ECLI:NL:GHARN:2012:BX8615

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002455-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en witwassen van drugsvaluta

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie, het medeplegen van het bewerken van hennep en het medeplegen van witwassen door het wisselen van drugsvaluta. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, gedurende een periode van ongeveer vier maanden deel uitmaakte van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband dat zich bezighield met de teelt en handel in hennep. De verdachte heeft een actieve rol gespeeld binnen deze organisatie, waarbij zij knipsters regelde, zelf hennep heeft geknipt en zorgde voor de verkoop van hennepafval. Het hof heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij het omwisselen van Ierse Ponden, waarvan zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft in totaal 31.000 Ierse Ponden omgewisseld in verschillende grenswisselkantoren, waarbij zij in contact stond met andere leden van de organisatie. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit, en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, die voorwaardelijk is, en een werkstraf van 180 uren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor kinderen en haar huidige werk.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002455-10
Uitspraak d.d.: 18 september 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 2 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 17 juni 2011, 19 oktober 2011, 13 januari 2012, 1 juni 2012, 22 juni 2012, 5 juli 2012 en 4 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat voor verdachte niet open.
Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in haar hoger beroep verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, voorzover thans van belang, tenlastegelegd dat:
1 primair:
zij in of omstreeks de periode van de maand januari 2009 tot en met 21 april 2009
te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of te [plaats3] en/of te [plaats4] en/of te [plaats5] en/of elders
in Nederland, althans in Nederland ,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie samen met [medeverdachte1] (geboren 1/8/1979) en/of[medeverdachte2] en/of [medeverdachte3] (geboren [1964]) en/of
[medeverdachte4] en/of [medeverdachte5] en/of [medeverdachte6] en/of [medeverdachte7] en/of [medeverdachte8],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk telen en/of bereiden
en/of het bewerken en/of verwerken en/of afleveren en/of vestrekken en/of verkopen
en/of vervoeren, althans het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden
hennep, althans het plegen van misdrijven in de zin van artikel 11 vijfde lid jo 3 van de
Opiumwet, in elk geval misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijde lid,
0a eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, althans het plegen van (opiumwet)misdrijven;
1 subsidiair:
[medeverdachte7] en/of [medeverdachte1] (geboren 1/8/1979) en/of [medeverdachte2] en/of
[medeverdachte3] (geboren [1964]) en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte5] en/of
[medeverdachte6], tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
in of omstreeks de periode van de maand januari 2009 tot en met 21 april 2009 te [plaats1] en/of te [plaats2] en/of te [plaats3] en/of te [plaats4] en/of te [plaats5] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
opzettelijk hebben/heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van het opzettelijk bereiden en/of telen en/of bewerken
en/of verwerken en/of afleveren en/of verstrekken en/of verkopen en/of vervoeren,
althans het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden hennep, althans het
plegen van misdrijven in de zin van artikel 11 vijfde lid jo 3 van de Opiumwet, in elk
geval misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijde lid, 10a eerste lid of
11, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, althans het plegen van (opiumwet) misdrijven
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode 1 januari 2009 tot en met 21 april 2009 te [plaats1] en/of elders in Nederland, althans in
Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door het meermalen, althans eenmaal
te bemiddelen bij de verkoop van hennep en/of het meermalen, althans eenmaal regelen van een locatie beschikbaar ter verwerking van geoogste hennep(toppen) en/of
het regelen van knippers ter verwerking van geoogste hennep(toppen) en/of het
vervoeren van knippers en/of het verzorgen van (een) maaltijd(en) ten behoeve van knippers en/of het zelf knippen van geoogste hennep en/of het afvoeren van hennepafval;
2 primair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met
21 april 2009 te [plaats2] en/of te [plaats4] en/of te [plaats1] en/of te [plaats3] en/of te [plaats5] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, grote hoeveelheden hennep,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval hoeveelheden/
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
2 subsidiair:
[medeverdachte7] en/of [medeverdachte4] en/of [medeverdachte2] en/of een of meer anderen op een of
meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 21 april 2009
te [plaats2] en/of te [plaats4] en/of te [plaats1] en/of te [plaats3] en/of te [plaats5] en/of elders in
Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk voorhanden
hebben/heeft gehad grote hoeveelheden hennep, althans een groot aantal hennepplanten
en/of delen daarvan, in elk geval hoeveelheden/een hoeveelheid van meer dan 30 gram
van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die
wet
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op een of meer
tijdstippen in of omstreeks de maand januari 2009 tot en met 21 april 2009 te
[plaats1], in elk geval in de gemeente [plaats1] en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door het
meermalen regelen van een locatie ter verwerking van geoogste hennep(toppen) en/of
het regelen van knippers ter verwerking van geoogste henneptoppen en/of het vervoeren
van knippers en/of het zelf knippen van geoogste hennep en/of het afvoeren van hennepafval;
3.
zij in of omstreeks de periode van 10 maart 2009 tot en met 12 maart 2009, te [plaats6]
en/of te [plaats7] en/of te [plaats8] en/of te [plaats9] en/of te [plaats10] en/of
elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een (aantal) voorwerp(en), te weten een totaal van ongeveer 36.000 Ierse Ponden (gewisseld naar euro’s), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
en/of omgezet, althans van een (aantal) voorwerp(en), te weten een totaal van ongeveer 36.000 Ierse Ponden (gewisseld naar euro’s), gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en,opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1 primair, 2 primair en 3 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot eenzelfde straf als aan verdachte in eerste aanleg is opgelegd.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Subsidiair stelt de raadsman ten aanzien van deze feiten dat er dan slechts sprake kan zijn van medeplichtigheid.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde stelt de raadsman - kortgezegd - dat verdachte niet hoefde te vermoeden dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren en dat daarom vrijspraak dient te volgen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 2:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het navolgende, dat niet ter discussie heeft gestaan, deels in overeenstemming met de door de rechtbank gebezigde bewoordingen vastgesteld.
Op 8 april 2009 om ongeveer 15.40 uur controleert de politie een woning aan de [adres2] te [plaats3], gemeente [plaats3]. Er worden in totaal 391 hennepplanten en 197 hennepstekken alsmede de daarbij gebruikelijke bedrijfsmiddelen in beslag genomen. Monsters van deze planten zijn getest en blijken een positieve reactie te vertonen voor hennep. De planten worden door de verbalisant ook herkend als hennepplanten. In de woning worden ook enkele peuken en bierflesjes aangetroffen,
veiliggesteld en bemonsterd.
Bij één van de veiliggestelde monsters van de peuken wordt het DNA-profiel van [medeverdachte6] vastgesteld. De woning wordt van de gemeente [plaats3] gehuurd door [bedrijf], gevestigd te [adres4], [plaats2] als tijdelijke woonruimte. [medeverdachte5] is blijkens de huurovereenkomst enig bestuurder van deze vennootschap. De woning is vanaf 2 april 2008 voor onbepaalde tijd gehuurd en is bestemd voor tijdelijke woonruimte. Als telefoonnummer van [bedrijf] is vermeld: [telefoonnummer]. De kosten van de illegaal afgenomen energie van Enexis, ten bedrage van € 3.750,70 zijn gefactureerd aan [medeverdachte5].
Op 7 april 2009 voeren verbalisanten een stelselmatige observatie uit en zien daarbij het volgende:
- een Nissan Interstar met kenteken [kenteken] rijdt om 12.08 uur het perceel aan de [adres2] te [plaats3] op. [medeverdachte2] en NN2-man stappen uit. Op het terrein staat eveneens een rode Volvo, type station met kenteken [kenteken] en een groene Volvo. Verbalisanten zien dat [medeverdachte2], NN2, NN3 en NN4 uit de rode Volvo negen dozen pakken en deze in de Nissan zetten. Beide Volvo’s verlaten het terrein en maken een ritje naar het perceel aan [adres4] te [plaats2]. In één van de Volvo's zitten 4 personen. Om 13.28 uur wordt waargenomen dat de Volvo [kenteken] het perceel [adres2] oprijdt, [medeverdachte2], NN2 en NN3 stappen uit en lopen naar de woning.
- Later herkennen de verbalisanten de NN2man als [medeverdachte3](geboren op [1964]).
De Nissan Interstar met kenteken [kenteken] staat op naam van [medeverdachte7]. De Volvo, type station, met kenteken [kenteken] staat op naam van [medeverdachte5].
Onder de Nissan Interstar met kenteken [kenteken] is in de periode 27 februari 2009 tot en met 22 april 2009 plaatsbepalingapparatuur geplaatst. Uit de bakengegevens blijkt de Nissan Interstar op de volgende dagen op het adres [adres2] te [plaats3] stilgestaan te hebben op onderscheidenlijk dinsdag 17 maart 2009 van 07.48 uur tot 08.03 uur, maandag 23 maart 2009 van 22.12 uur tot 22.42 uur en dinsdag 7 april 2009 van 12.08 uur tot 13.31 uur. Op zaterdag 18 april 2009 is de Nissan Interstar op de [adres5] te [plaats3] geweest. uur.
Tijdens het onderzoek is bij telefoongesprekken en opgenomen verklaringen veelal gebruik gemaakt van roep- of bijnamen.
- [medeverdachte7] wordt genoemd: [medeverdachte7] of [medeverdachte7] of [medeverdachte7] of [medeverdachte7] of [medeverdachte7];
- [medeverdachte1] (geboren op [1979]) wordt genoemd: [medeverdachte1] of [medeverdachte1] of [medeverdachte1];
- [medeverdachte2] wordt genoemd: [medeverdachte2] of [medeverdachte2];
- [medeverdachte9] wordt genoemd: [medeverdachte9] of [medeverdachte9] of [medeverdachte9];
- [medeverdachte3] (geboren op [1964]) wordt genoemd: [medeverdachte3] of [medeverdachte3] of [medeverdachte3];
- [medeverdachte5] wordt genoemd: [medeverdachte5] of [medeverdachte5].
Op 6 februari zijn diverse gesprekken afgeluisterd.
- Om 11.51 uur belt [medeverdachte2] naar [medeverdachte7]. [medeverdachte2] zegt: “ik ben daar” en dan zegt [medeverdachte7] even later “dan neem ze maar gewoon mee”. De telefoon van [medeverdachte2] maakt dan gebruik van de zendmast aan de [adres3] te [plaats3].
- Om 12.03 uur ontvangt [medeverdachte2] een sms-bericht van de telefoon [telefoonnummer2] in gebruik bij [medeverdachte7] waarin [medeverdachte7] vraagt: “ben je al bezig?” [medeverdachte2] antwoordt om 12.04 uur met “ja”. Waarop [medeverdachte7] een sms-bericht terug stuurt “ok ga ik die [betrokkene] bele laat die [medeverdachte5] het schoonmaken”. De telefoon van [medeverdachte2] maakt dan nog steeds in gebruik van de zendmast aan de [adres3].
- Om 12.11 uur stuurt [medeverdachte7] een sms-bericht aan de telefoon [telefoonnummer3] in gebruik bij [medeverdachte4] waarin hij vraagt “bel ff”. Vervolgens wordt [medeverdachte7] gebeld door een onbekend nummer waarin [medeverdachte7] zegt tegen [medeverdachte4]: “dinge was er heen gegaan nou en die is ze er af aan het eh… takelen”. [medeverdachte4] zegt hierop: “ja, waarom dan”. [medeverdachte7] zegt: “Ja, die zal wel iets gezien hebben dat niet in orde was, als hun da zeg… eigenlijk was de planning een week later te doen.” [medeverdachte4] zegt: “ja, ik ben er gisteren geweest man” en later in het gesprek zegt [medeverdachte4]: “gisteren heb ik alles bekeken” [medeverdachte7] zegt even later in het gesprek: “ja, eentje gewoon hij, hij is alleen bij die [medeverdachte5] he. Dat andere was nog niet interessant zei hij dus, die was nog niet klaar”.
- Om 12.16 uur ontvangt [medeverdachte2] een sms-bericht van de telefoon [telefoonnummer2] in gebruik bij [medeverdachte7] met de tekst “Had die [betrokkene] aan de lijn zei dat ie er gistere was geweest”. De telefoon van [medeverdachte2] maakt dan nog steeds gebruik van de zendmast aan de [adres3].
Op 7 februari 2009, om 01.02 uur stuurt [medeverdachte7] een sms-bericht naar [medeverdachte2] waarin hij vraagt “laat ff weten hoeveel het is”. [medeverdachte2] antwoordt daarop om 01.41 uur “49200”.
Op 19 maart 2009 is in de schuur achter een woning gelegen aan het adres [adres4] te [plaats2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met in totaal 817 hennepplanten.
De woning was eigendom van [medeverdachte5]. In april 2008 is met de opbouw begonnen van deze hennepkwekerij. In de periode van april 2008 tot 19 maart 2009 is er twee keer geoogst, te weten op 21 januari 2009 en op 16 februari 2009.
Gelet op de aangehaalde feiten met betrekking tot 6 en 16 februari 2009, is het hof van oordeel dat [medeverdachte2] met anderen betrokken is bij de teelt van hennep en dat op 6 februari 2009 in [plaats3] en op onderscheidenlijk 21 januari 2009 en 16 februari 2009 in [plaats2] is geoogst.
Voorts is het hof op grond van het volgende van oordeel dat de hennepoogst van beide kwekerijen is geknipt in [bedrijf1] Vof aan de [adres6] is [plaats1]. Het hof neemt daarbij in overweging:
- Verdachte is de dochter van mede-verdachte [medeverdachte8]. [medeverdachte8] heeft een bedrijf, genaamd “[bedrijf1]”, gevestigd op de [adres6] te [plaats1]. Door [medeverdachte8] is niet betwist dat het telefoonnummer [telefoonnummer4] haar mobiele nummer is.
- Uit het proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van [bedrijf1] aan de [adres6] te [plaats1] op 21 april 2009 blijkt dat tijdens de doorzoeking manden en scharen met hennepresten aangetroffen.
- Op maandag 19 januari 2009 belt verdachte met het telefoonnummer [telefoonnummer4] in gebruik bij verdachte c.q. bij [bedrijf1] te [plaats1]. Verdachte vraagt of het woensdag kan. [medeverdachte8] vraagt daarop of het donderdag kan.
- Op woensdag 21 januari 2009 ontvangt [medeverdachte7] om 11.29 uur een sms-bericht van verdachte, inhoudende: “Nee schatje, ik kan echt niet weg met dat kleintje hoe graag ik ook wil x kook wel voor hun vandaag en dat breng in rond eten tijd daarheen”. Om 17.09 uur wordt verdachte gebeld door het telefoonnnummer [telefoonnummer4] in gebruik bij [bedrijf1]. Beller vraagt aan verdachte of ze klaar is, verdachte zegt dat ze over een half uurtje komt. Uit de bakengegevens van de Mercedes S180 van verdachte blijkt dat zij op 21 januari 2009 omstreeks 17.48 uur vertrekt vanaf de [adres7] in [plaats1] en dat van 17.52 uur tot 18.37 uur de auto heeft stilgestaan op de [adres6] te [plaats1].
- Op 6 februari 2009 heeft [medeverdachte2] veelvuldig sms-verkeer met het telefoonnummer [telefoonnummer4] in gebruik bij [bedrijf], [adres6] in [plaats1], waarin wordt gesms’t: “Oké”, “Ben er”, “Hoe laat ongeveer”, “uur”en ”Ben er”.
- Op 16 februari 2009 werd een statische observatie geplaatst op de [adres6] te [plaats1]. Zowel om 17.24 uur, 00.04 uur en 01.32 uur stond een witte Citroën Berlingo met het kenteken [kenteken] (na)bij de [adres6].
- Op 16 februari is er tussen [verdachte] en [medeverdachte7] veelvuldig sms-verkeer. Deze berichten houden in: “En tis romel he”, “Ja, echt wel”, Kut werke is dat he”, Ja, echt wel”, Ja sorry schatje ik kan daar niks aan doen”, Ja maakt niet uit maar ze werke slecht de dames ha, ha”, Ja dus wordt een latertje voor jullie”, Denk ’t wel”, “Ja da denk ik ook wel schat maar ben je wel van de straat haha”, Ja”, Werk ze me knap blondje”. De telefoon van verdachte maakt op dat moment voornamelijk gebruik van de zendmast aan de [adres8] te [plaats1].
- Op 17 februari 2009 heeft [medeverdachte2] veelvuldig sms-verkeer met het telefoonnummer [telefoonnummer4] in gebruik bij [bedrijf], [adres6] in [plaats1], waarin wordt gesms’t: “Hoe laat word het”, “Uur anderhalf uur”, Als ik nu lang kom kan jullie [verdachte] dan straks nel weg brengen”, “Ja” en “Ben er”.
Verder leidt het hof de betrokkenheid van verdachte bij het knippen van de oogst van de kwekerij in [plaats3] af uit de inhoud van de navolgende tapgesprekken:
- Op 6 februari 2009 om 17.50 uur stuurt [medeverdachte7] een sms-bericht naar verdachte met de inhoud “Ben je al bezig x”. Verdachte antwoordt met een sms-bericht om 17.51 uur met “Ja schatje x”. [medeverdachte7] vraagt daarop om 17.51 uur in een sms-bericht “En is het wat x”. Verdachte antwoordt om 17.52 uur met “Ja goed schatje x”.
- Op 6 februari 2009 om 22.18 uur stuurt verdachte een sms-bericht naar de telefoon [telefoonnummer] op naam van [betrokkene2] waarin zij zegt “Je mist hier ook wat, nee hier is t ook goed op de helft x”. De telefoon van verdachte maakt op dat moment gebruik van de zendmast aan de [adres9] te [plaats1].
- Op 7 februari 2009 om 08.55 uur stuurt verdachte een sms-bericht naar de telefoon [telefoonnummer] op naam van [medeverdachte10], [adres10] te [plaats1], waarin zij zegt “Dat ene wat ik je aanbood en je toen over twee weken weer moet hebben heb ik vandaag weer kun je t kwijt”. Om 09.28 antwoordt [medeverdachte10] met “Weet niet wat je bedoelt” en hierop antwoordt [verdachte] met “Afval”.
[medeverdachte10] is mede gehoord naar aanleiding van het sms-bericht van 7 februari 2009. Uit dat proces-verbaal blijkt dat verdachte [medeverdachte10] vaker heeft gesmst omtrent “afval”. In één van de smsjes stelt [medeverdachte10]: “Ben daar mee gestopt, koste alleen maar geld”. [medeverdachte10] wilde/kon geen verklaring omtrent deze smsjes. Wel verklaarde hij regelmatig sms-berichtjes van verdachte te hebben ontvangen.
Met betrekking tot de Citroën Berlingo, kenteken [kenteken], staat vast dat deze auto op naam stond van [betrokkene4] . Deze [betrokkene4] heeft verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte7] of [medeverdachte1] (1979) deze auto alleen op zijn naam heeft gezet en dat hij niet in de Berlingo mocht rijden. Deze “Caddy” is aangetroffen bij de kwekerijen in [plaats2] en de kniplocatie aan de [adres6]. Daarnaast is de Caddy op 16 februari 2009 waargenomen op de [adres6]. Eveneens wordt in diverse tapgesprekken tussen verdachten onderling gesproken over zowel de Nissan (de bus) als de “Caddy” . Het is daarmee duidelijk dat de beide auto’s (Nissan en Berlingo) min of meer fungeerden als “bedrijfsauto”.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij [verdachte] en haar zus [betrokkene2] heeft leren kennen via een vriendin en dat hij vaak bij de [familienaam2] aan de [adres6] binnenkwam. Deze getuige verklaarde dat hij wist dat de zusters [familienaam2] hennep knipten en dat [verdachte]’s moeder hier ook aan meedeed. Hij verklaarde dat hij het nooit heeft gezien maar dat het hem wel opviel als ze binnenkwamen als hij er was. De dames wilden dan altijd meteen douchen omdat ze stonken naar de hennep.
Dat met “werken” het knippen van hennep wordt bedoeld leidt het hof af uit de onderlinge samenhang van de diverse tapgesprekken. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte op 6 en/of 7 februari 2009 en 16 en/of 17 februari 2009 de oogsten van de kwekerijen van [plaats3] en [plaats2] heeft geknipt in [plaats1]. Dit zijn de oogsten van de kwekerijen van de groepering rond [medeverdachte7].
Het verweer dat het knippen ziet op reguliere werkzaamheden van verdachte in haar nagelstudio acht het hof, gelet op het voren overwogene, niet aannemelijk.
alsmede ten aanzien van feit 1, de criminele organisatie:
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat zij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
Op grond van na te noemen feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien - die ook grotendeels naar voren zijn gekomen bij de behandeling van de afzonderlijk tenlastegelegde hennepkwekerijen - wordt deze vraag bevestigend beantwoord.
Naar het oordeel van het hof is er sprake van een georganiseerd verband tussen de verdachten [medeverdachte7], [medeverdachte3] (1964), [medeverdachte2], [medeverdachte4], [medeverdachte5], [medeverdachte6], [verdachte] en [medeverdachte8]. Dit georganiseerd verband had tot oogmerk de teelt van en de handel in hennep.
Met betrekking tot de criminele organisatie overweegt het hof het navolgende:
Telefooncontacten
Bij de beantwoording van de vraag of in casu sprake is van een criminele organisatie is mede van belang dat vaststaat dat er intensieve contacten tussen de verdachten onderling hebben heeft plaatsgevonden. Tijdens observaties zijn diverse verdachten, alleen en/of samen gezien bij een of meer locaties van later ontmantelde hennepkwekerijen (dikwijls na telefonisch contact). Hiervan blijkt uit talloze telefoongesprekken en observaties.
In de ten laste gelegde periode is gebleken van veelvuldige telefooncontacten tussen verdachten onderling, waarvoor verwezen kan worden naar de bewijsvoering ter zake van de “hennepfeiten”. Het hof gaat ervan uit dat deze telefooncontacten onder andere betrekking hadden op afspraken over wie wanneer naar (één van) de kwekerijen ging, wanneer geoogst zou worden en het verwerken van de hennep. Deze interpretatie is gerechtvaardigd, nu vaststaat dat in genoemde telefooncontacten tussen verdachten onderling in versluierde taal werd gesproken. Zo werd er gesproken over “kleintjes” , “korte” , “gele” en “zakken” , hetgeen duidt op het leveren van hennepstekken en zakken grond. Verder wordt gesproken over “naar boven gaan” hetgeen duidt op het rijden naar de kwekerijen in [plaats2] en [plaats3]. Ten slotte wordt gesproken over “werken”, “kutwerk”, “beetje opruimen, rest is klaar” , hetgeen duidt op de verwerking van de hennep. De verdachten hebben geen, danwel geen geloofwaardige alternatieve verklaring gegeven voor dit taalgebruik.
Gelet op de hiervoor en hierna genoemde context duidt dit erop dat de verdachten onderling hun werkzaamheden op elkaar afstemden. Deze interpretatie wordt ondersteund door observaties, de ontmanteling van de diverse kwekerijen, verklaringen van de verdachten [medeverdachte6] en [medeverdachte5] dat zij in samenwerking met andere verdachten hennepkwekerijen onderhielden in [plaats2] en [plaats3] . Aannemelijk is dat verdachten in de telefooncontacten willens en wetens in verhullende taal hebben gesproken om uit handen van politie en justitie te blijven en zo de criminele handel te kunnen voortzetten.
Verdachten wisselden ook regelmatig van telefoon en/of simkaart en maakten gebruik van verschillende telefoonnummers. Zo heeft [medeverdachte6] verklaard dat hij van [medeverdachte4] wel eens simkaarten of een telefoon kreeg om contact te houden. Hij kreeg de opdracht die simkaarten en telefoons periodiek weg te gooien en niet meer te gebruiken. Gebleken is verder dat onderling tevens afspraken werden gemaakt over het uitzetten van telefoons als er naar kwekerijen werd gereden en met welk telefoonnummer verdachten onderling contact zouden hebben.
Gebruik van auto’s
Vaststaat dat de Nissan Interstar, kenteken [kenteken], op naam stond van [medeverdachte7] . Deze Nissan werd niet alleen door [medeverdachte7] gebruikt, maar ook door [medeverdachte2] en diverse anderen. Deze Nissan is voorts aangetroffen op de locaties van de kwekerijen in [plaats2] , [plaats3] en [plaats1] .
Verder staat vast dat een Citroen Berlingo (verder: ‘Caddy’), kenteken [kenteken] op naam stond van [betrokkene4] . Deze [betrokkene4] heeft verklaard dat hij in opdracht van [medeverdachte7] of [naam] (1979) deze auto alleen op zijn naam heeft gezet en dat hij niet in de Berlingo mocht rijden. Dit is niet anders te duiden dan een zogenaamde “katvangersconstructie”, bedoeld om verdachten in voorkomende gevallen buiten beeld te houden. Deze “Caddy” is aangetroffen bij de kwekerijen in [plaats2], [plaats1] , de kniplocatie aan de [adres6]. Eveneens wordt in diverse tapgesprekken tussen verdachten onderling gesproken over zowel de Nissan (de bus) als de “Caddy” . Het is daarmee duidelijk dat de beide auto’s (Nissan en Berlingo) min of meer fungeerden als “bedrijfsauto” en door alle “medewerkers” werden gebruikt voor de “bedrijfsactiviteiten”.
[medeverdachte6] heeft voorts verklaard dat hij van [medeverdachte2] een auto heeft gekregen, die ook op zijn naam werd gesteld. Met die auto kon [medeverdachte6] naar de hennepkwekerij in [plaats2] rijden om daar de planten water te geven.
Afspraaklocatie
Door de verdachten, in het bijzonder de leden van de [familienaam1], werden onderling veelvuldig telefonisch afspraken gemaakt om elkaar te treffen op het adres van de vader van o.a. [medeverdachte7] aan de [adres16] te [plaats1], gelegen op het zogenaamde [plaats] (ook wel: “de [plaats]” genaamd). Op diverse data worden op uiteenlopende tijden - zelfs midden in de nacht - op dit adres diverse voertuigen waargenomen. Verdachten onderling waarschuwden elkaar bovendien meermaals om niet naar het [plaats] te komen. Uit deze bevindingen kan worden afgeleid dat verdachten dit adres gebruikten voor afspraken .
Kniplocatie/verwerken hennep
Op het adres [adres6] te [plaats1] bevindt zich naast de woning van mede-verdachte [medeverdachte8] ook de opslag van haar [bedrijf]. Op diverse momenten worden de door verdachten gebruikte auto’s op dit adres gesignaleerd. In tapgesprekken wordt voorts meermaals gesproken over (afrekenen met) de moeder van [verdachte], zijnde medeverdachte [medeverdachte8]. Ook leggen leden van de organisatie meermalen telefonisch contact met de [adres6]. Op 21 april 2009 worden in de betreffende opslag plantenresten met de geur van hennep aangetroffen, alsmede schaartjes en een afzuiginstallatie. Eveneens bevinden zich diverse taps in het dossier welke duiden op het regelen van knipsters door [verdachte]. Getuige [getuige] verklaart ten slotte dat zij bij [medeverdachte8] en [verdachte] een hennepgeur heeft geroken en plantenresten in de kleding heeft gezien. Gelet op deze omstandigheden werd op genoemd adres de geoogste hennep aangevoerd en op die locatie werd geknipt/verwerkt.
Leden van het georganiseerd verband
Uit het voorgaande in onderlinge samenhang bezien kan worden afgeleid dat sprake is van een georganiseerd verband tussen [medeverdachte7], [medeverdachte3] (1964), [medeverdachte2], [medeverdachte4], [medeverdachte5], [medeverdachte6], [verdachte] en [medeverdachte8].
[medeverdachte7] vervulde binnen deze organisatie een beslissende, leidinggevende rol. [medeverdachte4] regelde de panden en onderhield de directe contacten met de verzorgers van de diverse hennepkwekerijen. [medeverdachte2] en [medeverdachte3] (1964) zorgde voor de opbouw en de verzorging van de diverse kwekerijen. De daadwerkelijke verzorging van de kwekerijen werd gedaan door [medeverdachte5] en [medeverdachte6]. De verwerking van de hennep werd ten slotte verzorgd door onder meer verdachte en haar moeder [medeverdachte8].
Duurzaamheid
Het georganiseerd verband was tevens duurzaam nu - in ieder geval - gedurende de tenlastegelegde periode diverse hennepkwekerijen werden onderhouden.
In april 2008 werd het pand [adres4] te [plaats2] verhuurd door [medeverdachte5] aan [medeverdachte4]. Op 19 maart 2009 werd in de schuur achter dit pand een hennepkwekerij aangetroffen bestaande uit 817 hennepplanten. Het pand [adres2] te [plaats3] wordt vanaf 2 april 2008, in opdracht van [medeverdachte2], door [medeverdachte5] gehuurd. In dit pand wordt op 8 april 2009 een hennepkwekerij met 588 hennepplanten aangetroffen. Het pand [adres14] in [plaats11] is op 1 september 2008 door [medeverdachte5], in opdracht van [medeverdachte4], gehuurd. Op 10 november 2008 is in dit pand een hennepkwekerij ontmanteld met 1.130 hennepplanten.
Nu sprake was van een georganiseerd verband over een langere periode waarbij tussen verdachten onderling veelvuldig op professionele wijze gebruik werd gemaakt van telefoons, auto’s die - onder meer met gebruik van een katvanger - werden ingezet, een vaste afspraaklocatie en een vaste locatie voor het verwerken van de hennep is het hof van oordeel dat sprake is van een structurele en duurzame samenwerking tussen voornoemde personen gericht op - kort gezegd - de hennephandel en dat deze samenwerking professioneel van aard was.
Rol van verdachte
Naar het oordeel van het hof maakte verdachte deel uit van vooromschreven criminele organisatie. De eerder ten aanzien van feit 2 aangehaalde tapgesprekken en sms-berichten tussen verdachte en [medeverdachte7] zien niet alleen op een vermeende verhouding tussen beiden, maar in onderlinge samenhang met de overige bewijsmiddelen is er eveneens sprake van contacten in het kader van de criminele organisatie. Immers, verdachte heeft veelvuldig contact met [medeverdachte7] over “werken” (voor dubbel tarief) en als zij zelf niet kan werken verzorgt zij het eten voor de anderen. Voorts sturen [medeverdachte7] en verdachte onderling sms-berichten over het regelen van “knipdames” door verdachte en dat die dames slecht werk leveren.
Door verdachte is geen enkele aannemelijke alternatieve verklaring gegeven wat er anders onder “werken” moet worden verstaan dan de verwerking van hennep. Ook heeft zij niet verklaard waarom zij voor derden eten moet verzorgen en waarom zij [medeverdachte7]daarvan op de hoogte houdt.
Het hof interpreteert de gesprekken aldus dat verdachte binnen de criminele organisatie van [medeverdachte7] ervoor zorgde dat de geoogste hennep kon worden be- en/of verwerkt. Zij regelde de knipsters, verzorgde deze personen en knipte ook zelf mee. Ook heeft zij zich incidenteel bezig gehouden met het wegwerken van de afval van de hennepoogst.
Het hof acht evenals de rechtbank, gelet op het voorgaande, het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte behalve met [medeverdachte7] geen veelvuldig contact had met de overige leden van de organisatie is voor de bewezenverklaring niet relevant. Verdachte zat “er dik” in. De rol die verdachte vervulde binnen de organisatie is dusdanig substantieel dat niet volgehouden kan worden dat haar rol slechts “ondersteunend” (in de zin van artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht) was.
Ten aanzien van feit 3:
Onder 3 is aan verdachte ten laste gelegd dat zij in de periode van 10 maart tot en met 12 maart 2009 te [plaats6], [plaats7], [plaats8], [plaats9] en [plaats10] tezamen en in vereniging in totaal 36.000 Ierse Ponden heeft omgewisseld en omgezet, terwijl zij wist dat die Ponden van misdrijf afkomstig waren.
Algemeen
De rechtbank heeft in haar vonnis de hierna weer te geven bewijsmiddelen opgenomen. Het hof verwijst hierna naar deze bewijsmiddelen en maakt de opsomming ervan tot de zijne en neemt, voor zover in de opsomming van de bewijsmiddelen door de rechtbank conclusies zijn vermeld, die conclusies over als zijnde gegrond op de aan die conclusies ten grondslag liggende inhoud van de door het hof gecontroleerde bewijsmiddelen. Voor zover het hof de vaststelling van de feiten en de daaruit getrokken conclusies van de rechtbank niet overneemt, zal dit expliciet worden overwogen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft ten aanzien van het bewijs van dit feit het volgende overwogen (waarbij de voetnoten door het hof op een andere wijze worden weergegeven dan door de rechtbank is gedaan en waarbij het hof zonodig aanvullende voetnoten heeft toegevoegd):
“(…) Tijdens een observatie op 10 maart 2009 wordt gezien dat [medeverdachte7] en [verdachte] elkaar om 14.09 uur ontmoeten op de parkeerplaats van de Gamma in [plaats1], waarbij [medeverdachte7] papieren in de hand heeft . Vervolgens wordt gezien dat [verdachte] naar [plaats8] rijdt en daar op het [adres12] parkeert. Zij gaat het Grenswisselkantoor binnen en gezien wordt om 14.52 uur dat zij vier pakken geld aan een medewerkster overhandigd en gehoord wordt dat zij zegt: "ik wil storten". Om 15.02 uur verlaat zij het gebouw. Een transactiebon van het Grenswisselkantoor te [plaats8] vermeldt dat om 14.58 uur 6.000 Ierse ponden zijn gewisseld tegen € 6.075). Om 15.07 uur smst [medeverdachte7] naar [verdachte]: “Ok neem tien mee als je naar [plaats6] ga anders blyf je aan het ryen kan meteen door naar [plaats7] scheelt weer een rit schatje”.
Vervolgens wordt gezien dat [verdachte], na eerst in de [adres10]te [plaats1] te zijn geweest, om 16.02 uur het Grenswisselkantoor aan het [adres11] te [plaats6] binnen gaat. Enkele minuten later wordt gezien dat zij vijf stapels geld uit de tas haalt en deze, met een legitimatiebewijs, aan een medewerker overhandigt. Om 16.19 uur verlaat zij het gebouw. Een transactiebon van het Grenswisselkantoor [plaats6] vermeldt dat die dag om 16.14 uur 5.000 Ierse ponden zijn gewisseld tegen € 5.075.
Op 11 maart 2009 zijn volgens een transactiebon om 11.36 uur 5.000 Ierse ponden gewisseld in het Grenswisselkantoor te [plaats8] tegen € 5.015. Om 11.43 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7] met de inhoud: “Een is er al klaar schat”. Uit positiegegevens van de tap blijkt dat haar telefoon omstreeks 11.35 uur in de nabijheid van het [adres12] te [plaats8] is. Om 11.49 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7], inhoudende: “Ja heb me moeder mee laten rijden die zit achter me”.
Op camerabeelden is te zien dat op 11 maart 2009 om 12.19 uur [verdachte] enveloppen afgeeft aan een medewerker van het Grenswisselkantoor [plaats9]. Uit transactiegegevens blijkt dat om 12.24 uur 5.000 Ierse ponden zijn gewisseld en dat de telefoon van [verdachte] op dat moment in het centrum van [plaats9] is. Om 12.30 uur die dag verzendt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7] met de mededeling: “… twee klaar”. De zendmastlocatie geeft aan dat de telefoon van [verdachte] zich op dat moment in de [adres13] te [plaats9] bevindt.
Om 13.50 uur op 11 maart 2009 wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte8]. [verdachte] zegt: “Ik moet naar het station toe ik sta nu voor de stoplichten”. De mastlocatie van de getapte telefoonlijn geeft als locatie aan: [adres15] te [plaats7]. Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] om 14.18 uur bij de balie van het Grenswisselkantoor te [plaats7] staat. Een transactiebon vermeldt dat op die dag om 14.22 uur 5.000 Ierse ponden zijn gewisseld tegen € 5.173.
Op camerabeelden is te zien dat [verdachte] op 12 maart 2009 om 12.18 uur het Grenswisselkantoor te [plaats10] binnen gaat, met een medewerker praat en om 12.35 uur weer weg gaat. Een transactiebewijs vermeldt dat aldaar om 12.28 uur 5.000 Ierse ponden zijn gewisseld tegen € 4.975. Een sms-bericht van [verdachte] die dag om 12.35 uur aan [medeverdachte7] luidt: “Hij staat laag schat”. Het antwoord volgt binnen één minuut: “Tis nie anders schatje, maar das altyd tegen het weekend aan”. De locatie van de telefoon van [verdachte] is op dat moment [adres17] te [plaats10].
De rechtbank gaat er van uit dat [verdachte] een en ander deed in opdracht of op verzoek van [medeverdachte7]. Immers, in een tweetal sms-berichten op 10 maart 2009 om 11.02 uur en 11.06 uur schrijft [medeverdachte7] aan [verdachte]: “Ik heb net wat ik van de week had. dat moet omgezet worden, je kan per keer 5 omwisele, kryg je 250 voor”, en: “Zoek maar wat adresse op waar de gwk liggen schatje. ik zie je half 2 leg ik wat uit en geef ik het je”. Beiden ontmoeten elkaar op de parkeerplaats van de Gamma, waarbij [medeverdachte7] papieren in de hand heeft, waarna [verdachte] naar het GWK in [plaats8] rijdt en daar Ierse ponden wisselt. Nadat [medeverdachte7] haar heeft gezegd dat zij er tien mee moet nemen als ze naar [plaats6] gaat, gaat zij eerst naar de [adres10] en vervolgens naar het GWK in [plaats6] waar ze wederom Ierse ponden wisselt.
Op 10 maart 2009 worden er sms-berichten tussen beiden uitgewisseld, waarin [medeverdachte7] er op aandringt dat [verdachte] een vergoeding krijgt voor haar werkzaamheden:
- “Je kan zo lekker wat verdienen schatje tis wekelijks” (sms-bericht van [medeverdachte7] aan [verdachte] om 15.29 uur);
- “Ik doe normaal x jij helpt mij wel eens x en zo help ik jou” (sms-bericht van [verdachte] aan [medeverdachte7] om 15.32 uur);
- “nee want een ander moet ik ook betalen en doe dit voor jou dus niet zeuren en werken haha zei toch dat we same zouden gaan werken” (sms-bericht van [medeverdachte7] aan [verdachte] om 15.33 uur);
- “ha ha x ja had je beloofd maar daar bedoelde je dit niet mee” (sms-bericht van [verdachte] aan [medeverdachte7] om 15.36 uur);
- “dit hoor daar ook by schatje x en is nog maar het begin x” (sms-bericht van [medeverdachte7] aan [verdachte] om 15.36 uur).
Op 11 maart 2009 zijn volgens een transactiebon om 11.36 uur 5.000 Ierse ponden gewisseld in het Grenswisselkantoor te [plaats8] tegen € 5.015. Om 11.43 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7] met de inhoud: “Een is er al klaar schat”. Uit positiegegevens van de tap blijkt dat haar telefoon omstreeks 11.35 uur in de nabijheid van het [adres12] te [plaats8] is. Om 11.49 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7], inhoudende: “Ja heb me moeder mee laten rijden die zit achter me”.
Op camerabeelden is te zien dat op 11 maart 2009 om 15.01 uur [medeverdachte8] het Grenswisselkantoor te [plaats6] binnenkomt en om 15.13 uur weer verlaat. Een transactiebewijs van het grenswisselkantoor vermeldt dat die dag om 15.05 een bedrag aan 5.000 Ierse ponden is gewisseld. Om 15.05 uur stuurt [verdachte] een sms-bericht naar [medeverdachte7]. Haar locatie daarbij is het [adres11] te [plaats6]. Uit het eerder die dag, om 11.49 uur, verzonden sms-bericht kan worden afgeleid dat [medeverdachte8] die dag met haar dochter [verdachte] op stap was.”
Nadere overwegingen van het hof
Naar aanleiding van het voorgaande stelt het hof vast dat verdachte wisseltransacties met betrekking tot Ierse Ponden heeft verricht:
10 maart 2009, 14.52 uur te [plaats8]: 6.000 ponden
10 maart 2009 16.02 uur te [plaats6] 5.000 ponden
11 maart 2009 11.36 uur [plaats8] 5.000 ponden
11 maart 2009 12.24 uur te [plaats9] 5.000 ponden
11 maart 2009 14.22 uur te [plaats7] 5.000 ponden
12 maart 2009 12.28 uur te [plaats10] 5.000 ponden
Totaal 31.000 ponden
Op grond van het van het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdacht een bedrag van 31.000 Ierse Ponden (en niet 36.000 Ierse Ponden zoals de rechtbank heeft beslist) in samenwerking met [medeverdachte7] en [medeverdachte8] heeft omgewisseld.
Op grond van het hiervoor weergegeven telefoonverkeer tussen verdachte en [medeverdachte7] stelt het hof vast dat verdachte het omwisselen op verzoek van en tegen beloning door [medeverdachte7] heeft verricht. Zonder twijfel is dat [medeverdachte7] de Ierse Ponden aan verdachte ter beschikking heeft gesteld. Vervolgens is dan de vraag of verdachte wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die Ierse Ponden van misdrijf afkomstig waren.
Het hof overweegt daarover als volgt. Van een legale herkomst van de Ierse Ponden is niet gebleken, terwijl daarentegen, zoals het hof hiervoor al heeft overwogen ten aanzien van de feiten 1 en 2, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, samen met onder meer [medeverdachte7], betrokken is geweest bij de verwerking van hennep en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich met de teelt/handel/verwerking van hennep heeft bezig gehouden. Met deze teelt en handel wordt, hetgeen een feit van algemene bekendheid is, veel geld verdiend en bij gebreke van een legale herkomst van de Ierse Ponden (verdachte zelf verklaart in het geheel niet over de herkomst van het Ierse geld), moet worden aangenomen dat die van de hennepteelt/-handel, maar in elk geval van enig misdrijf, afkomstig zijn. Dat het geld geen legale herkomst had en dat [verdachte] en [medeverdachte8], die zich voor [medeverdachte7] met het omwisselen van de Ierse Ponden bezig hielden, dat ook wisten, blijkt ook uit de inhoud van de tussen [verdachte] en [medeverdachte8] op 12 maart 2009 om 07.40 en 08.46 uur gevoerde telefoongesprek , waarin, zakelijk weergegeven, dat het –naar het hof begrijpt: omwisselen- niet iedere dag moet, omdat ze anders worden “gevat” en “hangen” en dat men niet te vaak ergens kan omwisselen maar er een paar weken tussen moet laten zitten. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte deze uit misdrijf verkregen Ierse Ponden voorhanden gehad en omgezet en heeft zij zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen van die Ierse Ponden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
zij in de periode van januari 2009 tot en met 21 april 2009
te [plaats1] en te [plaats4] en/of te [plaats5] ,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie samen met [medeverdachte2] en [medeverdachte3] (geboren [1964]) en
[medeverdachte4] en [medeverdachte5] en [medeverdachte6] en [medeverdachte7] en [medeverdachte8],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk telen en bewerken en/of verwerken van grote hoeveelheden
hennep;
2 primair:
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2009 tot en met
21 april 2009 te [plaats1] ,
tezamen en in vereniging met anderen,
telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt grote hoeveelheden hennep,
zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet;
3.
zij in de periode van 10 maart 2009 tot en met 12 maart 2009, te [plaats6]
en te [plaats7] en te [plaats8] en te [plaats9] en te [plaats10],
tezamen en in vereniging met een ander,
voorwerpen, te weten 31.000 Ierse Ponden (gewisseld naar euro’s), heeft omgezet,
terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; meermalen gepleegd;
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van witwassen; meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden deel uitgemaakt van een criminele organisatie die zich bezig hield met de “exploitatie” van hennep. Binnen de “organisatie” heeft verdachte knipsters geregeld, zelf geknipt, gezorgd voor de verkoop van het afval van de hennepoogst en ook anderszins gefaciliteerd. Uit de telefoontaps blijkt dat verdachte er “dik” in zat; zij bevond zich dicht bij de leiders van de organisatie. Wanneer er weer “werk” voorhanden was werd zij onmiddellijk ingelicht. Verdachte heeft met haar handelen bijgedragen tot de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs met alle daarbij komende maatschappelijke problemen. De opbrengsten van de softdrugs kwamen via witwaspraktijken weer terecht in het gewone betalingsverkeer. Deze vermenging van crimineel geld met legaal geld ontwricht het economische evenwicht in de samenleving.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie, betreffende verdachte, blijkt dat zij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte en haar persoonlijke omstandigheden is gebleken (in het bijzonder dat zij de zorg voor kinderen heeft en inmiddels geld verdient in een rijschool), haar rol in deze zaak, alsmede de relatieve ouderdom van de feiten, is het hof van oordeel dat voor afdoening van deze zaak oplegging van een voorwaardelijke vrijheidsstraf, dit mede als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst te onthouden van het plegen van strafbare feiten, en een werkstraf van na te melden duur passend en gerechtvaardigd is. Het hof straft hiermee gelijk aan de eis van de officier in eerste aanleg, doch iets lager dan de eis van de advocaat-generaal.
Beslag
De hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek onder verdachte aangetroffen. Zij behoren aan verdachte toe. Zij zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 63, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 180 (éénhonderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een wapen van het merk Astra 6.35, een volmantel patroon van het merk Fiocchi, een centre patroon van het merk Fiocchi, een stroomstootwapen van het merk WXML en een onbekend gebleven goed.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr J.I.M.W. Bartelds, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 18 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.