ECLI:NL:GHARN:2012:BX9611

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003533-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing en oplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor diefstal met geweld, afpersing en oplichting. De verdachte heeft in eerste aanleg een straf opgelegd gekregen door de rechtbank Zutphen, maar heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Het Gerechtshof Arnhem heeft op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld gepleegd in de nacht van 30 oktober 2010, waarbij hij samen met een mededader de heer [slachtoffer 1] heeft bedreigd met een vuurwapen en hem heeft geslagen. De verdachte heeft een laptop, geld en een portemonnee van het slachtoffer weggenomen. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor oplichting van de heer [slachtoffer 2] in de periode van 11 tot 12 november 2010, waarbij hij met een valse hoedanigheid de heer [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 400 euro. Het hof heeft de eerdere veroordeling gedeeltelijk vernietigd en de verdachte een hogere gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, rekening houdend met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling is toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De benadeelde partij heeft recht op schadevergoeding, die door het hof is toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00 voor immateriële schade.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003533-11
Uitspraak d.d.: 9 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 7 september 2011 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
Thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr R. Herregodts, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 30 oktober 2010 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (geheel of gedeeltelijk) in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en/of een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (van ongeveer 500 euro) en/of een portemonee, met daarin een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of één of meer bankpas(sen) en/of een verzekeringspas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
-heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 1], en/of toen voornoemde [slachtoffer 1] de deur had geopend een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), op (ooghoogte van) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) een vinger om de trekker gehouden, waarbij een klikkend geluid werd gemaakt, en/of
-(vervolgens) toen voornoemde [slachtoffer 1] een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) trachtte af te pakken, binnen is/zijn gedrongen in voornoemde woning en/of de voordeur heeft/hebben gesloten en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgegrepen (bij de arm) en/of
- meermalen, althans éénmaal [slachtoffer 1] (met kracht) tegen en/of op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
-(vervolgens) [slachtoffer 1] met de kolf van voornoemd pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) meermalen, althans éénmaal (met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
-voornoemde portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gepakt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in elkaar gezakt was;
en/of
hij op of omstreeks 30 oktober 2010 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (geheel of gedeeltelijk) in een woning, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld de heer [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een laptop en/of een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (van ongeveer 500 euro) en/of een portemonee, met daarin een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of één of meer bankpas(sen) en/of een verzekeringspas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
-heeft/hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 1], en/of toen voornoemde [slachtoffer 1] de deur had geopend een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), op (ooghoogte van) voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of (daarbij) een vinger om de trekker gehouden, waarbij een klikkend geluid werd gemaakt, en/of
-(vervolgens) toen voornoemde [slachtoffer 1] een pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) trachtte af te pakken, binnen is/zijn gedrongen in voornoemde woning en/of de voordeur heeft/hebben gesloten en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgegrepen (bij de arm) en/of
-meermalen, althans éénmaal [slachtoffer 1] (met kracht) tegen en/of op het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, en/of
-(vervolgens) [slachtoffer 1] met de kolf van voornoemd pistool, althans een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) meermalen, althans éénmaal (met kracht) tegen en/of op het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
-voornoemde portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gepakt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in elkaar gezakt was.
1 subsidiair:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omsreeks de periode van 30 oktober 2010 tot en met 22 januari 2011 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente], en/of te [plaats 1] en/of te [plaats 2 en/of te [plaats 3] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of andren, althans alleen, een laptop en/of mobiele telefoon en/of een geldbedrag van ongeveer eur 500,00(althans enig geldbedrag) en/of een portemonee(met daarin een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of één of meer bankpas(sen) en/of een verzekeringspas heeft verworden, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) en/of dat geldbedrag wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (en) door misdrijf verkregen goed(eren) en/of geldbedrag betrof.
2 primair:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2010 tot en met 12 november 2010, te [pleegplaats 2], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (geheel of gedeeltelijk) in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 400 euro) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de heer [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (met kracht) op en/of tegen de keel, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben geslagen/gestompt en/of zich heeft/hebben omgedraaid en/of heeft/hebben gevraagd: "Wil je nog meer klappen?".
2 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2010 tot en met 12 november 2010 in de gemeente [pleegplaats 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 400 euro, in elk geval van enig goed, hebbende/zijnde verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
-de afspraak gemaakt met voornoemde [slachtoffer 2] dat, verdachte's mededader, een paar uur seks zou hebben met voornoemde [slachtoffer 2] in zijn woning en dat voornoemde [slachtoffer 2], verdachte's mededader, 400 euro zou betalen, en/of
-naar de woning van [slachtoffer 2] gereden en/of
-voornoemde [slachtoffer 2] voorgehouden dat hij direct 400 euro moest afgeven omdat de chauffeur geld moest hebben en dan verder zou rijden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2010 tot en met 12 november 2010, in de gemeente [pleegplaats 2] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de heer [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het (met kracht) tegen en/of op de keel, althans het lichaam, stompen en/of slaan.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door en namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte niet de persoon is geweest die aanwezig was bij en meegedaan heeft aan de gebeurtenissen tenlastegelegd onder de feiten 1 en 2. Daartoe is aangevoerd ten eerste dat er sprake is van een unus testis situatie, ten tweede dat geen geloof kan worden gehecht aan de verklaringen van [getuige 1] en ten derde dat uit de bewijsmiddelen in het geheel niet kan worden geconstrueerd wat er feitelijk is gebeurd in [pleegplaats 1] en in [pleegplaats 2].
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de overval in [pleegplaats 1] en de oplichting in [pleegplaats 2] aanwezig is geweest en als medepleger bij die feiten betrokken is geweest. Het hof komt tot deze conclusie, onder meer en in het bijzonder op grond van getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in onderlinge samenhang en verband gelezen. [getuige 1] heeft bij de politie verklaard over de overval in [pleegplaats 1]. Hij was door [medeverdachte] gevraagd om te rijden. [medeverdachte] was samen met een jongen waarvan [getuige 1] de naam niet wilde noemen in zijn verklaring. In een proces-verbaal van bevindingen is opgenomen dat [getuige 1] de naam van deze derde verdachte tegen de politie heeft genoemd, te weten [verdachte], door [getuige 1] ook wel [verdachte] genoemd. [getuige 1] heeft de inhoud van die in het proces-verbaal van bevindingen weergegeven verklaring in latere verhoren bij de rechter-commissaris en de raadsheer-commissaris bevestigd. [getuige 2] heeft verklaard dat [getuige 1], [verdachte] en [medeverdachte] wel vaker reed. [verdachte] is de neef van [getuige 2] zijn vriendin. [medeverdachte] is de vriendin van [verdachte]. Door de getuige [getuige 3] is verklaard bij de politie dat [getuige 1] altijd bij [medeverdachte] en [verdachte] was. [getuige 1] had een auto en dan gingen ze ergens heen.
[getuige 2] heeft ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit in [pleegplaats 2] verklaard dat hij die avond voor [medeverdachte] en [verdachte] had gereden. Er was ook nog een andere persoon bij, een halfbloed. [getuige 2] haalde [verdachte] en [medeverdachte] bij [medeverdachte] thuis op. Er werd verteld dat ze geld gingen halen in [pleegplaats 2]. Toen [verdachte] en [medeverdachte] terug waren bij de auto werd [medeverdachte] nog gebeld. Zij gaf de telefoon aan [verdachte] en [verdachte] schold de man uit. Hij zei: “ga maar lekker werken”. Met name dit onderdeel in de verklaring van de getuige [getuige 2] vindt steun in de verklaring van de aangever [slachtoffer 2] over de inhoud van een door hem gevoerd telefoongesprek korte tijd na het feit. [getuige 3] heeft hierover verklaard dat [getuige 2] die nacht [verdachte] en [medeverdachte] kwam ophalen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij destijds een relatie had met [medeverdachte].
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het ‘unus testis’ verweer van de raadsman moet worden verworpen.
Het hof verwerpt eveneens het verweer inhoudende dat [getuige 2] in strijd met art. 29 Sv zijn verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd. Noch uit de inhoud van het strafdossier, noch uit enige andere omstandigheid is het hof gebleken dat het verhoor van [getuige 2] bij de politie sturend is geweest.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat het hof kennis heeft genomen van de door de raadsman opgeworpen en gestelde onduidelijkheden en inconsequenties en vragen over de feitelijke toedracht van de beide feiten. Een en ander staat naar het oordeel van het hof niet in de weg aan de bewijskracht van de overige bewijsmiddelen die bovendien op essentiële onderdelen steun vinden in ander bewijs.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
hij op 30 oktober 2010 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptop en een geldbedrag van ongeveer 500 euro en een portemonee, met daarin een identiteitsbewijs en een rijbewijs en bankpassen en een verzekeringspas toebehorende aan de heer [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn, verdachtes, mededader
-hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 1], en toen voornoemde [slachtoffer 1] de deur had geopend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op ooghoogte van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gericht en daarbij een vinger om de trekker gehouden, waarbij een klikkend geluid werd gemaakt, en
-vervolgens toen voornoemde [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp trachtte af te pakken, binnen zijn gedrongen in voornoemde woning en de voordeur hebben gesloten en [slachtoffer 1] hebben vastgegrepen bij de arm en
- meermalen, [slachtoffer 1] met kracht tegen en/of op het hoofd hebben geslagen en/of gestompt, en
-vervolgens [slachtoffer 1] met de kolf van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met kracht tegen en/of op het hoofd en/of in het gezicht hebben geslagen en/of gestompt en
-voornoemde portemonnee uit de achterzak van de broek van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gepakt, terwijl voornoemde [slachtoffer 1] in elkaar gezakt was;
en
hij op 30 oktober 2010 te [pleegplaats 1], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld de heer [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn, verdachtes, mededader
-hebben aangebeld bij de woning van voornoemde [slachtoffer 1], en toen voornoemde [slachtoffer 1] de deur had geopend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op ooghoogte van voornoemde [slachtoffer 1] hebben gericht en daarbij een vinger om de trekker gehouden, waarbij een klikkend geluid werd gemaakt, en
-vervolgens toen voornoemde [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp trachtte af te pakken, binnen zijn gedrongen in voornoemde woning en de voordeur hebben gesloten en [slachtoffer 1] hebben vastgegrepen bij de arm en
-meermalen, [slachtoffer 1] met kracht tegen en/of op het hoofd hebben geslagen en/of gestompt, en
-vervolgens [slachtoffer 1] met de kolf van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp met kracht tegen en/of op het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt
2 subsidiair:
hij in de periode van 11 november 2010 tot en met 12 november 2010 in de gemeente [pleegplaats 2], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, de heer [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer 400 euro, hebbende/zijnde verdachte en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-de afspraak gemaakt met voornoemde [slachtoffer 2] dat, verdachte's mededader, een paar uur seks zou hebben met voornoemde [slachtoffer 2] in zijn woning en dat voornoemde [slachtoffer 2], verdachte's mededader, 400 euro zou betalen, en
-naar de woning van [slachtoffer 2] gereden en
-voornoemde [slachtoffer 2] voorgehouden dat hij direct 400 euro moest afgeven omdat de chauffeur geld moest hebben en dan verder zou rijden, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van oplichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing van de aangever [slachtoffer 1] en oplichting van de aangever [slachtoffer 2].
Verdachte heeft bij het plegen van de feiten puur uit financieel gewin gehandeld. Bij de overval op [slachtoffer 1] schuwden hij en zijn medeverdachte niet voor grof geweld en bedreiging met geweld waarbij in de woning van aangever een op een vuurwapen gelijkend voorwerp is gebruikt. De gevolgen van feiten als de onderhavige zijn voor de slachtoffers zeer ingrijpend. Zij zijn in hun privacy aangetast en de ervaring leert dat zij zich nog lange tijd onveilig voelen in hun eigen woning. Daarnaast worden gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaakt.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld terzake van een soortgelijk feit als het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Gelet op de ernst van de feiten, met name van het feit waarbij grof geweld is toegepast en letsel is veroorzaakt, en gelet op de omstandigheid dat de feiten zijn gepleegd terwijl verdachte voorwaardelijk in vrijheid was gesteld van de straf opgelegd voor een eerder door hem gepleegd soortgelijk feit, is het hof van oordeel dat aan verdachte een hogere gevangenisstraf moet worden opgelegd dan de door de rechtbank werd opgelegd (en in hoger beroep opnieuw door de advocaat-generaal werd gevorderd). Het hof komt dan ook tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
De raadsman heeft – onder verwijzing naar de arresten Sebalj v. Kroatië (EHRM 28 juni 2011, nr 4429/09) en Brusco v. Frankrijk (EHRM 14 oktober 2012, nr 1466/07) aangevoerd dat het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op bijstand door een advocaat bij het politieverhoor niet enkel inhoudt de bijstand voorafgaande aan dat verhoor, maar ook de bijstand tijdens het verhoor. Nu blijkt dat verdachte het aan een dergelijke bijstand heeft ontbroken, betekent dit een schending van artikel 6 EVRM, hetgeen moet leiden tot strafvermindering. Het hof overweegt hierover dat deze opvatting van de raadsman geen steun vindt in het recht en verwerpt het verweer.
De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank ’s-Hertogenbosch d.d. 5 januari 2009, parketnummer 01-825594-08, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden onvoorwaardelijk.
Met ingang van 31 mei 2010 is verdachte, onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd van 365 dagen niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Op 30 maart 2011 is een schriftelijke vordering van de officier van justitie bij de rechtbank binnen gekomen, die er toe strekt dat de rechtbank de aan verdachte verleende voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van 304 dagen zou herroepen nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten zoals tenlastegelegd in de onderhavige zaak. De advocaat-generaal heeft deze vordering ter terechtzitting in hoger beroep wederom gedaan.
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling bij de rechtbank niet onverwijld is ingediend. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie de vordering weliswaar niet onverwijld heeft ingediend maar dat hiermee geen belangen van de verdachte zijn geschaad en dat dit niet in de weg staat aan de ontvankelijkheid van de vordering.
Het hof overweegt als volgt.
Op 4 maart 2011 is door de officier van justitie een vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling ondertekend. De vordering is op 30 maart 2011 ter griffie van de rechtbank binnengekomen. Gegeven de complexe organisatie van een strafproces is de vordering onverwijld ingediend. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vordering.
Op grond van de bewezenverklaring zoals hierboven vermeld, is komen vast te staan dat veroordeelde zich gedurende de periode van de voorwaardelijke invrijheidstelling schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Gelet op het voorgaande kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen.
De vordering wordt volledig toegewezen.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 15g, 15j, 36f, 47, 57, 63, 312, 317 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] terzake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, v.i.-zaaknummer 99-000019-41. Gelast dat het gedeelte van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten 304 dagen, alsnog moet worden ondergaan.
Aldus gewezen door
mr J.P. Bordes, voorzitter,
mr M. Otte en mr A.J. Smit, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.I.D. Leene, griffier,
en op 9 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.