De feiten
2. De Kantonrechter heeft in zijn vonnis van 1 april 2009 een aantal feiten vastgesteld in de rechtsoverwegingen 1.1. tot en met 1.4.
[geïntimeerden] zijn tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1.3 van dat vonnis opgekomen: zij betwisten in hoger beroep alsnog dat [geïntimeerde 1] het Dexia Aanbod heeft aanvaard. Voorts blijkt uit de stellingen van beide partijen dat het Dexia aanbod niet in 2005 is gedaan, zoals de rechtbank heeft vastgesteld, maar in 2003. Het hof zal dit bestreden onderdeel van de weergave van de vaststaande feiten daarom buiten beschouwing laten en daarop in rechtsoverweging 14 en verder terugkomen. Met in achtneming van deze overweging en gelet op hetgeen in dit hoger beroep verder nog als onweersproken is komen vast te staan, kan in dit hoger beroep van het volgende worden uitgegaan.
2.1 [geïntimeerde 1] heeft op 28 april 1998 met Legio Lease B.V. (rechtsvoorgangster van Bank Labouchere N.V.) en op 15 november 2000 met Bank Labouchere N.V. (rechtsvoorgangster van Dexia Bank Nederland N.V.) één respectievelijk vier effectenleaseovereenkomsten gesloten met de naam "Feestplan" en de respectieve contractnummers 590034004 en 57182006, 57182007, 57182008, 57182009 (hierna: de effectenleaseovereenkomsten). Deze overeenkomsten, die alle een looptijd hadden van 10 jaar, waren niet mede ondertekend door [geïntimeerde 2], zijn echtgenote.
2.2 De effectenleaseovereenkomsten kwamen er op neer dat de betreffende bank voor rekening en risico van [geïntimeerde 1] effecten kocht, zonder dat [geïntimeerde 1] de aankoopsom van die effecten bij het aangaan de van de overeenkomsten hoefde te voldoen. Het betreffende bedrag werd door hem geleend van de bank. Volgens de overeenkomsten diende [geïntimeerde 1] maandelijks rente te betalen en tegen het einde van de looptijd de geleende aankoopsom in twee termijnen af te lossen. Volgens de overeenkomsten was een eventuele restschuld na het aflopen van de effectenleaseovereenkomsten dan wel bij tussentijdse beëindiging direct opeisbaar en diende deze binnen een korte termijn terug te worden betaald.
2.3 In februari 2003 heeft Dexia [geïntimeerde 1] een aanbod gedaan tot het aangaan van de "Overeenkomst Dexia Aanbod". Die overeenkomst hield onder meer de volgende bepalingen in:
Artikel 1.1 Definities (...)
Afloopdatum: de dag waarop de reguliere looptijd van de DA-Effectenlease-overeenkomst verstrijkt, of, indien die dag geen Beursdag is, de eerstvolgende Beursdag na die dag;
(…)
DA-Effectenlease-
Overeenkomst: Dexia Aanbod Effectenlease-overeenkomst: de effectenlease-overeenkomst(en) tussen Deelnemer en Dexia waarvoor het Dexia Aanbod geldt omdat daaruit op de Afloopdatum een Restschuld van Deelnemer aan Dexia kan voortvloeien en die is/zijn vermeld op het Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod onder I;
(…)
Restschuld: de verkoopwaarde van de Effecten op de Afloopdatum verminderd met de Hoofdsom, indien dit een negatief bedrag oplevert.
(…)
Artikel 1.2 Dexia Aanbod
(…)
1.2.2 De DA-Effectenlease-overeenkomst die afloopt op of na 1 april 2003
Indien de DA-Effectenlease-overeenkomst is aangegaan vóór 1 januari 2003 en op of na 1 april 2003 na voltooiing van de reguliere looptijd afloopt met een (Fictieve) Restschuld, dan kan Deelnemer op de wijze en binnen de termijn als omschreven in artikel 1.3.3, voor één van de volgende mogelijkheden van het Dexia Aanbod kiezen:
Verkoopmogelijkheid (…)
Overnamemogelijkheid (…)
Verlengingsmogelijkheid (…)
1.2.4 Deelnemer komt slechts in aanmerking voor één van de mogelijkheden van
het Dexia Aanbod genoemd in artikel 1.2.2 (..) indien Deelnemer op de Afloopdatum geen achterstand heeft terzake van verplichtingen jegens Dexia tot:
I betaling van maandtermijnen (…)
II betaling van opeisbare verplichtingen die ouder zijn dan drie maanden uit hoofde van enige andere Effectenlease-overeenkomst (…)
1.2.6 Indien Deelnemer een DA-Effectenlease-overeenkomst voor de Afloopdatum
heeft beëindigd, komt Deelnemer terzake van deze DA-Effectenlease-
overeenkomst niet voor één van de mogelijkheden van het Dexia Aanbod genoemd in artikel 1.2.2 (…) in aanmerking .
(…)
Artikel 5 Verklaringen van Deelnemer en afstand van recht (…)
5.1.1 Deelnemer verklaart dat hij een eventueel door of namens hem tegen Dexia en/of enige tussenpersoon die betrokken is geweest bij de totstandkoming van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en)(…) gerichte klacht die betrekking heeft op, of verband houdt met, die effectenlease-overeenkomst(en) intrekt of doet intrekken.
5.1.2 Deelnemer verklaart dat hij terzake van de DA-Effectenlease-overeenkomst(en) (...) afstand doet van alle door of namens hem of te zijnen behoeve door derden jegens Dexia (…) gepretendeerde rechten (met inbegrip van maar niet beperkt tot enig recht op schadevergoeding of vernietiging) uit hoofde van of verband houdende met die effectenlease-overeenkomst(en) met uitzondering van:(…)
2.4 Op 20 februari 2003 heeft [geïntimeerde 1], na eerst kennis te hebben genomen van het daarop betrekking hebbende informatiemateriaal, waaronder een Toelichting, op het hem door Dexia toegezonden "Aanmeldingsformulier Dexia Aanbod" de keuze "Ja, ik ga in op het Dexia Aanbod" aangekruist, waaraan hij handgeschreven de opmerking heeft toegevoegd: "zie mijn brief/voorstel".
Voorts heeft [geïntimeerde 1] het formulier ondertekend. [geïntimeerde 2] heeft het formulier niet mede ondertekend.
2.5 In de in het formulier bedoelde brief, gedateerd 17 februari 2003, heeft [geïntimeerde 1] Dexia met betrekking tot de effectenleaseovereenkomsten geschreven:
"Hierbij wil ik u het volgende voorstel doen om de leasecontracten met bovengenoemde nummers per direkt te beëindigen en niet op einddatum.
Ik ben bereid de aandelen tegen de oorspronkelijke hoofdsom over te nemen. Het verlies van ettelijke tienduizenden euro's neem ik dan voor mijn rekening.
De reden van mijn voorstel is, dat ik er geen vertrouwen in heb in het feit, dat de koers van de aandelen ooit nog op het oude niveau terug keren.
Ik doe een beroep op uw welwillendheid om hier aan mee te werken."
Dexia heeft [geïntimeerde 1] in maart 2003 laten weten niet met het in zijn brief van
17 februari 2003 vervatte voorstel akkoord te gaan en betaling van de resterende termijnen te verlangen.
2.6 Op 2 november 2005 heeft [geïntimeerde 2] een brief aan Dexia gezonden waarbij zij ten aanzien van de effectenleaseovereenkomsten een beroep heeft gedaan op de vernietigingsgrond van artikel 1:89 BW.
2.7 Dexia heeft de effectenleaseovereenkomsten in augustus 2006 voor het einde van de reguliere looptijd beëindigd wegens achterstand in de betalingen. De opbrengst van de verkoop van de betreffende aandelen was telkens ontoereikend om de geleende aankoopsom te voldoen.
2.8 Dexia heeft haar vorderingen op [geïntimeerde 1], voortvloeiende (in de ruimste zin des woords) uit de effectenleaseovereenkomsten aan Varde overgedragen middels een akte van cessie. Van deze cessie is bij brieven van 10 januari 2008 mededeling gedaan aan [geïntimeerde 1] in de zin van artikel 3:94 BW.
Het geschil en de beslissing van de kantonrechter
3. Varde heeft in eerste aanleg betaling van een bedrag van € 50.534,15 van
[geïntimeerde 1] gevorderd, vermeerderd met wettelijke rente over € 41.566,17 vanaf
10 januari 2008. Varde heeft daartoe aangevoerd dat [geïntimeerde 1] een vijftal effectenleaseovereenkomsten is aangegaan met de rechtsvoorgangsters van Dexia, die tussentijds zijn beëindigd, waarbij de verkoopopbrengst van de effecten ontoereikend was om de restschuld te voldoen. Varde heeft erop gewezen dat er tevens een vaststellingsovereenkomst (Overeenkomst Dexia Aanbod) tot stand is gekomen tussen Dexia en [geïntimeerde 1], doch dat [geïntimeerde 1] zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten niet is nagekomen.