 2] :
Premieloon (in euro’s) Na te vorderen (in euro’s)
2002 63.196 10.665
2003 5.565 4.702 +
Totale benadeling: 15.367
Uit de bijlagen blijkt dat het onder andere de volgende werknemers betreft, te weten [benadeelde 6] en [benadeelde 5] in 2002 en Hoog in zowel 2002 als 2003.
Door of namens [Taxibedrijf 2] zijn over de jaren 2002 en 2003 geen jaarloonopgaven ingestuurd naar het UWV.
Opzet
Uit de getuigenverklaringen volgt dat verdachte op de loonstroken vermeldde dat vergoedingen voor maaltijden en telefoonkosten werden uitgekeerd, maar dat daar met de werknemers geen afspraken over waren gemaakt. [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte dit deed om daar fiscaal voordeel van te hebben. Getuige [benadeelde 6] heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat dat op de loonstrook stond in verband met de belastingen. Het hof is dan ook van oordeel dat verdachte wel degelijk opzet had op het doen van een onjuiste opgave en verwerpt het verweer.
Feitelijke leidinggever en medeplegen
Gelet op het eerder overwogene ten aanzien van het feitelijke leidinggeven van verdachte aan de genoemde rechtspersonen en het hierboven ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overwogene, acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen. Het hof zal verdachte vrijspreken voor wat betreft de personen [benadeelde 7], [benadeelde 9], [benadeelde 11], [benadeelde 13] en [benadeelde 14] nu deze personen niet of niet in de tenlastegelegde periode in dienst waren van de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op het overzicht, opgemaakt door de verbalisanten, is vermeld welke werknemers niet door middel van een Melding Sociale Verzekeringen zijn aangemeld . Er zijn geen MSV-formulieren gedurende de periode september 2011 tot en met 22 oktober 2003 ingestuurd. Dit overzicht is door het hof gecontroleerd en juist bevonden.
Naam Arbeidsovereenkomst
[bedrijf] B.V. Arbeidsovereenkomst
VOF [Taxibedrijf 2] Aangemeld
[benadeelde 17] 06-01-2003 Nee
[benadeelde 18] 05-02-03 Nee
[benadeelde 19] 16-10-02 Nee
[benadeelde 8] 01-02-03 Nee
[benadeelde 20] 01-03-03 28-09-01 / 31-12-01
[benadeelde 21] 01-11-02 Nee
[benadeelde 24] 01-04-03 Nee
[benadeelde 5] 03-02-02 Nee
[benadeelde 1] 01-01-02 Nee
Ten aanzien van [benadeelde 20] merkt het hof op dat hij blijkens het dossier vanaf 1 maart 2003 een arbeidsovereenkomst heeft met [bedrijf] B.V. maar dat hij vanaf 1 maart 2003 niet aangemeld is geweest. In de periode van 28 september 2001 tot en met 31 december 2001 is hij wel aangemeld geweest.
Verdachte heeft verklaard dat de boekhouding en operationele mensen de personeelsleden aan- en afmeldden door middel van het zogenaamde Meldingsformulier sociale verzekeringen. De Meldingen sociale verzekeringen heeft hij achter het arbeidscontract gedaan. Verbalisanten hebben geen Meldingen sociale verzekeringen achter de arbeidscontracten of in de in beslag genomen administratie aangetroffen. Het hof leidt daaruit af, dat verdachtes mededeling, dat hij de MSV’s bij de arbeidscontracten had gevoegd, onwaar is.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte zorgde voor de aan- en afmeldingen van personeelsleden van het Meldingsformulier sociale verzekeringen. Verdachte had ook de verantwoording voor het betalen van de premies.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in opdracht van [verdachte] wel eens iemand heeft aangemeld als werknemer bij het UWV, maar dat zijn er enkele. Verdachte zei tegen [getuige 2] dat hij zelf de aanmeldingen verzorgde. [verdachte] verzorgde ook de jaarloonopgaven voor het UWV (Gak). [getuige 2] heeft nooit wat verzonden naar het Gak. Ter terechtzitting van 24 november 2011 heeft [getuige 2] verklaard dat verdachte belast was met de melding van de sociale verzekering en de opgave loonsommen. Niet iedereen was aangemeld en niet iedereen was voor sociale lasten verzekerd. [verdachte] heeft tegen [getuige 2] verklaard dat hij een aantal werknemers niet had aangegeven. Het ging om chauffeurs die werkten voor de rechtspersonen, maar niet werden aangemeld.
Opzet
Uit de verklaring van [getuige 2] volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte opzettelijk geen mededelingen heeft gedaan. Hij moet immers hebben geweten, dat hij niet alle werknemers had aangemeld. Het hof verwerpt het verweer.
Feitelijke leidinggever
Gelet op het eerder overwogene ten aanzien van het feitelijke leidinggeven van verdachte aan de genoemde rechtspersonen en het hierboven ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overwogene, acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen. Het hof zal verdachte vrijspreken voor wat betreft de personen [benadeelde 22] en [benadeelde 23], nu deze personen voor [Taxibedrijf 1] B.V. werkzaam zijn geweest en niet voor [bedrijf] B.V. of VOF [Taxibedrijf 2] zoals ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde: vrijspraak
Het hof zal verdachte vrijspreken van het onder 4 primair en 5 primair tenlastegelegde. De advocaat-generaal heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd waarom een bewezenverklaring dient te volgen van het na de wijziging van de tenlastelegging onder 4 en 5 primair door de verdachte persoonlijk onjuist doen van belastingaangiften voor de verschillende rechtspersonen.
Ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde
Volgens opgave van de Belastingdienst zijn de aangiften inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (hierna: IB/PVV) ten name van [bedrijf] B.V. uitgereikt op na te melden datum en op of omstreeks na te melden datum ingevuld en ondertekend en terug ontvangen :
Aangifte tijdvak LB/PVV Datum uitreiking Datum terugontvangst
3e kwartaal 2001 27 september 2001 2 november 2001
1e kwartaal 2002 28 maart 2002 29 april 2002
April 2002 26 april 2002 5 juni 2002
Augustus 2002 29 augustus 2002 29 september 2002
December 2002 23 december 2002 3 februari 2003
Maart 2003 28 maart 2003 28 april 2003
De ontvangen aangiften betreffende de volgende gegevens:
Aangiftetijdvak LB/PVV Vestigingsplaats Datum ondertekening Totale LB/PVV
3e kwartaal 2001 [plaats] 30 oktober 2001 Fl. 2.862
1e kwartaal 2002 [plaats] 29 april 2002 € 1.076
April 2002 [plaats] 29 mei 2002 € 1.344
Augustus 2002 [plaats] 30 september 2002 € 294
December 2002 [plaats] 30 januari 2003 € 1.757
Maart 2003 [plaats] 28 april 2003 € 980
Door [naam] van de Belastingdienst is in samenwerking met de looninspectie van het UWV/GAK op basis van de in beslag genomen administratie aangetroffen bescheiden, een rapport opgemaakt inzake de bevindingen ter zake van de heffing van loonbelasting/premies volksverzekeringen van [bedrijf] B.V. Bij de berekening van het nadeel is uitgegaan van een minimale positie. Bij de berekening van de loonheffing voor elke werknemer zijn de algemene heffingskorting en de arbeidskorting toegepast. Het betreft [bedrijf] B.V.:
Verschuldigd Aangegeven Verschil
3e kwartaal 2001 Fl. 115.027 Fl. 94.438 Fl. 20.589
1e kwartaal 2002 € 16.310 € 4.128 € 12.182
April 2002 € 6.730 € 4.364 € 2.366
Augustus 2002 € 10.705 € 2.503 € 8.202
December 2002 € 11.656 € 5.139 € 6.517
Maart 2003 € 10.562 € 4.386 € 6.176
Uit het door [naam] opgemaakte rapport komt naar voren dat de door [bedrijf] B.V. ingediende aangiften loonbelasting/premies onjuist dan wel onvolledig waren. Deze loonbedragen zijn niet of onjuist verwerkt in de aangiften voor de loonbelasting/premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] B.V.
Getuige [getuige 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij van verdachte de opdracht heeft gekregen om aangifte omzetbelasting in te vullen. Die heeft [getuige 2] niet ondertekend, want dat deed verdachte zelf.
Aan verdachte zijn de aangiften loonbelasting/premies volksverzekeringen ten name van [bedrijf] B.V. over het derde kwartaal 2001, eerste kwartaal 2002, april 2002 tot en met april 2003 getoond. Verdachte heeft verklaard dat hij deze aangiften heeft ingevuld, ondertekend en naar de belastingdienst heeft gestuurd. Hij herkent zijn handtekening en handschrift. De gegevens op deze aangiften zijn conform de uitdraai uit de loonadministratie.
Opzet
Uit het voorgaande volgt dat stelselmatig sprake is van aanzienlijke afwijkingen tussen de gedane aangifte en de naheffing.
Verschillende werknemers van verdachte(’s ondernemingen) hebben verklaard dat zij een nettoloon ontvingen dat klopte met wat er was afgesproken met verdachte maar dat geen afspraken zijn gemaakt over uit te keren vergoedingen, hetgeen in strijd met de waarheid is opgenomen in de loonadministratie (zoals bewezenverklaard onder feit 1). Het voeren van een dergelijke loonadministratie heeft eveneens gevolgen voor de aangiften loonbelasting. Het hof verwijst hierbij bijvoorbeeld nogmaals naar de verklaring van [getuige 1] die heeft verklaard dat verdachte dit deed om daar fiscaal voordeel van te hebben. Verdachte heeft dan ook opzettelijke onjuiste en onvolledige aangiften gedaan, met als gevolg dat te weinig belasting werd geheven. Het hof verwerpt het verweer.
Belastingnadeel
De stelling van de raadsman dat geen belastingnadeel is ondervonden, wordt weersproken door de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen en behoeft derhalve geen verdere bespreking. Het hof verwerpt het verweer.
Suppletieaangifte
Voorts door de raadsman gesteld dat verdachte voornemens was om een suppletieaangifte in te dienen. Het hof merkt allereerst op dat een dergelijke aangifte niet is ingediend. Daarnaast is een dergelijke aangifte geen bij de belastingwet voorziene aangifte; de aangifte moet blijkens art. 8 AWR duidelijk en zonder voorbehoud worden gedaan. Het hof verwerpt het verweer.
Gelet op het eerder overwogene ten aanzien van het feitelijke leidinggeven van verdachte aan de genoemde rechtspersonen en het hierboven ten aanzien van het onder 4 subsidiair ten laste gelegde overwogene, acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
Aangifte 2 kwartaal 2002: vrijspraak
Het hof zal verdachte vrijspreken voor zover het betreft het indienen van de aangifte LB/PVV 2e kwartaal. Op het aangifteformulier is een bedrag van fl. 1.070 ingevuld als totaal LB/PVV, echter is als bijlage een uitdraai aangifte loonbelasting 1 juni 2002 tot en met 30 juni 2002 van [bedrijf] B.V. bijgevoegd.
Bij de aangifte LB/PVV van [bedrijf] B.V. over de periode 1 juni 2002 tot en met 30 juni 2002 is als bijlage een kwartaal aangifte van [Taxibedrijf 1] B.V. bijgevoegd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt naar het oordeel van het hof niet dat sprake is van opzettelijk handelen van verdachte, nu de mogelijkheid bestaat dat verdachte abusievelijk het verkeerde tijdvak bij de verkeerde B.V. heeft ingevoerd, met als gevolg dat de aangiften niet kloppen. Het hof spreekt verdachte vrij van dit gedachtestreepje.
Aangifte 4e kwartaal 2002 en 1e kwartaal 2003
Volgens opgave van de Belastingdienst zijn de aangiften inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (hierna: IB/PVV) ten name van [Taxibedrijf 1] B.V. uitgereikt op na te melden datum en op of omstreeks na te melden datum ingevuld en ondertekend en terug ontvangen :
Aangifte tijdvak LB/PVV Datum uitreiking Datum terugontvangst
4e kwartaal 2002 24 december 2002 3 februari 2003
1e kwartaal 2003 28 maart 2003 8 april 2003
De ontvangen aangiften betreffende de volgende gegevens:
Aangifte tijdvak LB/PVV Vestigingsplaats Datum ondertekening Totale LB/PVV
4e kwartaal 2002 [plaats] 30 januari 2003 Nihil
1e kwartaal 2003 [plaats] 7 april 2003 Nihil
Door [naam] van de Belastingdienst is in samenwerking met de looninspectie van het UWV/GAK op basis van de in beslag genomen administratie aangetroffen bescheiden, een rapport opgemaakt inzake de bevindingen ter zake van de heffing van loonbelasting/premies volksverzekeringen van [Taxibedrijf 1] B.V. Bij de berekening van het nadeel is uitgegaan van een minimale positie. Bij de berekening van de loonheffing voor elke werknemer zijn de algemene heffingskorting en de arbeidskorting toegepast.
Het betreft [Taxibedrijf 1] B.V.:
Verschuldigd Aangegeven Verschil
4e kwartaal 2002 € 10.861 Nihil € 10.861
1e kwartaal 2003 € 181 Nihil € 181
Bij de aangifte 4e kwartaal 2002 bevindt zich geen bijlage.
Uit het door [naam] opgemaakte rapport komt naar voren dat de door [Taxibedrijf 1] B.V. ingediende aangiften loonbelasting/premies onjuist dan wel onvolledig waren. Deze loonbedragen zijn niet of onjuist verwerkt in de aangiften voor de loonbelasting/premies volksverzekeringen ten name van [Taxibedrijf 1] B.V.
Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de bijlage bij de aangifte loonbelasting [Taxibedrijf 1] B.V. van het 4e kwartaal 2002 staat vermeld dat de totaal loonbelasting/premie volksverzekeringen € 2.263 bedraagt. Het hof komt tot het oordeel dat het op de aangifte ingevulde bedrag (nihil) niet overeenkomt met het in de bijlage genoemde bedrag (€ 2.263), zoals de raadsman heeft gesteld. Echter is het hof van oordeel dat uit beide documenten volgt dat in ieder geval een te laag bedrag aan belasting is opgegeven. Het hof verwerpt het verweer.
Op de aangifte van het 1e kwartaal 2003 is met pen opgeschreven “geen werknemers meer in dienst.” Voorts zit bij deze aangifte een begeleidende brief van verdachte gedateerd 7 april 2003 waarin tevens staat vermeld dat [Taxibedrijf 1] B.V. geen werknemers in dienst heeft.
Aan verdachte worden de aangiften loonbelasting/premies volksverzekeringen ten name van [Taxibedrijf 1] B.V. over het eerste kwartaal 2002 tot en met het eerste kwartaal 2003 getoond. Verdachte heeft verklaard dat deze aangiftebiljetten van zijn hand zijn.
Na de uittreding van verdachte medio april 2003 heeft verdachte de aangiften loonbelasting/premies van [bedrijf] B.V. en [Taxibedrijf 1] B.V. opgemaakt, ondertekend en verzonden.
Opzet
Uit het dossier volgt dat in het 4e kwartaal 2002 en het 1e kwartaal 2003 werknemers in dienst zijn geweest bij [Taxibedrijf 1] B.V., hetgeen de stelling van verdachte dat dat niet het geval was, weerspreekt. Werknemers hebben verklaard dat zij een nettoloon ontvingen dat klopte en dat geen afspraken zijn gemaakt over uit te keren vergoedingen, hetgeen in strijd met de waarheid is opgenomen in de loonadministratie (zoals bewezenverklaard onder feit 1). Het voeren van een dergelijke loonadministratie heeft eveneens gevolgen voor de aangiften loonbelasting. Ook nu weer verwijst het hof hierbij bijvoorbeeld naar de verklaring van [getuige 1] die heeft verklaard dat verdachte dit deed om daar fiscaal voordeel van te hebben. Verdachte heeft dan ook opzettelijk onjuist en onvolledig aangiften gedaan, met als gevolg dat te weinig belasting werd geheven. Het hof verwerpt het verweer dat geen opzet zou zijn.
Feitelijke leidinggever en medeplegen
Gelet op het eerder overwogene ten aanzien van het feitelijke leidinggeven van verdachte aan de genoemde rechtspersonen en het hierboven ten aanzien van het onder 5 subsidiair ten laste gelegde overwogene, acht het hof dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
[bedrijf] B.V. op tijdstippen in de periode vanaf 31 augustus 2001 tot 1 februari 2003 in de gemeenten [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, telkens als werkgeefster in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, telkens opzettelijk haar verplichting om, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28december 1987), een (volledige en/of complete) loonadministratie (als bedoeld in het loonadministratiebesluit voornoemd) te voeren en opgave te doen van al het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) niet, althans niet juist en/of niet volledig is nagekomen, immers heeft genoemde rechtspersoon voornoemde verplichting om opgave te doen van al het door de bij voornoemde rechtspersoon in dienst zijn werknemers, genaamd [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en
[benadeelde 4] en [benadeelde 5] en [benadeelde 12] en [benadeelde 15] en [benadeelde 16] genoten loon niet, althans niet juist en niet volledig nagekomen,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven:
en
[Taxibedrijf 1] B.V. op tijdstippen in de periode vanaf 31 augustus 2001 tot 1 februari 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, telkens als werkgeefster in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, telkens opzettelijk haar verplichting om, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28december 1987), een (volledige en/of complete) loon)administratie (als bedoeld in het loonadministratiebesluit voornoemd) te voeren en opgave te doen van al het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) niet, althans niet juist en/of niet volledig is nagekomen, immers heeft genoemde rechtspersoon voornoemde verplichting om opgave te doen van al het door de bij voornoemde rechtspersoon in dienst zijn werknemers, genaamd [benadeelde 2] en [benadeelde 6] en
[benadeelde 10] genoten loon niet, althans niet juist en niet volledig nagekomen,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven:
en
Vennootschap onder firma [Taxibedrijf 2] op tijdstippen in de periode vanaf 31 augustus 2001 tot 1 februari 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, telkens als werkgeefster in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, telkens opzettelijk haar verplichting om, met inachtneming van de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gestelde regels (Loonadministratiebesluit van 28december 1987), een (volledige en/of complete) loonadministratie (als bedoeld in het loonadministratiebesluit voornoemd) te voeren en opgave te doen van al het door de werknemers genoten loon in bovengenoemde periode aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen en/of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV-GAK) niet, althans niet juist en/of niet volledig is nagekomen, immers heeft genoemde rechtspersoon voornoemde verplichting om opgave te doen van al het door de bij voornoemde rechtspersoon in dienst zijn werknemers, genaamd [benadeelde 1] en [benadeelde 5] genoten loon niet, althans niet juist en niet volledig nagekomen,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven:
2:
[bedrijf] B.V. op tijdstippen in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 22 oktober 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, telkens als werkgeefster, als bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, (telkens) opzettelijk geen mededeling hebben/heeft gedaan aan het UWV/GAK, van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden door verzekerden, alsmede de wijzigingen in de arbeidsverhouding met de verzekerden, immers heeft genoemde werkgeefster/rechtspersoon opzettelijk geen mededeling gedaan van de aanvang van werkzaamheden van [benadeelde 17] en [benadeelde 18] en [benadeelde 19] en [benadeelde 8] en [benadeelde 20] en [benadeelde 21] en [benadeelde 24], aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en
Vennootschap onder firma [Taxibedrijf 2], op tijdstippen in de periode vanaf 1 januari 2002 tot 22 oktober 2003 in de gemeente(n) [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, telkens als werkgeefster, als bedoeld in artikel 58 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, telkens opzettelijk geen mededeling heeft gedaan aan het UWV/GAK van de aanvang of beëindiging van werkzaamheden door verzekerden, alsmede de wijziging(en) in de arbeidsverhouding met de verzekerden, immers heeft genoemde werkgeefsters/rechtspersoon opzettelijk geen mededeling gedaan van de aanvang van werkzaamheden van [benadeelde 5] en [benadeelde 1], aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
4 subsidiair:
[bedrijf] B.V., verder te noemen 'de B.V.', op tijdstippen in de periode van 01 oktober 2001 tot en met 30 juni 2003 te [plaats] en elders in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van de B.V., over de aangiftetijdvakken 3e kwartaal 2001 en 1e kwartaal 2002 en april 2002 en augustus 2002 en december 2002 en maart 2003 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. telkens opzettelijk op bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljetten loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 3e kwartaal 2001 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen f 2.862,- bedraagt en
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.076 euro bedraagt en
- het aangiftetijdvak april 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.344 euro bedraagt en
- het aangiftetijdvak augustus 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 294 euro bedraagt en
- het aangiftetijdvak december 2002 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 1.757 euro bedraagt en
- het aangiftetijdvak maart 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen 980 euro bedraagt,
terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven
5 subsidiair:
[Taxibedrijf 1] B.V., verder te noemen 'de B.V.', op tijdstippen in de periode van 30 januari 2003 tot en met 8 april 2003 te [plaats] en elders in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de loonbelasting en premie volksverzekeringen ten name van de B.V., over de aangiftetijdvakken 4e kwartaal 2002 en 1e kwartaal 2003 onjuist en onvolledig heeft gedaan, immers heeft de B.V. telkens opzettelijk op bij de Inspecteur der belastingen te [plaats], althans de Belastingdienst ingeleverde aangiftebiljetten loonbelasting en premie volksverzekeringen over
- het aangiftetijdvak 4e kwartaal 2002 een te laag belastbaar bedrag aan belasting opgegeven en
- het aangiftetijdvak 1e kwartaal 2003 vermeld dat de totaal te betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen nihil bedraagt, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde is door de verdediging aangevoerd dat de meldingsplicht, geldend krachtens artikel 58 lid 2 Wet SUWI, is vervangen door de zogenaamde eerstedagsmelding, neergelegd in de Wet op de Loonbelasting, maar dat die verplichting sinds 1 januari 2006 ook is opgeheven, waaruit zou zijn af te leiden, dat de wetgever tot een ander inzicht inzake de strafwaardigheid van dergelijk nalaten is gekomen. Het hof stelt allereerst vast, dat de eerstedagsmelding niet helemaal is afgeschaft, maar dat de verplichtheid daarvan nu niet meer algemeen geldend is; artikel 28 onder f Wet op de Loonbelasting, voorheen inhoudende de strafrechtelijk gesanctioneerde algemene plicht tot melding van indiensttreding, kent thans nog slechts een dergelijke verplichting voor bepaalde categorieën werkgevers; kort gezegd, voor bedrijven die in het verleden met sociaal-fiscale verplichtingen de hand hadden gelicht. Het hof is van oordeel dat de aangeduide wetswijzigingen niet doen blijken van een gewijzigd inzicht van de wetgever inzake de strafwaardigheid van de in en rond 2002 gepleegde gedragingen. Er is slechts gekozen voor beperking van de groep van normadressaten doordien de wetgever thans bepaalt, dat degenen aan wie de inspecteur van ‘s Rijks belastingen de verplichting daartoe heeft opgelegd, eerstedagsmeldingen moeten doen van hun werknemers. Die veranderde keuze berust op een vernieuwde afweging van enerzijds de kosten van de regeling voor het bedrijfsleven, anderzijds het rendement met betrekking tot het tegengaan van zwartwerken en illegale arbeid.
Het hof is van oordeel, dat de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit niet is aangetast. Van ontbreken van materiële wederrechtelijkheid, zoals de verdediging het minder gelukkig formuleerde, is geen sprake. Het hof verwerpt het verweer.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon opzettelijk een der in artikel 10 van de Coördinatiewet sociale verzekeringen bedoelde verplichtingen niet en niet juist en niet volledig nakomen, meermalen gepleegd;
het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon opzettelijk overtreden van artikel 58, lid 2 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, meermalen gepleegd;
het onder 4 subsidiair en 5 subsidiair bewezenverklaarde levert (telkens) op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheden is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij het bepalen van de strafsoort en -hoogte zijn de strafdoeleinden (vergelding, speciale en generale preventie) bepalend. Voor de vergelding is de ernst van het bewezenverklaarde (zoals onder meer tot uiting komend in de gevolgen) van belang, maar ook zijn de (negatieve) gevolgen relevant die het strafbare feit voor de verdachte heeft gehad of zal hebben. Vanuit het oogpunt van de speciale preventie speelt de persoon van de verdachte een rol, de vraag of hij eerder is veroordeeld, maar ook de gevolgen die het strafbare feit voor hem heeft gehad of zal hebben. Bij de generale preventie spelen motieven (zoals financiële belangen) die tot het delict hebben geleid een rol.
Verdachte heeft geruime tijd als feitelijke leidinggever van de taxibedrijven [bedrijf] B.V., [Taxibedrijf 1] B.V. en VOF [Taxibedrijf 2] opgetreden. In deze periode heeft hij de geldende regelingen op het gebied van sociale verzekeringswetgeving ten aanzien van de twee B.V.’s en de VOF en de belastingwetgeving ten aanzien van beide B.V.’s welbewust en stelselmatig overtreden.
Verdachte heeft willens en wetens structureel gewerkt aan het vormen van een administratie naar zijn hand, door op de salarisstroken te vermelden dat vergoedingen werden uitgekeerd terwijl dat niet zo was, met als doel een zo groot mogelijk fiscaal voordeel voor zichzelf en zijn vennootschappen te bewerkstelligen. Dat geldt zowel voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en omzetbelasting. Voorts heeft verdachte geen mededeling gedaan van de aanvang van werknemers bij het UWV/GAK. Verdachte heeft een ondeugdelijke loonadministratie bijgehouden, waarop de aangiften loonbelasting zijn gebaseerd, met als gevolgd dat tevens onjuiste en onvolledige aangiften loonbelasting zijn gedaan. Verdachte heeft moeten beseffen dat het één het gevolg van het ander zou zijn. Ook heeft hij moeten beseffen dat het om bedragen in orde van grootte van tienduizenden euro’s zou gaan, verspreid over meer jaren. Gelet op de bewezenverklaarde periode, is het hof van oordeel dat verdachte structureel in strijd met de wet heeft gehandeld. Het onjuist bijhouden van loonadministratie heeft tevens gevolgen voor de werknemers, zoals de hoogte van het later opgebouwde/uit te keren pensioen. Door het handelen van verdachte heeft hij de werknemers van de B.V.’s benadeeld, om daar zelf direct of indirect financieel voordeel van te ondervinden.
Belastingfraude als deze kan de samenleving in hoge mate schade toebrengen, niet alleen door het ontstane financiële en fiscale nadeel, maar ook doordat zij de belastingmoraal en het vertrouwen in zakelijke geschriften ondermijnt. Het handelen van verdachte werkt voorts concurrentievervalsend ten opzichte van taxi-ondernemingen die zich wel aan de regels houden.
Het hof heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 juli 2012, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij is aan te merken als first-offender. Het hof heeft toepassing gegeven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het reclasseringsadvies van 3 november 2010 volgt dat het niet wenselijk is om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu verdachte belast is met de zorg voor twee minderjarige kinderen. Ook blijkt uit het advies dat verdachte in staat is om een werkstraf uit te voeren.
De bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd in -kort gezegd- de periode van januari 2001 tot en met oktober 2003. De rechtbank heeft bij vonnis van 4 januari 2007 verdachte bij verstek veroordeeld. De eerste terechtzitting in hoger beroep is op 20 november 2008 geweest en het arrest is op 26 september 2012 uitgesproken. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is de redelijke termijn overschreden. Verdachte was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten tevens advocaat. Hij is – mogelijk mede als gevolg van zijn frauduleus handelen – failliet verklaard en is van het tableau geschrapt. Een terugkeer naar de advocatuur zal dus naar alle waarschijnlijkheid niet meer aan de orde zijn.
De officier van justitie heeft -rekening houdend met overschrijding van de redelijke termijn- geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd door de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank Utrecht heeft verdachte overeenkomstig de eis van de officier van justitie veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het hof acht in beginsel voor feiten als de hier bewezenverklaarde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden, en zou die, ofschoon het hof anders dan de rechtbank vrijspreekt van feit 3, ook hebben opgelegd indien van schending van de redelijke termijn geen sprake was geweest. Echter gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht het hof een straf overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal, ondanks het feit dat het hof verdachte vrijspreekt van het onder 3 tenlastegelegde, passend en geboden. De omstandigheid dat de advocaat-generaal het onder 4 primair en 5 primair ten laste gelegde bewezen acht en het hof ten aanzien van beiden feiten het subsidiair tenlastegelegde, maakt de strafwaardigheid van het handelen van verdachte niet anders. Het hof zal verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf als hierna te noemen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 51, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10 en 17a van de Coördinatiewet sociale verzekeringen, artikel 58 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde partieel nietig;
Verklaart het openbaar ministerie ontvankelijk;
Wijst af het voorwaardelijk verzoek tot het doen naar nader onderzoek ter zake het tripartite-overleg;
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr W.R. Rosingh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr E.S. van Soest, griffier,
en op 26 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.