ECLI:NL:GHARN:2012:BX8765
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van het gerechtshof bij verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 september 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, ingediend op 20 september 2012. Het verzoek was gericht op het tijdelijk verlaten van de inrichting om het huwelijk van de zus van de verdachte bij te wonen. De advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat A.W. Syrier, zijn gehoord in raadkamer. Het hof heeft zich gebaseerd op artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering en heeft overwogen dat het verzoek om schorsing niet onder de bevoegdheid van het hof valt, maar onder de bevoegdheid van de directeur van de penitentiaire inrichting waar de verdachte verblijft.
Het hof heeft eerder op 5 september 2012 al een verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, waarbij het hof zich onbevoegd had verklaard. De directeur van de inrichting had in een schrijven van 14 september 2012 aangegeven dat het aanwezig zijn van de verdachte bij de bruiloft niet als noodzakelijk werd gezien. De raadsman van de verdachte betoogde dat het hof zich nu wel bevoegd zou moeten achten, omdat de afwijzing van het eerdere verzoek niet meer van toepassing zou zijn. Het hof heeft echter geoordeeld dat de bevoegdheid van het hof niet afhankelijk is van de toewijsbaarheid van het verzoek, maar dat het verzoek naar zijn aard onder de bevoegdheid van de directeur valt.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, omdat het verzoek niet afwijkt van het eerder gedane verzoek. De beslissing van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 5 april 2013.