ECLI:NL:GHARN:2012:BY0666

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002225-12
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere overvallen en geweldsmisdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 22-jarige man, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder drie overvallen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. De overvallen omvatten het beroven van een man van zijn auto met geweld op de openbare weg, het onder bedreiging met een vuurwapen afpersen van een bejaard echtpaar in hun woning voor een bankpas, en het stelen van een autosleutel van een taxichauffeur. Daarnaast was de verdachte betrokken bij het bezit van een vuurwapen, lokaalvredebreuk, en de diefstal van een auto en benzine. Het hof oordeelde dat de verdachte, in tegenstelling tot de rechtbank, geen rechtsgevolgen verbond aan een vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek, omdat dit verzuim was hersteld. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en deed opnieuw recht, waarbij het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en de verdachte werd veroordeeld voor de bewezenverklaarde feiten. De verdachte had eerder al meerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven en toonde geen spijt voor zijn daden. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van negen jaar. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het taxibedrijf en de slachtoffers van de overvallen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002225-12
Uitspraak d.d.: 19 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 4 mei 2012 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 06-950076-11 en 06-850337-11, 06-850682-11, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-720020-10, tegen
[Verdachte]
geboren op [datum] 1990 te [plaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verduistering dan wel diefstal van de benzine op 11 oktober in Arnhem. Tegen die vrijspraak staat geen hoger beroep open zodat de verdachte in zoverre in zijn hoger beroep niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 oktober 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr D.C. Dorrestein, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
Parketnummer 06-950076-11:
hij op of omstreeks 24 januari 2011 te Zutphen, in elk geval in Nederland, op de openbare weg (de Coehoornsingel) en/of tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Porsche, type Cayman, kenteken [kenteken], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of één of meer van zijn mededaders die [slachtoffer 1] heeft/hebben laten struikelen en/of (vervolgens), toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, althans eenmaal op/tegen diens lichaam en/of diens hoofd heeft/hebben geslagen en/of geschopt;
Parketnummer 06-850337-11:
1:
hij op of omstreeks 03 november 2010 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie I onder 7 en/of van categorie II en/of van categorie III, te weten een revolver, althans een gas/alarm revolver (merk Röhm), voorhanden heeft gehad;
2 primair:
hij op of omstreeks 03 november 2010 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [adres] ([nachtopvang]) heeft weggenomen een of meerdere papieren bescheiden en/of een Playstation en/of een of meerdere andere goed(eren) naar zijn gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (het betreden van het gebouw via de brandtrap en/of een openstaand raam);
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 03 november 2010 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres] ([nachtopvang]) en in gebruik bij [zorginstelling], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
3 primair:
hij in of omstreeks de periode van 06 tot en met 07 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault Megane Scenic, kenteken [kenteken]) en/of een televisietoestel (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (een voor het gebruik van die auto bestemde sleutel, terwijl verdachte niet tot het gebruik van die sleutel gerechtigd was);
3 subsidiair:
hij in of omstreeks 06 tot en met 13 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, een auto (Renault Megane Scenic, kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof;
4 primair:
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Putten, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) benzine, in elk geval een hoeveelheid brandstof, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welke benzine verdachte bij een voor zelfbediening ingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de rijksweg A28 ter hoogte van Putten, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 12 oktober 2010 te Putten, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) benzine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5 primair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens) de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen, waarbij hij, verdachte voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal heeft gevraagd om de afgifte van geld en/of zijn zijn autosleutels;
5 subsidiair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5] heeft gericht en/of gericht gehouden en/of (vervolgens) de [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen, waarbij hij, verdachte voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal heeft gevraagd om de afgifte van geld en/of zijn zijn autosleutels;
5 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij die/dat weg te nemen geld onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, te weten de bankpas van die slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 5], terwijl verdachte niet tot het gebruik van die bankpas gerechtigd was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Parketnummer 06-850682-11 primair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel (behorende bij een personenauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Taxi Bedrijf [naam taxibedrijf] en, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of die [slachtoffer 6] (daarbij) dreigend de woorden "ik wil je geld man", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft/hebben toegevoegd en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] een knietje tegen die kin heeft/hebben gegeven;
Parketnummer 06-850682-11 subsidiair:
hij op of omstreeks 14 oktober 2010 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een autosleutel (behorende bij een personenauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Taxi Bedrijf [naam taxibedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/zijn mededader(s) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer 6] heeft/hebben gericht en/of gericht heeft/hebben gehouden en/of die [slachtoffer 6] (daarbij) dreigend de woorden "ik wil je geld man", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, heeft/hebben toegevoegd en/of (vervolgens) die [slachtoffer 6] een knietje tegen die kin heeft/hebben gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 2 primair en 4 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 06-950076-11
Met betrekking tot dit feit overweegt het hof, grotendeels in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank, het volgende.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er op 24 januari 2011 om 23.50 uur op de Coehoornsingel te Zutphen jegens hem een diefstal van zijn personenauto met geweld werd gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij een Porsche Cayman, bouwjaar 2010, kleur zwart en voorzien van kenteken [kenteken] leasete van [naam leasebedrijf]. Hij heeft voorts verklaard dat hij op 24 januari 2011 omstreeks 23:50 uur over de Coehoornsingel te Zutphen liep en dat hij kort daarvoor zijn auto had geparkeerd en afgesloten. Ineens lag hij op de grond omdat hij tot struikelen gebracht was. Terwijl hij op de grond lag, voelde hij dat hij een aantal klappen kreeg van een manspersoon en hij heeft toen geroepen: "waarom dit?". Hij heeft verklaard dat hij voelde dat hij zeven of acht klappen/trappen kreeg, dat hij boven zijn rechteroog werd geraakt en op zijn armen, schouders en lichaam, waarbij hij pijn voelde. Hij heeft verklaard dat hij daarbij een opgezet dik rood oog heeft opgelopen en dat hij een verdikking aan zijn kin op zijn onderkaak voelde. Hij heeft verklaard dat hij in de gaten had dat het om twee manspersonen ging, waarvan één een negroïde man betrof. Hij heeft voorts verklaard dat hij ten tijde van de mishandeling zijn autosleutels heeft laten vallen. Voorts heeft hij verklaard dat de mannen na de zevende of achtste klap ophielden met schoppen en slaan, dat hij vlak daarna zijn autosleutel kwijt was en dat hij naar de auto is gelopen en zag dat de twee mannen daar in zaten. Hij heeft verder verklaard dat de man op die op de bijrijderstoel zat uitstapte en in zijn richting kwam lopen, wat heel dreigend op hem overkwam en dat hij zag dat het de negroïde man betrof.
Uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 25 januari 2011 blijkt dat verbalisanten op 25 januari 2011 de betreffende Porsche geparkeerd aantroffen te Eefde.
Uit het proces-verbaal sporenonderzoek blijkt dat een verbalisant bij het door hem verrichte sporenonderzoek van de betreffende Porsche links van de bestuurderstoel een kruiskopschroevendraaier met een rood handvat zag liggen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 27 januari 2011 blijkt dat aangever heeft medegedeeld dat de sleutel van de gestolen Porsche zilverkleurig is met een kunststof zwart uiteinde, waarop een Porsche-logo staat.
Uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 28 januari 2011 blijkt dat aangever een
e-mail heeft gestuurd naar een verbalisant, waarin aangever heeft aangegeven dat de sleutel van de Porsche, die afgenomen is, aan een sleutelhanger hing met daarin een magneetje met een supermarktmuntje, mogelijk met opschrift van garage [naam garage] aan de [adres].
Uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 29 januari 2011 blijkt dat bij een doorzoeking van de kamer B8 (de kamer van verdachte) een zwarte jas met daarin een sleutel met een Porsche-logo in beslag is genomen. Tevens blijkt uit dit proces-verbaal dat is vastgesteld dat in kamer B8 de kruiskopschroeven in het hout gedeeltelijk losgedraaid zijn waardoor het raam geopend kan worden.
Uit het proces-verbaal van bevindingen gedateerd 1 februari 2011 blijkt dat door een verbalisant is vastgesteld dat de autosleutel, gevonden bij de doorzoeking op 28 januari 2011 in de kamer van verdachte, behoort bij de van [slachtoffer 1] gestolen Porsche. Verbalisant verklaart voorts dat niet valt uit te sluiten dat de in de auto gevonden schroevendraaier is gebruikt om de schroef uit het hout bij het raam van kamer B8 - de kamer van verdachte - te verwijderen.
Getuige [getuige 1] heeft op 26 januari 2011 - derhalve al vóórdat de bovengenoemde sleutel is gevonden op de kamer van verdachte - verklaard dat hij van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte zelf heeft gehoord dat ze een Porsche hebben gestolen van een man. Hij heeft verklaard dat hij op maandag 24 januari of dinsdag 25 januari werd aangesproken door [medeverdachte] en dat hij toen zag dat die een sleutel uit zijn zak haalde en aan hem liet zien. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] op enig moment tegen hem zei dat hij weg was geweest met verdachte en dat ze 's nachts via een raam naar buiten waren gegaan om geld te bemachtigen. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] tegen hem zei dat hij en [verdachte] een man hadden geslagen, dat er een worsteling had plaatsgevonden en dat ze zijn autosleutels hadden afgepakt. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] zei dat het een gruwelijk mooie Porsche was en dat verdachte dat beaamde. Hij heeft ook verklaard dat [verdachte] zei dat ze gerend hadden en dat die man riep: "Waarom nou, waarom moet dit zo?" Hij heeft tevens verklaard dat [getuige 2] later zei dat hij de sleutel van de Porsche had en dat hij die van [medeverdachte] moest weggooien.
[Getuige 1] is op 26 april 2011 bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft toen verklaard dat [voornaam medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) hem de autosleutel liet zien. [voornaam] heeft hem verteld dat ze de avond ervoor waren weggeweest. Ze hadden een man een tik verkocht en een Porsche gepakt. [voornaam verdachte] (het hof begrijpt de verdachte) was er ook bij geweest toen er in het rookhok over gepraat werd. [voornaam] verdachte] had gezegd dat ze 160 km per uur hadden gereden.
Getuige [getuige 2] heeft op 28 januari 2011 verklaard dat hij op dinsdag 25 januari 2011 op de slaapkamer van medeverdachte [medeverdachte] was. Die vertelde aan hem dat hij en [verdachte] op maandag 24 januari 2011, omstreeks 22:45 uur, op de Coehoornsingel te Zutphen hadden gezien dat een man uit een Porsche stapte, dat zij deze man hebben aangepakt en dat die van schrik alles uit zijn handen liet vallen, waaronder zijn autosleutels. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] aan hem vertelde dat zij de autosleutels hebben gepakt en zijn weggereden in de Porsche. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] hem vervolgens de autosleutels liet zien en dat de sleutel zwart van kleur was met het Porsche-logo erop en dat er aan de sleutel een label hing van een garage hier uit de buurt. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] hem de sleutel gaf en zei dat hij deze moest weggooien. Hij heeft verklaard dat hij de volgende ochtend de sleutel aan [medeverdachte] heeft teruggegeven. Hij heeft tevens verklaard dat [medeverdachte] hem vertelde dat ze de man van de Porsche hadden mishandeld en hem allebei klappen hadden gegeven, dat ze de Porsche hadden achtergelaten in Eefde en dat de Porsche zwart was.
[Getuige 2] is op 26 april 2011 bij de rechter-commissaris gehoord. Hij heeft toen onder meer verklaard dat hij eerder bij de politie een verklaring heeft afgelegd en dat die verklaring klopt. Voorts heeft hij verklaard dat hij een goed geheugen heeft en dat dat ook is gebleken uit een test die hij recent had ondergaan. Van de zaak herinnert hij zich op 26 april 2011 nog dat [voornaam medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte]) op een gegeven moment naar hem toe kwam met een Porsche-sleutel. [voornaam] zei: ‘we hebben iemand beroofd op de Coehoornsingel in Zutphen’. Ze hadden de auto meegenomen. Op de Almenseweg hebben ze 160 km per uur gereden. Ze hadden die auto in Eefde achtergelaten. [voornaam verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte) was ook bij de zaak betrokken. [voornaam medeverdachte] heeft gezegd dat hij samen met [voornaam verdachte] was. [voornaam medeverdachte] was samen met [voornaam verdachte] weggegaan.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zich de nacht van 24 en 25 januari 2011 nog heel goed herinnert. Hij heeft verklaard dat hij een paar dagen voor die nacht zijn raam had losgedraaid. Hij heeft verklaard dat hij dat met een kruiskopschroevendraaier met een rood handvat heeft gedaan, welke hij van een jongen genaamd [betrokkene] uit groep C heeft gekregen. Hij heeft verklaard dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] (het hof begrijpt: verdachte en [medeverdachte]) aan hem vroegen of zij de schroevendraaier mochten lenen om ook het raam open te maken en dat hij deze aan één van hen heeft gegeven op de 22e, 23e of 24e januari. Hij heeft verklaard dat hij de schroevendraaier niet heeft teruggekregen en dat hij de aan hem getoonde schroevendraaier herkent van de foto (getoond is de schroevendraaier, welke in de Porsche is gevonden). Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] hem op 24 januari 2011 vóór 22:15 uur vroeg of hij door zijn raam naar buiten mocht die avond en dat [voornaam verdachte] erbij kwam en dat ook wilde. Hij heeft verklaard dat [medeverdachte] uit zijn raam is geklommen en dat deze tegen middernacht is teruggekeerd.
Getuige [getuige 4], die zichzelf [naam] noemt, heeft verklaard dat hij [getuige 3] een schroevendraaier heeft gegeven, dat het een kruiskopschroevendraaier met een rood handvat was en dat hij de schroevendraaier herkent van de foto.
Op beelden van een beveiligingscamera is te zien dat [medeverdachte] op 24 januari 2011 om 22:13 uur over de gang van de kamers B6 tot en met B10 loopt en dat hij 'verdwijnt' in een nis van de kamers van B7 en B8. De kamer van [getuige 3] is op B7. Op 25 januari 2011 te 01:08 uur komt [medeverdachte] vervolgens weer uit die nis lopen. Nader onderzoek heeft uitgewezen, dat de exacte tijden 22:24 uur en 01:19 uur moeten zijn (de klok liep namelijk elf minuten achter).
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen komt het hof tot een bewezenverklaring van dit tenlastegelegde feit.
Het hof heeft, anders dan de verdediging, geen reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]. Dat hun afgelegde verklaringen bij de politie en bij de rechter-commissaris niet geheel overeenkomen maakt dit niet anders. Alle door [getuige 2] en [getuige 1] in deze zaak afgelegde verklaringen stemmen op het meest wezenlijke punt overeen, namelijk dat ze beiden hebben gehoord dat [mededverdachte] en de verdachte de man van de Porsche hebben beroofd. [getuige 2] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte] heeft gehoord dat de beroving door [medeverdachte] en de verdachte is gepleegd, terwijl [getuige 1] heeft verklaard dat hij ook van de verdachte zelf heeft gehoord dat de verdachte bij de beroving van de Porsche was betrokken.
Zelfs als dit verschil is veroorzaak door een minder goed functionerend geheugen van één van beide getuigen, leidt dat bij het hof niet tot de conclusie dat de verklaringen van de getuigen met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving van de Porsche onbetrouwbaar zouden zijn en niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Niet alleen hebben de getuigen op het punt dat ze gehoord hebben dat de verdachte en [medeverdachte] zich schuldig hebben gemaakt aan de beroving, consistent verklaard (bij de politie en de rechter-commissaris), maar ook zijn er andere bewijsmiddelen die wijzen op de betrokkenheid van de verdachte (zoals het aantreffen van de autosleutel van de Porsche op de kamer van de verdachte, de omstandigheid dat de schroeven van het raam van de verdachte los zaten en de verklaring van [getuige 3] dat de verdachte en [medeverdachte] een schroevendraaier wilden hebben voor het losdraaien van het raam, dat hij kort voor het tijdstip van de beroving een schroevendraaier aan een van hen heeft gegeven en dat hij die schroevendraaier herkent op de foto die is genomen van de schroevendraaier die is aangetroffen in de Porsche) en aldus de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] ondersteunen.
Parketnummer 06-850337-11 feit 1
Met betrekking tot dit feit overweegt het hof, gedeeltelijk in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank, het volgende.
Bij de aanhouding van verdachte op 3 november 2010 te Nijmegen, naar aanleiding van een gerezen verdenking tegen verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit, is in de broeksband van verdachte een vuurwapen aangetroffen.
Het onderzoek van de politie wees uit dat het een revolver betrof met de volgende kenmerken:
- merk: Röhm;
- type: RG77;
- kaliber: .22.
Het is een voorwerp om projectielen of stoffen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is deze revolver een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte bekend dat hij op 3 november 2010 te Nijmegen een revolver voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 06-850337-11 feit 2
Met betrekking tot dit feit overweegt het hof, grotendeels in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank, het volgende.
Uit de aangifte van [getuige 5], werkzaam bij het [nachtopvang], gevestigd aan de [adres], kan het volgende worden opgemaakt. Toen zij op 3 november 2010 om ongeveer 13:30 uur naar de Nachtopvang Jongeren op de eerste verdieping ging, zag zij dat de toegangsdeur van deze afdeling openstond, wat volgens [getuige 5] ongebruikelijk is gedurende de dag. Het is namelijk een nachtopvang. De openingstijden van de nachtopvang zijn van 17:00 uur tot 08:30 de volgende dag. Toen zij de afdeling binnenging, zag zij ook dat de deur van het kantoor openstond. Vervolgens zag zij dat de tv aanstond en dat verdachte binnenzat.
Door verdachte is verklaard dat hij één nacht [nachtopvang] heeft geslapen en dat hij daar een eigen kamer had, waar ook zijn eigen spulletjes lagen. Verdachte verklaart voorts dat hij zich na 16:30 uur mag melden bij [nachtopvang] en dat je dan tot de volgende dag tot 08:30 uur mag blijven. Daarna moet je het pand verlaten, aldus verdachte.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht het hof bewezen dat verdachte op 3 november 2010 zonder toestemming van de rechthebbende in een besloten lokaal bij een ander in gebruik is binnengedrongen. Verdachte mocht buiten de openingstijden niet in het gebouw van [nachtopvang] naar binnen gaan en uit de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd, leidt het hof af dat de verdachte dit wist.
Parketnummer 06-850337-11 feiten 3 en 4
Bij de stukken in het mapje van de vordering ten uitvoerlegging bevindt zich het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 maart 2010. De rechtbank heeft toen bewezen verklaard dat de verdachte met een ander of anderen in december 2008 een inbraak heeft gepleegd in een woning aan de [adres] te Arnhem en dat bij die inbraak onder meer autosleutels zijn weggenomen, die toebehoren aan [slachtoffer 3]. Uit het vonnis volgt verder dat toen ook de auto van [slachtoffer 3] is weggenomen.
Dit vonnis is de verdachte ter zitting in hoger beroep bij de bespreking van de feiten voorgehouden.
Aangever [slachtoffer 3] heeft (opnieuw) aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning, gelegen aan de [adres] te Arnhem, gepleegd tussen 6 en 7 oktober 2010.
Uit de aangifte blijkt dat de inbreker naar binnen is gekomen door de (schuif)puideuren van elkaar te trekken. Aangever heeft verklaard dat (onder meer) zijn autosleutels zijn gestolen en (vervolgens) ook zijn auto, te weten een Renault Megane Scenic, voorzien van het kenteken [kenteken].
De betreffende auto is op 13 oktober 2010 aangetroffen op een afgelegen parkeerplaats aan de [adres] te Arnhem. Een in de buurt van de auto postende verbalisant relateert dat hij op die 13e oktober een persoon zich in rechte lijn naar het voertuig ziet bewegen. Als die persoon het voertuig heeft bereikt, maakt de verbalisant zich bekend. De persoon schrikt, slaakt een kreet en rent bij de verbalisant weg. In de achtervolging die volgt, lukt het de verbalisant niet om de persoon aan te houden. Door de verbalisant wordt het voertuig inbeslaggenomen en onderzocht. Daarbij zijn documenten aangetroffen met daarop persoonsgegevens van verdachte, die niet de rechtmatige eigenaar van het voertuig bleek te zijn. Verbalisant heeft vervolgens een politiefoto van verdachte bekeken. Daarbij herkende hij meteen en met overtuiging verdachte als de persoon die hij die nacht had achtervolgd.
In de periode tussen de inbraak en diefstal van de auto (van 6 op 7 oktober 2010) en het aantreffen van de auto (op 13 oktober 2010) is er op 12 oktober te Putten door een persoon getankt zonder dat er daarna is betaald Bij die gelegenheid is de betreffende Renault Megane gesignaleerd.
Van de betreffende tankbeurt zijn camerabeelden voorhanden. Op foto's van die beelden is een negroïde man te zien met zichtbaar kort haar.
De politie herkent verdachte als de persoon die op dat moment daar heeft staan tanken. Het signalement en de afbeelding van de persoon op de fotoprints komt overeen met verdachte, aldus de politie.
Voor de diefstal van benzine op 12 oktober 2010 te Putten bij [slachtoffer 4] acht het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden. Uit de aangifte volgt dat er door de bestuurder van een Renault Mégane Scénic met kenteken [kenteken] toen voor € 55,57 aan benzine is getankt en dat hij na het tanken direct in zijn voertuig stapte en wegreed. Hieruit kan worden opgemaakt, dat die persoon nimmer het plan heeft gehad om voor de benzine te betalen, zodat hij als dief kan worden aangemerkt, zodat er vrijspraak dient te volgen voor de onder 4 primair tenlastegelegde verduistering.
Het hof gaat er voorts van uit dat verdachte degene is die getankt heeft zonder te betalen. De politie heeft de verdachte van de foto’s herkend, terwijl verdachte daags na deze tankbeurt gezien is bij de Mégane. Ook zijn er op die dag documenten op naam van de verdachte in de Mégane aangetroffen.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij zelf bovengenoemde documenten in de auto heeft gelegd. Verder heeft hij met betrekking tot het gebruik van de Mégane ter terechtzitting in hoger beroep geen verklaring afgelegd.
Uit het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 maart 2010 en hetgeen hieronder zal worden besproken met betrekking tot feit 5, volgt dat verdachte meermalen de woning aan de [adres] in Arnhem is binnengegaan om zich wederrechtelijk spullen (waaronder autosleutels) toe te eigenen.
Kennelijk is dit een adres voor de verdachte waar hij de weg weet en/of waarvan hij vermoedt dat het hem lukt om spullen weg te halen.
Gelet verder op het feit dat de verdachte kort na de inbraak op 6 of 7 oktober 2010 gebruik maakte van de gestolen Mégane – namelijk in ieder geval op 12 en 13 oktober 2010 – en de verdachte niet heeft verklaard over een andere wijze van verkrijging van de auto, acht het hof - anders dan de verdediging en de rechtbank – de onder 3 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 06-850337-11 feit 5
Met betrekking tot dit feit overweegt het hof, grotendeels in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank, het volgende.
Op 22 oktober 2010 is door de toentertijd 88 jarige, eerder genoemde, [slachtoffer 3] aangifte gedaan ter zake van een overval. Uit die aangifte komt naar voren dat er op 21 oktober 2010 omstreeks 19:30 uur werd aangebeld bij zijn woning aan de[adres] te Arnhem. Op dat moment waren zijn vrouw ([slachtoffer 5]) en hij in de woonkamer aanwezig.
Aangever liep naar de voordeur en opende deze. Hij zag een manspersoon voor de deur staan, met een revolver in zijn hand welke op hem werd gericht. De man zei dat hij geld wilde. Aangever moest van de overvaller naar binnen gaan en aangever en zijn vrouw moesten van de overvaller op de grond gaan liggen. Na naar de kluis en de autosleutels te hebben gevraagd, vroeg de overvaller om geld. Hij werd daarop handtastelijk jegens aangever, waarop die zijn pinpas gaf. De overvaller vroeg om de pincode en aangever gaf hem een onjuiste pincode, die hij nog twee keer herhaalde. Hierop heeft de overvaller de woning verlaten. Het signalement van de overvaller luidde, onder meer:
- zwarte man, zijn huidskleur was erg donker. Donkerder dan die van een Marokkaan. Het was meer een Congolees;
- droeg donkere, zwarte kleding. Een broek en een zwart shirt;
- zwart haar (...);
- aangever schat de man iets langer dan hijzelf. Hij is 1.75m. Hij schat de overvaller tussen 1.75 en 1.80m lang;
- de man sprak accentloos Nederlands.
Weggenomen is een betaalkaart van de Rabobank met nummer: [nummer].
Met de weggenomen betaalkaart wordt reeds op 21 oktober 2010 te 19:44.20 uur (i.e. 14 minuten na de overval) getracht geld op te nemen, gevolgd door een tweede poging om 19:45.00 uur bij een geldautomaat op de Burgemeester Weertstraat 73 te Arnhem. De afstand tussen woning aan de [adres slachtoffers] te Arnhem en de geldautomaat aan de Burgemeester Weertstraat 73 te Arnhem bedraagt ongeveer 450 meter.
Van voornoemde pintransacties, als ook van een latere pintransactie op diezelfde dag om 23:17 uur bij een geldautomaat op de Kronenburgpromenade 6 te Arnhem, zijn foto's van de pinnende persoon voorhanden. Van de laatste transactie zijn ook beelden voorhanden, die ter terechtzitting in eerste aanleg zijn bekeken. De foto's zijn door twee verbalisanten bekeken en zij hebben gerelateerd dat zij verdachte op die foto's herkennen.
Ter terechtzitting in eerste aanleg zijn de foto's en beelden getoond. Bij wijze van eigen waarneming heeft de rechtbank vastgesteld dat de persoon op de foto's en de beelden van de pintransactie bijzonder grote gelijkenis vertoont met de in de rechtszaal aanwezige verdachte. Op de foto's van de pintransactie bij een geldautomaat op de Burgemeester Weertstraat 73 te Arnhem valt waar te nemen dat de pinnende persoon een (naar alle waarschijnlijkheid) lichtkleurige shawl draagt.
Naar aanleiding van de melding van de overval gaan verschillende politieagenten ter plaatse.
Verbalisant [verbalisant 1], een hondengeleider, relateert dat hij op 21 oktober 2010 omstreeks 19.45 uur van de centralist had doorgekregen dat de verdachte een donker getinte persoon zou zijn, gekleed in donkere kleding. Vervolgens zag hij op de Amsterdamseweg te Arnhem ter hoogte van de Frombergstraat te Arnhem een man lopen met een donkere huidskleur. Die persoon had een lichtblauwe shawl in zijn handen. Die persoon was in het donker gekleed. Op het moment dat hij met zijn dienstvoertuig richting de man rijdt, rent de man weg. Op aanroepen van hem reageert de man niet. Na een achtervolging raakt de verbalisant de man uit het oog. Ter hoogte van de Frombergstraat, hoek Frombergdwarsstraat te Arnhem heeft de man zijn blauwe shawl van zich afgegooid, welke door een medewerker van de technische recherche is veiliggesteld.
De afstand tussen de Burgemeester Weertstraat en de Amsterdamseweg ter hoogte van de Frombergstraat, bedraagt ongeveer 300 meter.
De inbeslaggenomen shawl is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht op biologische sporen. Van het celmateriaal in de bemonsteringen van de shawl zijn DNA-mengprofielen verkregen. Deze zijn met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte vergeleken. De uitkomst daarvan is dat er een zogenaamde match met het DNA-profiel van verdachte is, dat zich al in de databank van het NFI bevond. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het DNA-profiel van verdachte is kleiner dan één op één miljard.
Deze DNA-match, de herkenning van verdachte door de politie op de foto's en de hierboven weergegeven waarneming van de rechtbank in onderling verband en samenhang beschouwd, brengt het hof er toe om te komen tot de vaststelling dat de persoon die om 19:44 uur heeft gepind aan de Burgemeester Weertstraat 73 te Arnhem verdachte moet zijn geweest.
Het hof is zich er van bewust dat de aangever heeft verklaard dat de overvaller donkere kleding aan had en dat de verbalisant ook heeft gerelateerd dat de man waar hij achter aan rende donkere kleding aanhad. De man die staat te pinnen om 19:44 uur, van wie het hof aanneemt dat het verdachte is, lijkt echter een lichtkleurige jas aan te hebben. Gezien het belastende bewijs tegen verdachte dwingt deze (schijnbare) tegenstelling echter niet tot de conclusie dat een ander dan verdachte degene is geweest die heeft gepind.
Bij dit alles neemt het hof in aanmerking dat verbalisant [verbalisant 1] tevens heeft gerelateerd dat de betreffende man met donkere kleding een blauwe shawl van zich afgooide, dat op de beelden van de eerste pintransactie op de Burgemeester de Weerstraat te Arnhem de pinnende persoon een ten opzichte van de jas lichtkleurige shawl draagt, dat de pinnende persoon op de beelden van de latere pintransactie op de Kronenburgpromenade te Arnhem geen shawl draagt maar schijnbaar dezelfde jas als op de beelden van de eerste pintransactie en dat op de shawl die door verbalisant [verbalisant 1] is veiliggesteld DNA-materiaal is aangetroffen dat matcht met DNA-materiaal van verdachte.
Samengevat kan vastgesteld worden dat verdachte binnen veertien minuten nadat aangever [slachtoffer 3] van zijn pinpas is ontdaan, staat de pinnen met diens pinpas. Die vaststelling laat, bij gebreke van enige redelijke verklaring aan de zijde van verdachte, geen enkele andere conclusie toe dan dat verdachte de overvaller moet zijn geweest.
Parketnummer 06-850682-11
Met betrekking tot dit feit overweegt het hof, gedeeltelijk in overeenstemming met het vonnis van de rechtbank, het volgende.
Door [slachtoffer 6] is aangifte gedaan van een overval op hem en zijn taxi. Hij heeft verklaard dat hij op 14 oktober 2010 werkzaam was als taxichauffeur in Arnhem voor de firma Taxibedrijf [taxibedrijf] uit [plaats]. Enkele minuten nadat hij zijn taxi - een Mercedes Benz, met kenteken [kenteken]) - parkeerde op het Nieuwe Plein te Arnhem stapte er aan de passagierszijde een donker gekleurde man in en op de achterbank nam een blanke man plaats. Als bestemming werd Lombok te Arnhem opgegeven. Toen [slachtoffer 6] met zijn taxi in de bocht van de Heijenoordseweg met de Jachthoornlaan te Arnhem was aangekomen, hoorde hij de donkere man zeggen: "Ik wil je geld man". Toen hij naar rechts keek, zag hij dat de man een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand had. Ongeveer 300 meter verder stopte hij zijn taxi. Hij remde en sprong tegelijkertijd uit de taxi. Hij rende niet gelijk weg. Bij de taxi werd hij aangevallen door de blanke man. In de daaropvolgende worsteling kreeg hij een knietje tegen zijn kin. Daarop rende hij hard weg en belde de politie. Toen hij later terugkwam bij zijn taxi zag hij dat er een grote ster in de voorruit zat, die er voor de overval nog niet in zat. Verder constateerde hij dat de taxisleutel is verdwenen en verder niets.
In een aanvullende verklaring heeft [slachtoffer 6] verklaard dat taxi's elke dag werden en worden gewassen en schoongemaakt en dat hij als chauffeur de auto na een dienst ook nog heeft schoongemaakt. De autowassers hebben ook de opdracht om de auto van binnen en van buiten dagelijks helemaal schoon te maken; daar horen ook de ramen bij, zowel van binnen als van buiten. De staat van de auto op de dag van de overval was netjes, aldus [slachtoffer 6]. Hij heeft verklaard - in aanvulling op zijn aangifte - dat hij op enig moment hard op de rem heeft getrapt. Hij kan zich wel voorstellen dat de overvaller daardoor tegen de voorruit van de taxi is geklapt, waardoor de barst in de voorruit is ontstaan. Op de vraag of de barst ook op een andere manier kan zijn ontstaan, antwoordt hij dat hij niet zou weten hoe, omdat de voorruit daarvoor nog heel en schoon was.
Door de technische recherche is onderzoek gedaan naar de voorruit in de taxi. In de voorruit van de taxi was aan de binnenzijde rechts een stervormige glasbreuk zichtbaar. Ter hoogte van de glasbreuk zat aan de binnenzijde van de ruit een vettige veeg tegen het gebroken glas. Er heeft een bemonstering aan de binnenzijde van de voorruit rechts van de taxi plaatsgevonden.
Die bemonstering is door het NFI onderzocht op biologische sporen. Van het DNA in de bemonstering is een DNA-profiel verkregen van een man. Het DNA-profiel van de verdachte, dat zich al in de databank van het NFI bevond, matcht met dit DNA-profiel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de betreffende periode vaak gebruik maakte van taxi's en dat het kan zijn dat zijn DNA bij een van die gelegenheden in de auto van [slachtoffer 6] is achtergebleven.
Het hof neemt kennis van de verklaring van verdachte, maar beschouwt die niet als een redelijke verklaring voor de omstandigheid dat zijn DNA in/bij de ster en de vette veeg in/op de voorruit van de taxi is aangetroffen, dit ook gelet op de bovengenoemde verklaring van [slachtoffer 6] betreffende het schoonmaken van de taxi en het feit dat de ruit vlak voor de overval heel en schoon was.
Het hof houdt het er aldus voor dat verdachte één van de twee overvallers is geweest.
Het hof zal - anders dan de rechtbank - de primair ten laste gelegde diefstal met geweld van de autosleutel bewezen verklaren. Nadat aangever in zijn taxi werd bedreigd en er daarna bij zijn taxi geweld tegen hem werd gebruikt, rende aangever weg. Toen hij kort daarna terug kwam bij zijn taxi was de autosleutel verdwenen. Het hof is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn mededader deze hebben gestolen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het in de zaak met parketnummer 06-950076-11 en in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 1, 2 subsidiair, 3 primair, 4 subsidiair en 5 primair en in de zaak met parketnummer 06-850682-11 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Parketnummer 06-950076-11:
hij op 24 januari 2011 te Zutphen, op de openbare weg, de Coehoornsingel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, merk Porsche, type Cayman, kenteken [kenteken], toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer 1] hebben laten struikelen en(vervolgens), toen die [slachtoffer 1] op de grond lag, meermalen, tegen diens lichaam en diens hoofd hebben geslagen en/of geschopt;
Parketnummer 06-850337-11:
1:
hij op 03 november 2010 te Nijmegen, een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver, merk Röhm, voorhanden heeft gehad;
2 subsidiair:
hij op 03 november 2010 te Nijmegen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan de [adres], nachtopvang [nachtopvang];
3 primair:
hij in de periode van 06 tot en met 07 oktober 2010 te Arnhem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (Renault Mégane Scénic, kenteken [kenteken]) toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een voor het gebruik van die auto bestemde sleutel, terwijl verdachte niet tot het gebruik van die sleutel gerechtigd was;
4 subsidiair:
hij op 12 oktober 2010 te Putten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine, toebehorende aan [slachtoffer 4];
5 primair:
hij op 21 oktober 2010 te Arnhem, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, toebehorende aan die [slachtoffer 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 3] heeft gericht en gericht gehouden en (vervolgens) die [slachtoffer 3] en die [slachtoffer 5] heeft gedwongen om op de grond te gaan liggen, waarbij hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal heeft gevraagd om de afgifte van geld en/of zijn autosleutels;
Parketnummer 06-850682-11 primair:
hij op 14 oktober 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een autosleutel, behorende bij een personenauto, merk Mercedes-Benz, kenteken [kenteken], toebehorende aan Taxi Bedrijf [taxibedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 6], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 6] heeft gericht en die [slachtoffer 6] daarbij dreigend de woorden "Ik wil je geld man" heeft toegevoegd en verdachtes mededader vervolgens die [slachtoffer 6] een knietje tegen diens kin heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 06-950076-11 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel.
Het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 5 primair bewezen verklaarde levert op:
afpersing.
Het in de zaak met parketnummer 06-850682-11 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het onder parketnummer 06-950076-11, onder parketnummer 06-850337-11 feiten 1, 2, subsidiair, 3, subsidiair, 4, subsidiair, 5, primair en onder parketnummer 06-850982-11, subsidiair veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en negen maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte tot diezelfde straf wordt veroordeeld.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ‘overvallen’: (1) hij heeft een man met geweld – op de openbare weg – van zijn auto beroofd, (2) hij heeft onder bedreiging met een vuurwapen een echtpaar op hoge leeftijd in hun eigen huis gedwongen tot de afgifte van een bankpas en (3) hij heeft met geweld en onder bedreiging met een wapen een autosleutel van een taxichauffeur gestolen. Voorts heeft verdachte zich nog schuldig gemaakt aan het bezit van een vuurwapen, lokaalvredebreuk en de diefstal van een auto en van benzine.
Het hof acht de overvallen zeer ernstige feiten. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen daarvan nog lang de psychische gevolgen ondervinden. Het hof acht het in het bijzonder zeer kwalijk dat de verdachte, nadat hij reeds in 2010 veroordeeld was voor een inbraak bij het bejaarde echtpaar, hij in oktober 2010 hun auto heeft gestolen en enkele weken daarna in hun woning ze heeft afgeperst met gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Ten nadele van verdachte houdt het hof er rekening mee dat verdachte reeds meermalen ter zake van misdrijven is veroordeeld. Aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen heeft verdachte zich blijkbaar niets gelegen laten liggen.
Zo is de verdachte op 23 maart 2010 door de rechtbank Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk ter zake van een groot aantal vermogensdelicten. Reeds kort nadat de verdachte op vrije voeten was, heeft hij in zijn proeftijd een reeks misdrijven gepleegd, zoals hierboven reeds genoemd, maar nu in chronologische volgorde:
Op 6 of 7 oktober 2010 diefstal van een auto,
Op 12 oktober 2010 diefstal van benzine,
Op 14 oktober 2010 diefstal met geweld, waarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd gebruikt,
Op 21 oktober 2010 afpersing van een hoogbejaard echtpaar, waarbij eveneens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd gebruikt,
Op 3 november 2010 bezit van een revolver.
Verdachte is op 3 november 2010 aangehouden en is daarna in voorarrest terecht gekomen. Op 13 januari 2011 heeft de rechtbank Arnhem de voorlopige hechtenis geschorst, waarbij als bijzondere voorwaarde werd opgelegd dat verdachte zich zou laten behandelen in De Hanzeborg te Zutphen.
Reeds kort na de schorsing heeft de verdachte op 24 januari 2011 de instelling stiekem verlaten en wederom een ernstig misdrijf gepleegd, namelijk diefstal van een Porsche aan welke diefstal geweld voorafging.
Verdachte heeft in januari en februari 2012 in het Pieter Baan Centrum verbleven, maar was niet bereid mee te werken aan het onderzoek naar zijn persoonlijkheid.
Verdachte heeft voorts ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de diefstallen met geweld, de afpersing en de diefstallen (zonder geweld) en aldus geen blijk gegeven spijt te hebben van hetgeen hij heeft gedaan.
Het hof ziet zich aldus geconfronteerd met een verdachte die in korte tijd ernstige (gewelds)misdrijven pleegt, zich weinig lijkt aan te trekken van eerdere veroordelingen, een proeftijd en een schorsing van de voorlopige hechtenis en die geen bereidheid heeft getoond zijn leven een andere wending te geven.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, zoals deze voor feiten als de onderhavige zijn vastgesteld.
Het hof is, alles overwegende, van oordeel dat - in het bijzonder, gelet op de ernst van het bewezene en ter bescherming van de maatschappij - een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen jaren passend en geboden is. Een lagere straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het bewezene en beschermt de maatschappij onvoldoende tegen de verdachte.
De verdediging heeft het in eerste aanleg gevoerde verweer herhaald dat enkele passages uit de verhoren van verdachte door de politie niet juist zijn geverbaliseerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit een onherstelbaar vormverzuim is en heeft de gevangenisstraf met drie maand verlaagd. In hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat hij zich in die strafvermindering kan vinden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Van de verhoren van verdachte bij de politie zijn audiovisuele opnamen gemaakt. Deze opnamen zijn door de verdediging bekeken. Daaruit is gebleken dat een onderdeel van het verhoor van verdachte onjuist is geverbaliseerd. De rechtbank is het op dat punt met de verdediging eens. De rechtbank citeert in haar vonnis de onjuiste passage van het verhoor en heeft daarna (woordelijk) opgenomen wat de verdachte in werkelijk heeft gezegd.
In artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering wordt bepaald dat de rechter (onder meer) de hoogte van de straf kan verlagen, indien blijkt dat bij het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld. Met de rechtbank en verdediging is het hof van oordeel dat er door de bovengenoemde onjuiste weergave van verdachtes verklaringen vormen zijn verzuimd. Het hof zal echter aan dat verzuim geen rechtsgevolgen verbinden, nu dat verzuim - doordat de verdediging het verhoor heeft kunnen bekijken en de rechtbank naar aanleiding daarvan in haar vonnis (woordelijk) heeft opgenomen wat de verdachte (wel) heeft verklaard - is hersteld.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.774,24. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 06-850682-11 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 55,47. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 4, subsidiair bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij Taxibedrijf [taxibedrijf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.626,74. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 06-850682-11 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Meervoudige kamer te Arnhem van 23 maart 2010 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden, in de zaak met parketnummer 05-720020-10. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 36f, 57, 138, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Verzoekt tot opheffing van de voorlopige hechtenis
De verdediging heeft een verzoek gedaan tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Het hof zal dit verzoek afwijzen. De gronden waarop het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte berust, waaronder het veroordelende arrest, zijn nog steeds aanwezig en de situatie als bedoeld in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering doet zich niet voor.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak van de verduistering dan wel diefstal van benzine in Arnhem, zoals was tenlastegelegd onder parketnummer 06-850337-11.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 2, primair en 4, primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 06-950076-11 onder 1 en in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 1, 2, subsidiair, 3, primair, 4, subsidiair en 5, primair en in de zaak met parketnummer 06-850682-11, 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 06-950076-11 onder 1 en in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 1, 2, subsidiair, 3, primair, 4, subsidiair en 5, primair en in de zaak met parketnummer 06-850682-11, 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij J[slachtoffer 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 6] terzake van het in de zaak met parketnummer 06-850682-11 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.774,24 (duizend zevenhonderdvierenzeventig euro en vierentwintig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6], een bedrag te betalen van € 1.774,24 (duizend zevenhonderdvierenzeventig euro en vierentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] terzake van het in de zaak met parketnummer 06-850337-11 onder 4 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 55,47 (vijfenvijftig euro en zevenenveertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 55,47 (vijfenvijftig euro en zevenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij Taxibedrijf [taxibedrijf]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Taxibedrijf [taxibedrijf] terzake van het in de zaak met parketnummer 06-850682-11 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.626,73 (tweeduizend zeshonderdzesentwintig euro en drieënzeventig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Taxibedrijf [taxibedrijf], een bedrag te betalen van € 2.626,73 (tweeduizend zeshonderdzesentwintig euro en drieënzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 10 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Arnhem van 23 maart 2010, parketnummer 05-720020-10, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Aldus gewezen door
mr J.D. den Hartog, voorzitter,
mr F.W.J. den Ottolander en mr M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 19 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr F.W.J. den Ottolander en mr M. van Seventer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.