ECLI:NL:GHARN:2012:BX7827

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002457-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van moord en poging tot moord door hiaten in bewijsvoering

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, [verdachte], was beschuldigd van moord op [slachtoffer 1] en poging tot moord op [slachtoffer 2]. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak is onderzocht tijdens meerdere zittingen, waarbij de advocaat-generaal en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, terwijl het openbaar ministerie de bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd.

Het hof heeft geconcludeerd dat er hiaten in de bewijsvoering waren. Er was geen bewijs dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was of dat hij betrokken was bij de schietpartij. De belangrijkste bewijsmiddelen, zoals het gebruik van een peilbaken en tracer, konden niet overtuigend aan de verdachte worden gekoppeld. Het hof heeft ook overwogen dat de verklaringen van getuigen niet voldoende steun boden voor de beschuldigingen. De verdachte is vrijgesproken van de moord en poging tot moord, en het hof heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen.

Daarnaast is de verdachte ook vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten met betrekking tot de hennepkwekerij. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepteelt en de criminele organisatie. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, maar de vordering van de benadeelde partij is afgewezen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de uitspraak is gedaan in het belang van de rechtsgang.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002457-10
Uitspraak d.d.: 18 september 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 2 juli 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1979],
wonende te [adres], [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van onderscheidenlijk 17 juni 2011, 19 oktober 2011, 13 januari 2012, 6 april 2012, 4 juni 2012, 22 juni 2012, 5 juli 2012 en 4 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J.B. Boone, advocaat te Wijk bij Duurstede, naar voren is gebracht.
De vordering van het openbaar ministerie tot voeging van stukken
De advocaat-generaal heeft bij brief aan de voorzitter van het hof van 7 augustus 2012 nader onderzoek in de onderhavige zaak aangekondigd en aangegeven dat er mogelijk nog nadere stukken, resultante van dat nadere onderzoek, aan het procesdossier zouden moeten worden toegevoegd. Vervolgens heeft de advocaat-generaal aan het hof en de verdediging een proces-verbaal “scenario [betrokkene 1] [betrokkene 2]”, gedateerd 24 augustus 2012, met bijlagen, opgemaakt door [verbalisant], brigadier van politie politieregio Gelderland-Zuid, doen toekomen. Op 4 september 2012 heeft de advocaat-generaal ten slotte een aantal machtigingen bevel tot het opnemen van telecommunicatie van de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank te Arnhem d.d. 3 augustus 2012 alsmede een daaraan ten grondslag liggend proces-verbaal van de politie, opgemaakt en gesloten door [verbalisant] voormeld op 2 augustus 2012 overgelegd. Ter zitting van het hof van 4 september 2012 heeft de advocaat-generaal onder overlegging van een schriftelijke notitie en toelichting onder meer de voeging van voormelde aanvullende stukken aan het dossier gevorderd.
De verdediging heeft de afwijzing van de vordering bepleit, omdat die in strijd zou zijn met de algemene beginselen van behoorlijke procesorde. In dit stadium kan naar het oordeel van de verdediging geen sprake meer zijn van het toevoegen door het openbaar ministerie van nieuwe stukken. Het openbaar ministerie is daarmee te laat.
Het hof overweegt als volgt.
Zowel in de brief van de advocaat-generaal van 7 augustus 2012 als in zijn schriftelijke toelichting van 4 september 2012 is duidelijk gemaakt welke processuele ontwikkelingen hebben geleid tot het doen verrichten door het openbaar ministerie van nieuw/nader onderzoek. De aanleiding tot dit onderzoek, dat betrekking had op de verificatie van door verdachte in een zeer laat stadium van de procedure verstrekte gegevens en van het daarmee verband houdende door de verdediging geopperde alternatieve delictscenario, is pas laat in de procedure (namelijk op 4 juni 2012) voor het openbaar ministerie duidelijk geworden, namelijk op het moment dat verdachte de naam verschafte van de persoon aan wie hij het peilbaken op 9 september 2008 zou hebben overhandigd, waarna de verdediging het alternatieve scenario heeft toegelicht. Het hof heeft vervolgens ambtshalve in verband met die gegevens/dat alternatieve scenario en met het oog op de volledigheid en zorgvuldigheid van het onderzoek ter terechtzitting van 5 juli 2012 een aantal getuigen gehoord. Kort daarna, op 10 juli 2012, heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis van verdachte met onmiddellijke ingang op te heffen en verdachte in vrijheid te stellen. In deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof aan het openbaar ministerie geen verwijt worden gemaakt dat het zelf nader onderzoek wilde doen en de resultaten daarvan wenst in te brengen. Om die reden en met inachtneming van het gegeven dat het een complexe strafzaak betreft over zeer ernstige delicten die de maatschappij hebben geschokt, oordeelt het hof het niet in strijd met de beginselen van behoorlijke procesorde dat de hiervoor genoemde processen-verbaal/stukken alsnog aan het procesdossier worden toegevoegd. De daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie wordt daarom toegewezen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en strafoplegging komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging is gewijzigd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008
te Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
hierin bestaande dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk na kalm
beraad en rustig overleg, althans na (kort) tevoren genomen besluit, verdachte en/of
verdachtes mededader(s) met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin
die [slachtoffer 1] (en/of [slachtoffer 2]) reden/reed en/of (vervolgens) verdachte
en/of verdachtes mededader(s) met vuurwapens meerdere kogels/projectielen
heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer 1] (met [slachtoffer 2])
reed/reden en/of met vuurwapens meerder kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd
op die [slachtoffer 1] (en/of [slachtoffer 2]), waarna een of meerdere
kogels/projectielen die [slachtoffer 1] in het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben
geraakt en/of in het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] is/zijn
binnengedrongen, tengevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) in of
omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen,
in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het
traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het levenheeft/hebben
beroofd, hierin bestaande dat [medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend
gebleven) perso(o)n(en) opzettelijk na kalm beraad en rustig overleg, althans na
(kort) tevoren genomen besluit, met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd
waarin die [slachtoffer 1] (en/of [slachtoffer 2]) reden/reed en/of (vervolgens)
[medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) met
vuurwapens meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin
die [slachtoffer 1] (met [slachtoffer 2]) reed/reden en/of meerdere
kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die [slachtoffer 1] (en/of
[slachtoffer 2]), waarna een of meerdere kogels/projectielen die [slachtoffer 1]
in het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben geraakt en/of in het hoofd en/of lichaam
van die [slachtoffer 1] is/zijn binnengedrongen, tengevolge waarvan
[slachtoffer 1] is overleden tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008
te Berghem en/of te Oss en/ofte Amsterdam en/of elders in Nederland, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest te weten door een peilbaken en/of plaatsbepalingsapparatuur
aan te schaffen en/of te kopen en/of door een peilbaken en/of plaatsbepalings-apparatuur aan die [medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend gebleven)
perso(o)n(en)te verschaffen en/of te verstrekken en/of aan [medeverdachte ] en/of een of
meer andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) de wetenschap/inlichtingen te
verschaffen dat die [slachtoffer 1] (en/of [slachtoffer 2]) in de avond naar het
casino in Venlo gingen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te
Nijmegen, in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg
A73, op het traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met verdachtes mededader(s), althans alleen, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit verdachte
en/of verdachtes mededader(s) met een auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin
die [slachtoffer 2] (met [slachtoffer 1]) reed/reden en/of (vervolgens) verdachte
en/of verdachtes mededader(s) met vuurwapen(s) meerdere kogels/projectielen
heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer 2] (met [slachtoffer 1])
reed, en/of meerdere kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op die
[slachtoffer 2] (en/of [slachtoffer 1]) waarna die [slachtoffer 2] (aan het hoofd)
geraakt werd door een of meer kogels/projectielen, terwijl de uitvoering van het
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend gepleven) perso(o)n(en) in of
omstreeks de periode van 9 september 2008 tot en met 10 september 2008 te Nijmegen,
in elk geval in de gemeente Nijmegen en/of te Cuijk, althans op de Rijksweg A73 op het
traject van Venlo en/of Cuijk tot en met Nijmegen, althans in Nederland,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven,
tezamen en in vereniging met zijn/hun mededader(s), althans alleen, opzettelijk na
kalm beraad en rustig overleg, althans na een (kort) tevoren genomen besluit met een
auto, een auto heeft/hebben achtervolgd waarin die [slachtoffer 2] (met
[slachtoffer 1]) reed/reden en/of (vervolgens) [medeverdachte ] en/of een of meer
andere(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) met vuurwapen(s) meerdere
kogels/projectielen heeft/hebben afgevuurd op de auto waarin die [slachtoffer 2]
(met [slachtoffer 1]) reed, en/of meerdere kogels/projectielen heeft/hebben
afgevuurd op die [slachtoffer 2] (en/of [slachtoffer 1]) waarna die
[slachtoffer 2] (aan het hoofd) geraakt werd door een of meer kogels/projectielen,
terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid tot en/of bij het
plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 9 september 2008
tot en met 10 september 2008 te Oss en/of te Berghem en/of Amsterdam en/of elders
in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest te weten door een peilbaken en/of
plaatsbepalingsapparatuur aan te schaffen en/of te kopen en/of een peilbaken en/of
plaatsbepalingsapparatuur aan die [medeverdachte ] en/of een of meer andere(n) (onbekend
gebleven) perso(o)n(en) te verstrekken en/of te verschaffen en/of aan [medeverdachte ] en/of
een of meer ander(n) (onbekend gebleven) perso(o)n(en) de wetenschap/inlichtingen
te verschaffen dat [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] in de avond naar het Casino
in Venlo gingen;
3.
hij in of omstreeks de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Oss
en/of te Leek en/of te Cuijk en/of te Hoogkerk en/of te Ooijen en/of te Berghem en/of te
[woonplaats] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
opzettelijk heeft deelgenomen aan de organisatie samen met [medeverdachte ] en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3](geboren 29/10/1964) en/of [medeverdachte 4] en/of
[medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van het opzettelijk telen en/of bereiden
en/of bewerken en/of verwerken en/of verstrekken en/of afleveren en/of verkopen
en/of vervoeren, althans het opzettelijk voorhanden hebben van grote hoeveelheden
hennep, althans het plegen van misdrijven in de zin van artikel 11 vijfde lid jo 3 van
de Opiumwet, in elk geval misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde,
vijfde lid, 10a eerste lid of 11, derde, vierde en vijfde lid Opiumwet, althans het plegen
van (opiumwet)misdrijven;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Leek en/of te [woonplaats] en/of Cuijk en/of te Ooijen en/of te Oss en/of te Hoogkerk en/of te Berghem en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of verkocht en/of vervoerd, in elk geval (telkens)
opzettelijk aanwezig heeft gehad grote hoeveelheden hennep, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan ((71 planten (te Oss) en/of 817 planten (te Leek)
en/of 1130 planten (te Cuijk) en/of 588 planten te (Hoogkerk)), in elk geval
hoeveelheden/een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ter terechtzitting is door de raadsman met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde aangevoerd dat door het achterhouden van het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] en de DVD’s met beelden gemaakt met behulp van bewakingscamera’s van de parkeerplaats bij het casino in Venlo, er sprake is van een grove schending van de beginselen van een goede procesorde. De raadsman stelt – kort gezegd – dat de verdediging in haar belangen is geschonden door het proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] niet direct aan de stukken van de zaak toe te voegen. De raadsman concludeert dat het openbaar ministerie in zoverre niet ontvankelijk verklaard moet worden.
De advocaat-generaal heeft de verwerping van het betoog van de verdediging bepleit.
Het hof is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er sprake is van een vormverzuim waarmee een ernstige inbreuk is gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Voor de uitzonderlijke sanctie van niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie kan geen sprake zijn. Er is met betrekking tot het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [getuige 1] sprake van een eenvoudige omissie. Uit niets blijkt immers van een vooropgezet plan of bedoeling om dit proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] voor de verdediging achter te houden. Hetzelfde geldt voor de DVD’s die het openbaar ministerie op verzoek van de verdediging ter beschikking heeft gesteld. Dat daarbij in eerste instantie niet meteen ook de DVD met de opnamen van 10 september 2008 is verstrekt, betekent nog niet dat het openbaar ministerie daarmee doelbewust de belangen van verdachte heeft willen schenden. Toen duidelijk werd dat ook op die tweede DVD beelden stonden die van belang konden zijn, is die DVD zonder bezwaar ter beschikking gesteld. De verdediging heeft ruimschoots gelegenheid gehad de op de DVD weergegeven beelden te bestuderen. Hetzelfde geldt voor de schriftelijk vastgelegde verklaring van de getuige [getuige 1]. Van benadeling van de belangen van verdachte is naar het oordeel van het hof op geen enkele wijze sprake geweest. Het verzuim kan zonder consequentie blijven.
De standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen waar nodig met verbetering van gronden en motivering.
De verdediging heeft uitgebreid vrijspraak bepleit voor de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. Daarnaast stelt de raadsman met betrekking tot de hennephokken dat er voor de locatie Cuijk geen bewijs is en dat er voor de locatie Oss onvoldoende bewijs is en derhalve is – volgens de raadsman – verdachte ook geen deelnemer van een criminele organisatie. De raadsman komt ook voor deze feiten tot een vrijspraak.
Met betrekking tot het onder 1 en 2 tenlastegelegde
Aan verdachte is onder 1 primair het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] en subsidiair medeplichtigheid aan die moord ten laste gelegd. Onder 2 is hem primair het medeplegen van de poging tot moord op [slachtoffer 2] en subsidiair de medeplichtigheid aan die poging tot moord ten laste gelegd.
De advocaat-generaal heeft zowel ten aanzien van het onder 1 primair als het onder 2 primair aan verdachte ten laste gelegde gerequireerd tot bewezenverklaring en tot veroordeling van verdachte.
Verdachte heeft elke betrokkenheid bij deze feiten ontkend.
De beoordeling door het hof.
Het hof bespreekt hierna zowel de moord op [slachtoffer 1] als de poging tot moord op [slachtoffer 2] in de zaken van de beide verdachten [medeverdachte ] en [verdachte] gezamenlijk. Het openbaar ministerie stelt zich op het standpunt dat beide verdachten zich gezamenlijk aan bedoelde feiten schuldig zouden hebben gemaakt. De overwegingen hebben daarom op hen allebei betrekking. Daarbij worden verdachten verder ook [medeverdachte ] en [verdachte] genoemd.
Vaststaande feiten.
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de hierna te vermelden vaststaande feiten. Daarbij overweegt het hof dat het uitsluitend gaat om die feiten, waarover vanwege het daarnaar gedane onderzoek over de juistheid van de corresponderende bewijsmiddelen geen enkele discussie kan bestaan. Het hof stelt - met dit uitgangspunt- de volgende vaststaande feiten vast:
- [slachtoffer 1] is op 10 september 2008 om ongeveer 02.49 uur doodgeschoten op de Rijksweg A73 bij Malden/Nijmegen. Daarbij is [slachtoffer 2], die de auto (een Ford Escort met kenteken [kenteken]) bestuurde waarin [slachtoffer 1] als passagier aanwezig was, gewond geraakt door een schampschot.
- [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren in de avond van 9 september 2008 samen naar het casino in Venlo gereden om te gaan gokken. [medeverdachte ] wist dat [slachtoffer 1] die avond naar dat casino zou gaan.
- Bij onderzoek aan de Ford Escort werd op 12 september 2008 een peilbaken aangetroffen, dat achter aan de onderzijde met een magneetplaat was bevestigd. Het betrof een GPS baken van het merk Trackstar III. Het baken combineert een GPS ontvanger met een GSM-zender. In het baken zat een simkaart van T-Mobile. Het baken ontvangt satellietsignalen waarmee de locatie kan worden bepaald. De locatiegegevens worden via sms doorgestuurd naar een tevoren ingeprogrammeerde telefoon (de zogenaamde tracer). De tracer die bij dit baken hoort was van het merk Palm Treo 680.
- De simkaart van het baken had het nummer 06-[nummer] (met bijbehorend imei-nummer [imei-nummer]). De voorgeprogrammeerde tracer had het nummer 06 [nummer] (met bijbehorend imei-nummer [imei-nummer]).
- Het baken en de tracer vormen tezamen de zogenaamde uitpeilset. Deze set is in de avond van 9 september 2008 door [medeverdachte ] en [verdachte] opgehaald bij de [shop] in Amsterdam. De uitpeilset is, ook naar hun eigen zeggen, in elk geval tot 23.15 uur op 9 september 2008 in hun bezit geweest.
- Na hun bezoek aan de [shop] in Amsterdam zijn [verdachte] en [medeverdachte ] naar het voormalige woonadres van [medeverdachte ] aan [adres] in Berghem gereden.
- Op 10 september 2008 om 00.06 uur is geprobeerd om de tracer op te waarderen. Dit mislukte omdat getracht werd dit te doen bij Vodafone, terwijl de simkaart in de tracer afkomstig was van T-Mobile. De poging tot opwaarderen vond plaats onder bereik van de zendmast aan de [adres 2] te Berghem. De voormalige woning van [medeverdachte ] aan [adres] te Berghem valt onder het bereik van dezelfde zendmast.
- Gelet op de technische gegevens zijn baken en tracer tot de periode van ongeveer 00.41 uur -01.15 uur onder het bereik van dezelfde opeenvolgende zendmasten geweest (zij stralen in elk geval dezelfde masten aan). Uiteindelijk komen baken en tracer onder het bereik van de zendmast, die ook de parkeerplaats van het casino te Venlo omvat, waar op dat moment de Ford Escort geparkeerd staat. Daarna verwijdert de tracer zich, terwijl het baken onder het bereik van de zendmast bij het casino blijft. Dit betekent dat het baken op 10 september 2008 in het tijdsbestek van 00.41 uur tot 01.15 uur onder de auto van [slachtoffer 1] moet zijn “geplakt”.
- Om ongeveer 02.20 uur verplaatst het baken (en dus de auto van [slachtoffer 1]) zich en blijft niet langer onder het bereik van de zendmast bij het casino. Ter hoogte van de [adres] te Sambeek komen baken en tracer vervolgens weer onder het bereik van opeenvolgend dezelfde zendmasten .
- Om 02.49 uur komen baken en tracer onder het bereik van de zendmast aan de [adres] te Nijmegen. Vanaf 02.51 uur verplaatst het baken zich niet meer. Het baken bevindt zich dan onder het bereik van de zendmast aan de [adres] te Nijmegen. Onder het bereik van die mast valt de plaats waar de Ford Escort met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot stilstand is gekomen op de Rijksweg A73.
- Uit de gegevens blijkt dat de tracer zich richting Oss/Berghem verplaatst. Via de zendmasten aan de [adres 2] te Berghem en de [adres] te Oss komt de tracer uiteindelijk onder het bereik van de zendmast aan de [adres] te Oss.
- [verdachte] had ten tijde van voormelde gebeurtenissen de loods aan de [adres] te Oss gehuurd. De zendmast aan de [adres 2] te Berghem en die aan de [adres] te Oss hebben allebei zowel de voormalige woonplaats van [medeverdachte ] aan [adres] te Berghem als de loods aan de [adres] te Oss onder hun bereik.
- Op de Rijksweg A73 wordt op de plaats delict munitie aangetroffen. Het betreft 9 hulzen, 9 mm Parabellum met bodemstempel PMC MRP Geco Luger en 63 hulzen, 9 mm Parabellum met bodemstempel Geco. De kogels zijn met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgevuurd uit twee verschillende vuurwapens: twee Uzi’s. De sporen passen bij het gebruik van 2 patroonhouders in de ene Uzi en twee of drie patroonhouders in de andere Uzi.
- In de door [verdachte] gehuurde loods aan de [adres] te Oss wordt tijdens de doorzoeking op 21 april 2009 in een latex handschoen munitie aangetroffen. Het betreft 63 patronen: 49 patronen 9 mm Parabellum met bodemstempel Geco Luger en 14 patronen 9 mm Parabellum met bodemstempel PMC Luger.
- In de deskundigenrapportages wordt geconcludeerd dat de matrijssporen/bodem-stempels op vijf van de patroonhulzen van de plaats delict op de Rijksweg A73 overeen komen met de matrijssporen/bodemstempels van 14 patroonhulzen, gevonden in de bewuste loods. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de bodemstempels door dezelfde matrijs zijn aangebracht en dat deze patroonhulzen een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Door één matrijs kunnen vele duizenden tot honderdduizenden bodemstempels worden aangebracht. De waarschijnlijkheid waarmee twee patroonhulzen met dezelfde matrijssporen worden aangetroffen, hangt af van hoeveel patroonhulzen van een bepaalde partij in een land/regio werden geïmporteerd. Verder is uit het onderzoek gebleken dat van de 63 in de loods aangetroffen patronen er 31 zeer waarschijnlijk in dezelfde patroonhouder zijn geplaatst als 24 van de 73 op de plaats delict op de Rijksweg A73 aangetroffen munitie. Er kan niet worden vastgesteld of de in de loods aangetroffen munitie op de plaats delict is geweest.
- Zowel op de magneetplaat van het onder de Ford Escort aangetroffen baken als op de latex handschoen die in de loods werd aangetroffen en waarin zich voormelde munitie bevond, zijn DNA-sporen aangetroffen. Het deskundigenrapport van IFS vermeldt hierover allereerst dat in het extract van de bemonstering van de magneetplaat DNA is aangetroffen dat door drie personen is gedoneerd. De uitkomst van de DNA-analyses biedt zeer weinig steun voor de hypothese dat betrokkenen - [slachtoffer 1] of [medeverdachte ] of [verdachte] - DNA hebben bijgedragen aan dit extract. Ook in het extract van de bemonstering van de latex handschoen is DNA aangetroffen dat eveneens door drie personen is gedoneerd. Er is zeer weinig steun voor de hypothese dat betrokkenen [slachtoffer 1] of [medeverdachte ] of [verdachte] DNA aan dit extract hebben bijgedragen. Het is niet geheel uitgesloten dat voormelde betrokkenen aan de bemonsteringen van de magneetplaat en de latex handschoen hebben bijdragen. Indien dit het geval is, dan hebben zij zo weinig bijgedragen dat een deel van de DNA-kenmerken in hun profielen niet is aangetroffen in de verkregen mengprofielen.
- Uit het onderzoek is gebleken dat de telefoons van [medeverdachte ] en [verdachte] vanaf 23.15 uur geen enkele zendmast meer aanstralen. Op 10 september 2008 wordt om 02.49 uur met de huistelefoon van het pand [adres] te [woonplaats] (de woonplaats van [verdachte]) met het nummer [nummer] gebeld met het bij [verdachte] in gebruik zijnde mobiele nummer 06-[nummer]. Er komt geen verbinding tot stand. Op 10 september 2008 om 03.01 en 03.07 uur wordt met het bij de echtgenote van [medeverdachte ] in gebruik zijnde nummer 06-[nummer] gebeld naar het bij [medeverdachte ] in gebruik zijnde mobiele nummer 06-[nummer]. Er komt geen verbinding tot stand.
- [slachtoffer 1] heeft op 10 september 2008 om ongeveer 02.26 uur vanuit de Ford Escort telefonisch contact gezocht met het mobiele nummer dat in gebruik was bij [betrokkene 1], de man van [betrokkene 2]. [slachtoffer 1] had een geheime liefdesrelatie met [betrokkene 2].
De bewijsoverwegingen:
De kernvraag, waar het hof zich voor geplaatst ziet, luidt: Kan ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte ] op grond van (onder meer) de vaststaande feiten medeplegen van of medeplichtigheid aan de moord op [slachtoffer 1] en de poging tot moord op [slachtoffer 2] worden aangenomen?
Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daarbij het volgende.
- Het meest belastende bewijsmiddel tegen verdachten is het in Amsterdam ophalen van peilbaken en tracer. Het in het bezit krijgen van een peilbaken en tracer kan in dit geval op niets anders duiden dan het nastreven van een geheim doel, namelijk het door verdachten of door degenen ten behoeve van wie verdachten de set hebben opgehaald, traceren van iets of iemand die daarvan geen weet heeft.
- Het in hun bezit krijgen van de tracer en het baken (waarvan het laatste op de plaats van het delict onder de auto van het slachtoffer wordt aangetroffen), zou gelet op de omstandigheden van het geval in beginsel als zeer bezwarend voor verdachten kunnen gelden. Maar kan hieruit, mede gezien de overige beschikbare bewijsmiddelen, worden geconcludeerd dat verdachten het (al dan niet voorwaardelijk) opzet hadden op het plegen van een levensdelict (althans op medeplichtigheid daaraan)?
Het hof zal hierna allereerst de belangrijkste overwegingen ten aanzien van het bewijs weergeven. Daarna zal worden ingegaan op een aantal specifieke, door zowel de advocaat-generaal als de verdediging opgeworpen vraagpunten met betrekking tot onderdelen van de bewijsvraag.
- Belangrijk is dat de aanwezigheid van [verdachte] en [medeverdachte ] op de plaats en het tijdstip van de schietpartij op de A73 niet kan worden vastgesteld. Er is geen bewijs dat zij op de A73 op plaats en tijd van het plegen van het delict aanwezig zijn geweest en dat zij daar op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben geschoten. Er zijn geen getuigen die hen op de plaats delict op het bewuste tijdstip hebben gezien, noch zijn er technische sporen gevonden op grond waarvan zou kunnen worden aangenomen dat zij feitelijk bij de schietpartij aanwezig zijn geweest en daaraan zouden hebben deelgenomen.
- Een belangrijk -en tijdens de procedure zowel bij de rechtbank als bij het hof veel besproken- aspect van deze strafzaak betreft de in eerste aanleg door de officier van justitie met betrekking tot de uitpeilset naar voren gebrachte redenering -kort weergegeven- “kopen is plakken, plakken is schieten”. In de visie van het openbaar ministerie, ook in hoger beroep, moet worden aangenomen dat de personen die de uitpeilset hebben gekocht, die ook onder de Ford Escort hebben geplakt en dat die personen vervolgens dezelfde zijn als die hebben geschoten op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Nu vast staat dat [verdachte] en [medeverdachte ] die uitpeilset op 9 september 2008 in Amsterdam hebben opgehaald, zou dit in deze redenering moeten leiden tot de vaststelling dat zij ook de daders van de (poging tot) moord zijn.
- Deze redenering veronderstelt allereerst dat vast komt te staan dat er een verband is tussen de aanschaf en het in bezit hebben van de uitpeilset door verdachten en de schietpartij. Daarvoor is van belang dat vastgesteld zou moeten kunnen worden dat verdachten degenen zijn geweest die de uitpeilset op 9 september 2008 ook na 23.15 uur in hun bezit hebben gehouden en het baken bij het casino in Venlo onder de auto van [slachtoffer 1] hebben geplakt. Althans, voor zover zij de set aan een ander zouden hebben gegeven, zou moeten blijken dat deze dan in opdracht van hen zou hebben gehandeld.
- Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is door verdachten aangevoerd dat zij de uitpeilset om ongeveer 23.15 uur aan een derde hebben gegeven. Daarbij is, in een zeer laat stadium (-zij het dat [medeverdachte ] dit al veel eerder schriftelijk aan een toenmalige raadsman zou hebben laten weten en deze zou hebben geadviseerd dit voor zich te houden; de brief die tot bewijs daarvan zou moeten dienen is aan het hof overgelegd-), door verdachten aangegeven dat die derde [betrokkene 2] zou zijn. Zij zou, aldus [medeverdachte ], op verzoek van [slachtoffer 1] het baken bij hem aan [adres] in Berghem zijn komen ophalen. [betrokkene 2], die zoals vermeld een geheime liefdesrelatie met [slachtoffer 1] onderhield, zou het baken kennelijk nodig hebben gehad om in de auto van haar vaste partner, [betrokkene 1], te plaatsen, beweerdelijk om te ontdekken of deze vreemd ging. Om die reden zou [slachtoffer 1] haar eerder ook een telefoon hebben aangeboden waarmee [betrokkene 1] zou zijn af te luisteren. Op de een of andere manier is het baken vervolgens echter onder de auto van [slachtoffer 1] geplaatst, aldus verdachten. Zij wisten daar naar eigen zeggen niets van.
- Het openbaar ministerie heeft aangegeven dat uit het onderzoek in deze zaak geen bewijs naar voren is gekomen dat [betrokkene 2] de set heeft opgehaald. Het SMS-verkeer met [slachtoffer 1] die dag geeft geen steun voor de veronderstelling dat hij haar opdracht heeft gegeven de set op te halen. Het tegendeel is het geval, aldus de advocaat-generaal. Hij heeft het standpunt ingenomen dat hier sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte over de afgifte van de uitpeilset aan [betrokkene 2]. In zijn optiek versterkt dit het bewijs tegen verdachten.
- De verdediging heeft hiertegen verweer gevoerd. Dit komt er op neer dat als het hof al zou aannemen dat verdachten liegen, hieraan nog niet de conclusie zou mogen worden verbonden dat zij dus schuldig zijn aan de schietpartij. Als verdachten de set niet op verzoek van [slachtoffer 1] zouden hebben opgehaald en aan [betrokkene 2] afgegeven, zou dit met andere woorden de mogelijkheid onverlet laten dat de set aan een ander is afgegeven en dat de aanschaf en het bezit van de uitpeilset mogelijk een ander doel dienden. Zoals bijvoorbeeld het traceren en rippen van wiethokken van [slachtoffer 1]. Dan zou het niet noodzakelijk gaan om het medeplegen van een (poging tot een) levensdelict (of medeplichtigheid daaraan). In dit alternatieve scenario zouden verdachten dan opzet hebben gehad op een ander delict, te weten het stelen van hennep, maar niet op een levensdelict.
- Het hof merkt allereerst op dat de proceshouding van verdachten, waarin deze pas zeer laat in de procedure hebben onthuld aan wie zij tracer en baken zouden hebben afgegeven, verbazing heeft gewekt. Ook lijkt de advocaat-generaal gelijk te hebben dat er geen concreet bewijs is dat [betrokkene 2] de set heeft opgehaald. De mogelijke leugenachtigheid van de desbetreffende verklaring van verdachten, die zou moeten volgen uit de ontkenning door [betrokkene 2] en haar SMS-contacten op 9 september met [slachtoffer 1], leidt echter niet zonder meer tot ontkrachting van het door de verdediging genoemde alternatieve scenario en is daardoor dus nog niet zonder meer redengevend voor het bewijs van het medeplegen van de moord, poging tot moord of medeplichtigheid daaraan. Indien het hof de conclusie van de advocaat-generaal zou overnemen dat hier sprake is van een kennelijk leugenachtige verklaring, maakt dat deze derhalve nog niet tot een bruikbaar bewijsmiddel. Het feit dat verdachten op dit punt zouden liegen, brengt voor het hof evenmin mee dat het mogelijke alternatieve scenario buiten beschouwing zou moeten blijven. Het hof heeft immers een eigen verantwoordelijkheid bij waarheidsvinding.
- In dit verband heeft het hof overwogen of zich hier mogelijk de situatie voordoet dat de lezing van verdachten met betrekking tot het mogelijke doel van de aanschaf van de uitpeilset in opdracht van een ander en de afgifte aan een ander, in het licht van de bewijsmiddelen dermate ongeloofwaardig of onvoorstelbaar is, dat het wel zo moet zijn geweest dat de uitpeilset is aangeschaft met het oog op de liquidatie door of in opdracht van verdachten van [slachtoffer 1] en de poging tot moord op [slachtoffer 2], zoals het openbaar ministerie heeft betoogd.
- Het hof trekt die conclusie niet, in het licht van zowel het ontbreken van bewijsmiddelen die verdachten direct verbinden aan plaats en tijd delict als van na te bespreken bewijsmiddelen die ruimte laten voor het scenario dat inderdaad anderen dan verdachten verantwoordelijk zijn voor het gepleegde levensdelict.
- Met betrekking tot het “plakken” van het baken, overweegt het hof dat niet is vast te stellen dat verdachten het baken onder de auto van [slachtoffer 1] hebben bevestigd. Uit niets blijkt dat verdachten in de nacht van 9 op 10 september 2008 bij het casino in Venlo zijn geweest en/of toen het baken onder de auto van [slachtoffer 1] hebben bevestigd. De (ter zitting van het hof bekeken) camerabeelden van 9 en 10 september 2008 van de bewakingscamera’s bij het casino geven geen uitsluitsel, terwijl een bij het casino die nacht aanwezige bewaker (-de heer [getuige 1], van wie de verklaring pas in hoger beroep bekend is geworden-) geen relevante informatie op dit punt heeft verschaft. De uitkomst van de DNA-analyses van de bemonstering van de magneetplaat biedt voorts “zeer weinig steun” voor de hypothese dat verdachten DNA hebben bijgedragen aan dit extract. Hoewel onbekend is gebleven wie dan wel heeft bijgedragen aan dit DNA, en of dit de daders zijn geweest, is betrokkenheid van andere personen dus niet uit te sluiten.
- Het gegeven dat de telefoons van [medeverdachte ] en [verdachte] na 23.15 uur op 9 september 2008 zouden hebben uitgestaan kan naar het oordeel van het hof nog niet met zich brengen dat daarmee zou vast staan dat [medeverdachte ] en [verdachte] op de plaats delict aanwezig waren en dat zij met het uitzetten van hun telefoons hun aanwezigheid daar zouden hebben willen verhullen. Het uitzetten van mobiele telefoons is immers niet zó uitzonderlijk dat dit op zichzelf al verdacht is en daarvoor geen andere, legitieme, verklaringen bestaan. Ook bijvoorbeeld [betrokkene 1] heeft die nacht zijn telefoon uitgeschakeld. Zeer belastend is dit gegeven op zichzelf dus niet.
- Het hof overweegt voorts dat uit het feit dat de tracer en het baken ter hoogte van de [adres] te Sambeek weer onder het bereik van opeenvolgend dezelfde zendmasten en tenslotte om 02.49 uur onder het bereik van de zendmast aan de [adres] te Nijmegen komen, nog niet noodzakelijkerwijs volgt (zoals door de verdediging is aangevoerd), dat de schoten van uit de auto zijn gelost, waarin de PalmTreo zich bevond. Al lijkt die conclusie voor de hand te liggen, noodzakelijk is zij niet. Aan de hand van de technische gegevens, kan namelijk niet worden vastgesteld op welke afstand de tracer zich van het baken bevond op de momenten dat zij beide dezelfde zendmasten aanstraalden. De zendmasten hebben immers een vrij groot bereik en dat gegeven sluit de mogelijkheid niet uit dat de tracer zich op relatief grote afstand van het baken is blijven bevinden. Evenmin valt vast te stellen of de tracer zich (telkens) voor of achter het baken heeft bevonden. Anders gezegd: niet volledig uitgesloten kan worden dat er zich tussen de tracer en het baken een andere auto heeft bevonden, van waaruit op de Ford Escort is geschoten of zelfs dat op dat moment de tracer voor de Ford Escort uit gereden heeft.
- Het openbaar ministerie hecht groot belang aan de overeenkomsten tussen de in de door [verdachte] gehuurde loods aangetroffen munitie met de op de plaats delict aangetroffen munitie. Naar het oordeel van het hof kan aan deze omstandigheid echter niet zodanig gewicht worden toegekend, dat mede daarop een veroordeling voor deze feiten kan worden gebaseerd. Allereerst overweegt het hof daartoe, dat niet gebleken is dat de in de loods aangetroffen munitie ook aanwezig is geweest op de plaats van het delict. Dit is van belang, nu de munitie in de loods pas op 21 april 2009, dus ruim een half jaar na de schietpartij, is aangetroffen en niet duidelijk is wanneer die munitie in de loods terecht is gekomen. Voorts is van belang dat aannemelijk is dat bedoelde loods door meer/andere personen dan [verdachte] en [medeverdachte ] werd gebruikt en de munitie dus ook door andere personen dan de beide verdachten daar kan zijn achtergelaten. Ten derde acht het hof het van belang dat de op de latex handschoen aangetroffen DNA-sporen niet wijzen in de richting van een van beide verdachten, hetgeen wel voor de hand had gelegen als zij de munitie in die handschoen hadden gedaan. Ten vierde wijst het hof op de door de deskundigen aangegeven omstandigheid dat met een matrijs vele duizenden, zo niet honderdduizenden bodemstempels worden aangebracht en dat zonder nadere gegevens, die ontbreken, niet gezegd kan worden dat de in de loods aangetroffen munitie tot de zelfde specifieke aangeschafte partij munitie behoort als de munitie die is aangetroffen op de plaats delict. Ten vijfde overweegt het hof dat uit het deskundigenbericht weliswaar blijkt dat een aantal in de loods aangetroffen patronen in dezelfde patroonhouder hebben gezeten als een aantal van de op de plaats delict aangetroffen hulzen, maar dat uit niets blijkt op welk tijdstip dat zou zijn geweest, noch wie die houder gehanteerd heeft.
- Het vonnis van de rechtbank steunt onder meer op verklaringen van de getuige [getuige 2]. De verdediging heeft daartegenover een groot aantal argumenten gesteld waarom deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn. Zo zou [getuige 2] zijn veroordeeld voor oplichting en heeft de vader van [getuige 2], ten overstaan van de raadsheer-commissaris gehoord, diverse verklaringen van zijn zoon met stelligheid ontkend.
- Wat daarvan zij, [getuige 2] heeft ter terechtzitting van de rechtbank op 14 juni 2010 verklaard dat hij bij [medeverdachte ] thuis twee wapens heeft gezien. [getuige 2] verklaart echter dat hij dacht (cursivering hof) dat het wapen met daaraan een zwarte band een automatisch wapen was. Hij geeft echter niet aan waarom hij dat dacht en verklaart tegelijkertijd dat hij weinig kennis van wapens heeft. Het hof acht de inhoud van die verklaring daarom, bij gebrek aan ander ondersteunend bewijs, van onvoldoende gewicht om er de conclusie aan te kunnen verbinden dat [medeverdachte ] de beschikking had over een of meer Uzi’s. De door de getuige gestelde (en door [medeverdachte ] bestreden) mededelingen van [medeverdachte ] tegenover deze getuige over de manier waarop omgegaan zou moeten worden met Uzi’s en over het daadwerkelijk oefenen met schieten met Uzi’s maken dit niet anders, nu de verklaring van de getuige niet wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal (bijvoorbeeld technisch bewijsmateriaal zoals DNA).
- De (door verdachte betwiste) verklaring van getuige [getuige 2] dat [medeverdachte ] op een tijdstip kort voor de moord op [slachtoffer 1] tegen een onbekend gebleven man met “een Rudi Völler-kapsel” gezegd zou hebben dat [slachtoffer 1] binnenkort wel eens ‘opgeruimd’ zou kunnen worden, vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Niemand kan het bestaan van die man bevestigen of weet wie die man geweest zou kunnen zijn, laat staan dat er ondersteunend bewijs is voor wat [medeverdachte ] tegen die man gezegd zou hebben.
- Aan het gegeven dat er op 21 april 2009 tijdens de doorzoeking van de woning van [betrokkene 3] aan [adres] te Berghem een patroon 9 mm Parabellum merk Geco is aangetroffen met daarop DNA van [medeverdachte ] verbindt het hof, anders dan de rechtbank, niet de conclusie dat dit bijdraagt aan het bewijs van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Immers, niet is komen vast te staan dat deze – op zich veel voorkomende type- patroon iets te maken heeft met de bewuste schietpartij op de A73, dat deze patroon zich in een patroonhouder van één van de bij de schietpartij gebruikte wapens heeft bevonden of dat [medeverdachte ] wel moet hebben beschikt over automatische wapens van het type dat bij de schietpartij is gebruikt. Als de hypothese is dat verdachten de niet gebruikte munitie hebben gedeponeerd in de eerder besproken loods, is immers niet duidelijk hoe deze bij [betrokkene 3] gevonden patroon in die hypothese past.
- Het alternatieve scenario wordt evenmin ontkracht door de mislukte opwaardeerpoging van de set bij Vodafone en door het terugkeren van de tracer naar de mast waarmee hij voor vertrek contact had. Als de daders immers in de omgeving (-in letterlijke en figuurlijke zin-) van verdachten moeten worden gezocht, zijn deze aspecten ook in dat alternatieve scenario verklaarbaar.
Resumerend
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachten aanwezig zijn geweest bij de moord en of poging tot moord op de A73 en dat zij daar hebben geschoten op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Evenmin kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachten opzet hadden op het medeplegen van het levensdelict of op het behulpzaam zijn daarbij. De bewijsmiddelen zijn – ook in onderlinge samenhang bezien - daarvoor onvoldoende redengevend. Verdachten zijn niet door bewijsmiddelen te koppelen aan plaats en tijd van het delict. Er moet, ook al wordt door het openbaar ministerie aangenomen dat zij de uitpeilset niet aan [betrokkene 2] hebben afgegeven, een te grote stap worden gezet om te concluderen dat zij de set ook na 23.15 uur in hun bezit hebben gehouden, het baken hebben geplakt, de auto met daarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gevolgd en op hen, na 2.20 uur, hebben geschoten, dan wel dat anderen dat in hun opdracht hebben gedaan of althans dat zij aan deze misdaad medeplichtig zijn geweest.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen en de kanttekeningen die daarbij kunnen worden geplaatst, kan een ander scenario waarbij verdachten geen opzet hadden op het plegen van het tenlastegelegde niet als zo ongeloofwaardig worden beoordeeld, dat het alleen daarom al terzijde zou moeten worden geschoven, omdat het niet anders kan zijn dat verdachten de daders of medeplichtigen zijn.
Gelet op de vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal het hof de ter terechtzitting van 4 september 2012 door de advocaat-generaal gedane vordering tot gevangenneming van verdachte afwijzen.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 tenlastegelegde
Achter een woning, gelegen aan de [adres] te Oss, ligt een bedrijfshal die verdeeld is in vier units/loodsen. De woning en de bedrijfshal zijn eigendom van [eigenaar loods]. Deze loods is sedert 2007 door [eigenaar loods] verhuurd aan verdachte. Verdachte betaalde daarvoor huur aan [eigenaar loods].
Op 27 maart 2009 vindt een inkijkoperatie plaats als bedoeld in artikel 126k Wetboek van Strafvordering in de 2e loods, [adres]. Verbalisant rook in de loods een lucht die hij herkende als zijnde henneplucht.
Op 21 april 2009 vindt een doorzoeking plaats in de loods aan de [adres]. In een vrachtcontainer in die loods wordt een hennepkwekerij aangetroffen met 71 hennepplantjes. Uit de bijlagen/foto’s blijkt dat de kwekerij werd geventileerd via een slang die liep
vanuit een houten betimmering naast de container met daarin een ventilator in de
container. Monsters van deze planten zijn getest en blijken een positieve reactie te vertonen voor THC.
Verdachte en [medeverdachte ] hebben verklaard dat zij de loods aan de [adres] gebruikten voor opslag van spullen. Zij kwamen en gingen - vaak ‘s avonds laat - (ook) met de door hen en anderen gebruikte auto’s , de witte Citroën Berlingo, kenteken [kenteken] en de grijze bestelbus, merk Nissan Interstar, kenteken [kenteken] die op naam staat van [medeverdachte ], en [medeverdachte ] met zijn Audi S8. Dit is ook geobserveerd door de politie op 24 februari en 8 april 2009, en zendmastgegevens wijzen uit dat [verdachte] en [medeverdachte ] vaak in de omgeving van de [adres] waren. Eveneens wordt in diverse tapgesprekken tussen verdachten onderling gesproken over zowel de Nissan (de bus) als de “Caddy” . Het is daarmee duidelijk dat de beide auto’s (Nissan en Berlingo) min of meer fungeerden als “bedrijfsauto” en door alle “medewerkers” werden gebruikt voor de “bedrijfsactiviteiten”.
[eigenaar loods] heeft verklaard dat de loods altijd op slot zat. Verdachte heeft er een ander slot in gezet en bij navraag kreeg [eigenaar loods] van verdachte de nieuwe sleutel. Verdachte was de man die door [eigenaar loods] benaderd werd wanneer er iets moest gebeuren in de loods, zoals die keer - 8 november 2008 - dat de brandblussers gecontroleerd moesten worden; verdachte kwam ter plaatse. Ook [medeverdachte 2] bezocht de loods en had dan de beschikking over de sleutel.
Een en ander houdt in dat [medeverdachte ] en [medeverdachte 2] de loods bezochten en gebruikten en dat verdachte deze loods huurde en als een soort “huismeester” optrad. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat [medeverdachte ] en verdachte – mede (anderen bezochten de loods immers ook )- de hennepkwekerij die zich in die loods bevond hebben ingericht en geëxploiteerd. Een aannemelijke verklaring over wie dan beschouwd moet worden als de “eigenaar” van dit weedhok ontbreekt immers.
Verdachte heeft tijdens de eerste inhoudelijke behandeling van de tegen hem aangespannen strafzaak met onderhavig feit op de dagvaarding verklaard dat hij een deel van de loods had verhuurd aan [getuige 4]. De hennepkwekerij in de vrachtcontainer was van [getuige 4]. Pas kort voor de inval in de loods op 21 april 2009 ontdekte hij deze kwekerij. Hij heeft [getuige 4] erop aangesproken en gezegd dat hij de kwekerij moest verwijderen. Te laat, want voor dat dit gebeurde, was de doorzoeking.
Het hof acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig om uiteenlopende redenen.
Ten eerste vanwege het tijdstip waarop verdachte met deze verklaring komt. Verdachte heeft daar geen aannemelijke verklaring voor gegeven. Met name overtuigt zijn verklaring dat hij bij de rechter-commissaris de kans niet kreeg of vanwege de stemming niet greep om over [getuige 4] te verklaren toen hij bevraagd werd over de loods aan de [adres], niet.
En in de tweede plaats vanwege de opstelling van [getuige 4] tijdens het getuigenverhoor op de zitting van 15 juni 2010. [getuige 4] bevestigde weliswaar dat hij in 2008/april 2009 een deel van de loods gehuurd had van verdachte. Echter eerst nadat [medeverdachte ] hem daarvoor ter terechtzitting “toestemming” gaf, verklaarde [getuige 4] dat hij onder meer verdachte en [medeverdachte ] bij de loods heeft gezien, naast anderen. [getuige 4] beriep zich verder op zijn verschoningsrecht ter zake alle vragen die betrekking hadden op wetenschap over en de exploitatie van de hennepkwekerij aangetroffen in de loods.
En ten derde memoreert het hof dat het bij de inkijkoperatie - volgens de verbalisant - in de loods in ieder geval op 27 maart 2009 naar hennep rook. . Het is daarom niet te begrijpen dat verdachte eerst kort voor de doorzoeking op 21 april 2009, bekend raakte met de aanwezigheid van een hennepkwekerij in de loods.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof sprake geweest van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte ] en andere(n) dat de rol van verdachte als die van “medepleger” dient te worden bestempeld en derhalve in de loods aan de [adres] te Oss een hennepkwekerij heeft ingericht en geëxploiteerd.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte betrokken is bij de overige tenlastegelegde hennepkwekerijen in onderscheidenlijk Cuijk, Leek en Hoogkerk, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het enkele feit dat de telefoon van verdachte op de bewuste dag van de politieinval in de kwekerij de zendmast in de buurt van de [adres] te Cuijk één maal heeft aangestraald is onvoldoende om te kunnen stellen dat verdachte als medepleger betrokken is bij de hennepkwekerij aan de [adres] te Cuijk.
Het hof acht evenmin voldoende bewijs aanwezig dat verdachte betrokken zou zijn bij de tenlastegelegde criminele organisatie. De rechtbank heeft in het vonnis verwezen naar de verklaringen van de getuige [getuige 3]. Die zou hebben verklaard dat hij zakken grond (kennelijk bedoeld voor de hennepteelt) aan [medeverdachte ] leverde en deze ook wel met verdachte afrekende. Het hof leest dit echter niet in die verklaringen. Als [getuige 3] met “[naam 1]” op pagina 20219 al verdachte bedoelde, dan laat die verklaring teveel onzekerheid bestaan om aan te nemen dat hij de grond met verdachte heeft afgerekend nu hij het heeft over “[naam 1] of [naam 2]”. Voor wat betreft de verklaring van [getuige 3] dat hij aan verdachte uitleg heeft gegeven over een kast voor 5 hennepplanten, is het hof van oordeel dat dit niet redengevend is voor het tenlastegelegde feit. Derhalve zal verdachte ook van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken. Van een rol van enige -strafrechtelijk relevante- betekenis is het hof niet gebleken.
Conclusie
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van de maand april 2008 tot en met 21 april 2009 te Oss,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft geteeld hennep, althans
hennepplanten (71 planten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte het met anderen gedurende een periode van ongeveer een jaar een (kleine) hennepkwekerij gerund. Aannemelijk is dat verdachte en zijn mededaders voor eigen financieel gewin tot het opzetten van de kwekerij zijn gekomen.
Het hof heeft mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte, blijkens het te zijnen name staand uittreksel Justitiële Documentatie, met betrekking tot Opiumwetdelicten, first-offender is.
Bij de straftoemeting heeft het hof aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren vastgestelde algemene richtlijn oriëntatiepunten straftoemeting. Daarbij is het hof uitgegaan van het met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten in een loods met als kennelijk doel de verkoop van de geoogste planten. Blijkens de oriëntatiepunten kan bij een first-offender met een kwekerij van 50 tot 100 planten worden volstaan met oplegging van een geldboete. Gelet op het vorenstaande is het gerechtvaardigd deze zaak af te doen met oplegging van een onvoorwaardelijke geldboete.
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij, [benadeelde] en [benadeelde 2], hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze vordering bedraagt € 9.089,97. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in haar vordering niet worden ontvangen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair, onder 2 primair en subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 1.000,-- (éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,-- per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven, voorwerp, te weten zegels van een meterkast.
Vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde] en [benadeelde 2], in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Aldus gewezen door
mr P.A.H. Lemaire, voorzitter,
mr P.R. Wery en mr J.I.M.W. Bartelds, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 18 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.