ECLI:NL:GHARN:2012:BX8844

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.101.910
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; overlast; tweede kans na ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een huurder die wegens overlast zijn woning heeft moeten ontruimen. De huurder, zonder vaste woon- of verblijfplaats, doet een beroep op het Laatste kansbeleid dat is overeengekomen tussen de gemeente Zeist en drie woningcorporaties. Dit beleid biedt huurders die voor de eerste keer zijn uitgezet na ontbinding van hun huurcontract een kans om opnieuw in aanmerking te komen voor een huurwoning. De huurder had eerder al een woning gehuurd van de Stichting De Seyster Veste, maar deze huurovereenkomst werd ontbonden vanwege overlast. De aanvraag van de huurder om opnieuw in aanmerking te komen voor een huurwoning op basis van het Laatste kansbeleid werd afgewezen, omdat er geen sprake was van schuldbesef of uitzicht op verbetering. Het hof oordeelt dat het Laatste kansbeleid geen zelfstandige verplichting voor de woningcorporaties met zich meebrengt en dat de huurder reeds eerder een kans heeft gekregen. Het beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) faalt eveneens, omdat de weigering van de Stichting om de huurder opnieuw een woning aan te bieden geen ongerechtvaardigde inbreuk op zijn recht op 'family life' oplevert. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en veroordeelt de huurder in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.101.910
(zaaknummer rechtbank 750649)
arrest van de tweede kamer van 18 september 2012
in de zaak van
[appellant],
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
appellant,
advocaat: mr. J.J. Weldam,
tegen
de stichting De woningcorporatie Stichting De Seyster Veste,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.J. Scholten.
Partijen zullen hierna [appellant] en de Stichting worden genoemd.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 20 juli 2011 en 28 september 2011 die de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, locatie Utrecht, tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 21 december 2011,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord.
2.2 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [appellant] huurde vanaf 19 december 2003 van de Stichting een woning aan de [adres] te [woonplaats]. Wegens het veroorzaken van overlast heeft [appellant] deze woning - na daartoe door de voorzieningenrechter te zijn veroordeeld - per 1 oktober 2008 moeten verlaten en is de huurovereenkomst ontbonden. Een aanvraag van [appellant] bij de gemeente Zeist om opnieuw in aanmerking te komen voor de huur van een woning op grond van het Laatste kansbeleid Zeist (hierna: Laatste kansbeleid) is afgewezen. In de desbetreffende brief van de Laatste kanscommissie d.d. 29 oktober 2008 aan de advocaat van [appellant] is deze afwijzing als volgt gemotiveerd:
“Tot onze spijt moeten wij u mededelen dat wij hebben besloten zijn aanvraag af te wijzen. Belangrijk argument hierbij is het afwezig zijn van enige mate van schuldbesef of het uitzicht op verbetering. De uitzetting in [woonplaats] volgt namelijk op een eerdere uitzetting in [woonplaats].”
3.2 [appellant] heeft - kort samengevat - gevorderd dat de Stichting hem met toepassing van het Laatste kansbeleid een huurovereenkomst voor een passende woning aanbiedt. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen. Daartegen richt zich het hoger beroep.
3.3 De vordering van [appellant] is gebaseerd op het Laatste kansbeleid. Het Laatste kansbeleid is een beleid dat tot stand is gekomen in samenspraak tussen de gemeente Zeist en drie in de gemeente Zeist actieve woningcorporaties, waaronder de Stichting. Het Laatste kansbeleid is volgens de daartoe opgestelde nota een benaming voor een werkwijze die deze partijen hanteren bij mensen die een eerste keer hun woning zijn uitgezet na ontbinding van hun huurcontract en die vervolgens opnieuw een beroep doen op de woningmarkt in Zeist. In grote lijnen komt het beleid erop neer dat huurders waarvan de huurovereenkomst is ontbonden wegens overlast of huurschuld eenmaal een (laatste) kans kunnen krijgen om opnieuw voor een woning in aanmerking te komen. Een commissie bestaande uit medewerkers van de gemeente Zeist, de woningcorporaties en WoningNet (de Laatste kanscommissie) beoordeelt een aanvraag op grond van dit beleid en neemt daarop een beslissing. Indien de aanvraag wordt ingewilligd, zoeken de woningcorporaties een passende woning uit het totale Zeister woningaanbod van de drie woningcorporaties waarbij met diverse omstandigheden, waaronder de verdeling van ‘lasten’ over de verschillende corporaties, rekening wordt gehouden.
3.4 Uit het voorgaande volgt dat, veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat [appellant] op grond van het Laatste kansbeleid opnieuw in aanmerking zou komen voor een huurwoning in Zeist, de Stichting geen zelfstandige verplichting jegens [appellant] heeft om hem een huurovereenkomst aan te bieden. Reeds om die reden kan de vordering van [appellant], die alleen tegen de Stichting is gericht, niet worden toegewezen.
3.5 Ook overigens kan de vordering niet slagen. Vast staat dat [appellant] eerder van de stichting Portaal een woning huurde aan de [adres] te [woonplaats]. Ook deze woning heeft [appellant], in november of december 2003, wegens het veroorzaken van overlast moeten ontruimen. Met het in december 2003 aanbieden van een huurovereenkomst voor de woning aan de [adres] te [woonplaats], is [appellant] reeds een tweede kans geboden. Dat deze woning niet middels een procedure op grond van het Laatste kansbeleid aan [appellant] ter beschikking is gesteld, doet daaraan niet af. Zijn stelling dat de ‘zaak uit [woonplaats]’ verjaard zou zijn, heeft [appellant] onvoldoende toegelicht. Zonder nadere redengeving, die ontbreekt, valt niet in te zien op welke verjaring(stermijn) [appellant] het oog heeft. Nu [appellant] ook de woning aan de [adres] te [woonplaats] wegens het veroorzaken van overlast heeft moeten ontruimen, mocht zijn aanvraag om opnieuw in aanmerking te komen voor een huurwoning in (de gemeente) Zeist op grond van het Laatste kansbeleid worden afgewezen. De tegen dat oordeel van de kantonrechter gerichte grieven falen. De afwijzing is, in het licht van het voorgaande, ook voldoende gemotiveerd.
3.6 Ook het beroep van [appellant] op artikel 8 EVRM kan hem niet baten. Niet gezegd kan worden dat de weigering van de Stichting om [appellant] opnieuw een huurwoning in Zeist aan te bieden een ongerechtvaardigde inbreuk op zijn recht op ‘family life’ oplevert. Dat [appellant] na de ontruiming feitelijk niet over woonruimte beschikt, zoals hij heeft gesteld, kan hij de Stichting niet aanrekenen. Gesteld noch gebleken is dat [appellant] niet elders woonruimte kan verkrijgen alwaar hij met zijn kinderen kan verblijven of een omgangsregeling kan realiseren.
3.7 De slotsom is dat het beroep van [appellant] jegens de Stichting om op grond van het Laatste kansbeleid voor een huurwoning in aanmerking te komen, faalt. De grieven behoeven voor het overige geen bespreking meer. Er zijn geen feiten of omstandigheden te bewijzen aangeboden die tot een andere beslissing aanleiding kunnen geven.
3.8 Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht, locatie Utrecht, van 28 september 2011;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Stichting vastgesteld op € 894,-- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief en op € 666,-- aan griffierecht;
verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, P.M.M. Mostermans en F.J.P. Lock en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 september 2012.