ECLI:NL:GHARN:2012:BX8226

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-00023
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over proceskostenvergoeding en taxatierapport in WOZ-zaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van X B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Montfoort, betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De Ambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Q vastgesteld op € 594.000 voor het belastingjaar 2010, met als waardepeildatum 1 januari 2009. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze waardebeschikking, maar de Ambtenaar handhaafde de vastgestelde waarde. De rechtbank Utrecht verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en verlaagde de waarde tot € 486.000, waarbij ook proceskosten werden toegewezen aan belanghebbende.

Belanghebbende stelde hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank, en de Ambtenaar trok zijn incidentele hoger beroep in. De zaak werd behandeld op 14 juni 2012. Het Hof oordeelde dat belanghebbende recht had op een vergoeding van de kosten voor het taxatierapport, maar dat het door de taxateur gehanteerde uurtarief van € 80 te hoog was. Het Hof stelde vast dat een uurtarief van € 50 passend was voor een courante woning. Het aantal uren dat aan de taxatie was besteed, werd door het Hof als redelijk beoordeeld, en de totale vergoeding voor het taxatierapport werd vastgesteld op € 238.

Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de proceskostenvergoeding en de griffierechten, en veroordeelde de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een totaalbedrag van € 1.767. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 18 september 2012, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 12/00023
uitspraakdatum: 18 september 2012
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X B.V. te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 november 2011, nummer SBR 11/448,
in het geding tussen de belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Montfoort (hierna: de Ambtenaar)
betreffende een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q (hierna: de onroerende zaak) voor het belastingjaar 2010 – naar de waardepeildatum 1 januari 2009 – vastgesteld op € 594.000.
1.2 Belanghebbende heeft tegen deze waardebeschikking bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 24 november 2011 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 486.000, de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig verminderd en de Ambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 426,25 in bezwaar en € 874 in beroep.
1.4 Belanghebbende heeft bij faxbericht van 5 januari 2012 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ambtenaar heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld.
1.5 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord A als gemachtigde van belanghebbende en de Ambtenaar.
1.6 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De waarde van de onroerende zaak is door de Ambtenaar bij beschikking vastgesteld op € 594.000.
2.2 Belanghebbende heeft A gemachtigd om haar zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen in alle aangelegenheden aangaande de aanslag lokale belastingen alsmede de daarop vermelde WOZ-beschikking.
2.3 Bij uitspraak op bezwaar heeft de Ambtenaar de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
2.4 Bij het beroepschrift heeft A een door B, verbonden aan C C.V. opgesteld taxatierapport gevoegd waarin de waarde van de onroerende zaak is getaxeerd op € 486.000.
2.5 Voor het verrichten van de taxatie heeft B een factuur gestuurd aan A ten bedrage van € 386,70, te weten vier uren tegen een uurtarief van € 80 vermeerderd met omzetbelasting.
2.6 A heeft op 24 januari 2011 een factuur aan belanghebbende gestuurd waarin naast de in 2.5 genoemde kosten van de taxatie, de kosten voor het voeren van de bezwaarprocedure zijn opgenomen. De factuur hoeft belanghebbende pas te voldoen na ontvangst van de proceskostenvergoeding van de gemeente Montfoort.
2.7 De Rechtbank heeft de waarde verminderd tot € 486.000 en voorts aan belanghebbende de volgende proceskostenvergoeding toegekend:
rechtsbijstand in bezwaar € 218
rechtsbijstand in beroep € 874
taxatierapport (3,5 uur maal € 50 exclusief omzetbelasting) € 208,25
totaal € 1.300,25
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is de hoogte van de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de vergoeding voor het taxatierapport.
3.2 Belanghebbende verzoekt om een vergoeding van de kosten van het taxatierapport tot een bedrag van € 386,70, te weten vier uur maal € 80,00 vermeerderd met omzetbelasting.
3.3 De Ambtenaar heeft ter zitting het door hem ingestelde incidentele hoger beroep ingetrokken en zich alsnog neergelegd bij de uitspraak van de Rechtbank. De Ambtenaar verzoekt het Hof derhalve de uitspraak van de Rechtbank te bevestigen.
3.4 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor het in de beroepsfase ingebrachte taxatierapport. Evenmin betwist de Ambtenaar dat de aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting op haar drukt. De Ambtenaar verzet zich uitsluitend tegen de hoogte van het door de taxateur gehanteerde uurtarief en het aantal aan de taxatie bestede uren.
4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 1, letter b, en artikel 2, lid 1, letter b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb), in verbinding met artikel 8:36, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) moet een veroordeling in de kosten van een deskundigenverslag worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Krachtens artikel 3, lid 1, van laatstgenoemde wet is in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken (hierna: Bts) bepaald dat – naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn – een tarief geldt van ten hoogste € 81,23 per uur.
4.3 De werkzaamheden van een deskundige die zijn verbonden aan het opstellen van een taxatierapport in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure behoren te worden aangemerkt als van bijzondere aard in de zin van artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: het Bts 2003). De mate waarin dergelijke werkzaamheden van bijzondere aard zijn, wordt vooral bepaald door de aard van de te taxeren onroerende zaak. Naarmate de taxatie van een object naar haar aard complexer is, kan toepassing van een hoger uurtarief gerechtvaardigd zijn. Toepassing van het maximale uurtarief komt eerst in aanmerking indien het object van dien aard is dat de taxatie daarvan zeer complex is. Met het oog op de uitvoerbaarheid van de desbetreffende regeling in het Bts 2003 moet worden aanvaard dat ter bepaling van de mate waarin werkzaamheden van een taxateur van bijzondere aard zijn uitsluitend de aard van de onroerende zaak als maatstaf in aanmerking wordt genomen en dat geen rekening wordt gehouden met andere factoren, zoals de mate van deskundigheid van de taxateur (vgl. HR 13 juli 2012, nrs. 11/02035, LJN BX0904, 11/04133, LJN BX0919 en 11/02430, LJN BV5172).
4.4 In aanmerking genomen dat de beslissing over het te hanteren uurtarief vooral van feitelijke aard is, acht de Hoge Raad het wenselijk dat de gerechten in feitelijke instantie beleid ontwikkelen voor een uniforme toepassing van bij de vaststelling van een vergoeding te hanteren uurtarieven (vgl. Hoge Raad 13 juli 2012, nr. 11/02035). Dat beleid is thans nog niet ontwikkeld. Dit weerhoudt het Hof echter niet een beslissing met betrekking tot het verzoek van belanghebbende te nemen.
4.5 Een taxatie van een courante woning is naar het oordeel van het Hof slechts in geringe mate van bijzondere aard. Gelet daarop acht het Hof in dit geval een vergoeding van € 50 exclusief omzetbelasting per uur passend.
4.6 Verder is het aantal aan de taxatie bestede uren in geschil. Ter onderbouwing van het aantal bestede uren wijst belanghebbende erop dat de taxateur i) de onroerende zaak heeft opgenomen, hetgeen ook reistijd heeft gekost, ii) marktonderzoek heeft verricht, iii) kadastrale informatie heeft opgevraagd, iv) een taxatiekaart heeft opgesteld en v) een taxatierapport heeft opgemaakt en verzonden. Met deze werkzaamheden zijn aldus belanghebbende in ieder geval vier uren gemoeid geweest. De Ambtenaar verzet zich uitsluitend tegen de door de taxateur in rekening gebrachte reistijd voor zover deze de vijftien minuten (enkele reis) overstijgt. Het Hof volgt de Ambtenaar niet in dit standpunt. Naar het oordeel van het Hof is een belanghebbende in beginsel vrij in de keuze van de taxateur en is een reistijd van dertig minuten (enkele reis) niet onredelijk.
4.7 Gelet op het hiervoor overwogene dient de vergoeding voor het taxatierapport te worden vastgesteld op € 238, te weten vier uren tegen een uurtarief van € 50 vermeerderd met omzetbelasting. De overige elementen van de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding zijn niet in geschil.
4.8 De Rechtbank heeft de Ambtenaar gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 aan haar te vergoeden. Tussen partijen is niet in geschil dat door belanghebbende in eerste aanleg een bedrag van € 298 aan griffierechten is voldaan en dat de uitspraak van de Rechtbank op dit punt derhalve onjuist is. Het Hof zal dit herstellen.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Kosten
Het Hof vindt aanleiding de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten zijn op grond van het Bpb te berekenen op € 437 (= 2 punten voor het hogerberoepschrift en het verschijnen ter zitting, waarde per punt € 437, wegingsfactor 0,5 voor het gewicht van de zaak).
Gelet op het in 4.7 overwogene wordt dit bedrag verhoogd met de vergoeding voor het taxatierapport van € 238 en de door de Rechtbank toegekende en voor het Hof niet bestreden vergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand van € 1.092.
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op het griffierecht en de proceskostenvergoeding,
– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.767,
– gelast dat de gemeente Montfoort aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 298 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 454 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. A.J. Kromhout en
mr. P.L.M. van Gorkom , in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 18 september 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 september 2012
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.