ECLI:NL:GHARN:2012:BX7742

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.375
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging geslachtsnaam vader voor geboorte kind; verzoek OM doorhaling te gelasten van de latere vermelding betreffende de ambtshalve verbetering op geboorteakte kind

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een kind, dat is geboren op 5 oktober 2011. De vader had zijn geslachtsnaam op 15 september 2011 gewijzigd van '[A.]' naar '[B.]'. Na de geboorte van het kind heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de geslachtsnaam van het kind ambtshalve gewijzigd naar '[B.]'. De moeder en de vader, die gezamenlijk in hoger beroep zijn gekomen, zijn van mening dat deze wijziging van de geslachtsnaam van de vader ook automatisch de geslachtsnaam van hun kind zou moeten beïnvloeden. De officier van justitie heeft echter verzocht om de ambtelijke doorhaling van de latere vermelding op de geboorteakte, waarbij de geslachtsnaam van het kind was gewijzigd.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Het hof constateert dat de vader ten tijde van de naamswijziging geen gezag over het kind had, aangezien het gezag pas kan worden aangevraagd na de geboorte. Dit leidt tot de conclusie dat de wijziging van de geslachtsnaam van de vader niet automatisch van toepassing is op het kind. De verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij verkeerd zijn voorgelicht door de ambtenaar van de burgerlijke stand over de gevolgen van de naamswijziging.

Het hof oordeelt dat de ambtelijke fout, die heeft geleid tot de wijziging van de geslachtsnaam van het kind, niet in overeenstemming is met de wetgeving en de intenties van de wetgever. De verzoekers zouden in een ongelukkige situatie terechtkomen waarbij het kind een andere geslachtsnaam zou hebben dan zijn ouders, wat verwarring in de maatschappij zou kunnen veroorzaken. Daarom heeft het hof besloten om de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek van de officier van justitie af te wijzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.104.375
(zaaknummer rechtbank 127481 / FA RK 12-30)
beschikking van de familiekamer van 26 juli 2012
inzake
[verzoekster], verder ook te noemen “de moeder”,
en
[verzoeker], verder ook te noemen “de vader”,
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep, gezamenlijk ook te noemen “verzoekers”,
advocaat: mr. J.H. Rodenburg te Zoetermeer,
en
het Openbaar Ministerie,
vertegenwoordigd door de Advocaat-Generaal in het ressort Arnhem,
verder te noemen “de Advocaat-Generaal”.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen,
zetelend te Zutphen,
verder te noemen "de ambtenaar van de burgerlijke stand".
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zutphen van 12 januari 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 27 maart 2012, zijn verzoekers in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. Zij verzoeken het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, die beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende, te bepalen dat de geslachtsnaam van na te noemen [het kind] [B.] dient te zijn, kosten rechtens.
2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 24 april 2012, heeft de Advocaat-Generaal het verzoek in hoger beroep van de verzoekers bestreden. De Advocaat-Generaal verzoekt het hof het hoger beroep ongegrond te verklaren.
2.3 De mondelinge behandeling heeft op 3 juli 2012 plaatsgevonden. De verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De Advocaat-Generaal is, met kennisgeving vooraf, niet verschenen. De ambtenaar van de burgerlijk stand is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit de relatie van verzoekers is op 5 oktober 2011 [het kind] [A.], verder te noemen “[het kind]”, geboren. De vader heeft [het kind] erkend. De moeder is van rechtswege alleen belast met het gezag over [het kind].
3.2 Bij koninklijk besluit van 15 september 2011 is de geslachtsnaam van de vader gewijzigd van ‘[A.]’ in ‘[B.]’.
3.3 Bij wijze van latere vermelding op de geboorteakte van [het kind] is ambtshalve zijn geslachtsnaam [A.] verbeterd in [B.].
3.4 De officier van justitie heeft op verzoek van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Zutphen de rechtbank verzocht om de ambtelijke doorhaling te gelasten van de latere vermelding betreffende de ambtshalve verbetering op de geboorteakte van [het kind].
3.5 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de verbetering van de geboorteakte nr. [...] van het jaar 2011, in de registers van de gemeente Zutphen, gelast in die voege dat:
- in de latere vermelding, gevoegd bij de geboorteakte nr. [...] d.d. 6 oktober 2011 van het jaar 2011, van [het kind], de geslachtsnaam [B.] wordt doorgehaald.
4. De motivering van de beslissing
4.1 De ouders kunnen zich niet verenigen met het verzoek van de officier van justitie de latere vermelding betreffende de ambtshalve verbetering op de geboorteakte van [het kind] waarbij zijn geslachtsnaam [A.] is verbeterd in [B.] door te halen. Het hof overweegt als volgt.
4.2 Uit de overgelegde stukken blijkt dat op 10 mei 2011, derhalve voor de geboorte van [het kind], de akte van erkenning is opgemaakt, waarbij naamskeuze is gedaan voor de geslachtsnaam van de vader. Op dat moment was die naam [A.]. Op 15 september 2011 is bij koninklijk besluit de geslachtsnaam van de vader gewijzigd in [B.]. Na de geboorte van [het kind] op 5 oktober 2011 heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand de geslachtsnaam van [het kind] door middel van een ambtshalve verbetering op de geboorteakte gewijzigd in [B.]. Op grond van artikel 1:7 lid 3 BW heeft een wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam door de Koning geen invloed op de geslachtsnaam van de kinderen van de betrokken persoon die voor de datum van het besluit meerderjarig zijn geworden of die niet onder zijn gezag staan. Blijkens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II, 18 620 nr. 3) is in 1987 de zinsnede “of die niet onder zijn gezag staan” in artikel 1:7 lid 3 BW ingevoerd omdat de regel dat minderjarige kinderen van rechtswege delen in de wijziging van de geslachtsnaam van hun vader, in de praktijk problemen geeft, indien het kinderen betreft die na de ontbinding van het huwelijk van hun ouders door echtscheiding onder voogdij van hun moeder staan. Deze kinderen delen immers in de geslachtsnaamwijziging van hun vader, ook al wensen zij zelf, hun moeder-voogdes of zelfs hun vader dit rechtsgevolg niet, aldus de Memorie van Toelichting.
De situatie van de verzoekers verschilt naar het oordeel van het hof aanzienlijk van de situatie die de wetgever blijkens de Memorie van Toelichting voor ogen stond bij de toevoeging van de zinsnede “of die niet onder zijn gezag staan”. De vader had ten tijde van de wijziging van zijn geslachtsnaam op 15 september 2011 niet het gezag over [het kind], aangezien een verzoek aan de griffier van de rechtbank het gezamenlijk gezag van de verzoekers aan te tekenen in het gezagsregister alleen mogelijk is op het moment dat het kind geboren is. In dit geval konden de verzoekers dat niet eerder dan vanaf 5 oktober 2011 verzoeken. Daarnaast is door de verzoekers tijdens de mondelinge behandeling onbetwist verklaard dat zij ten tijde van de mondelinge behandeling bij dit hof nog niet een dergelijk verzoek tot gezamenlijk gezag hebben ingediend, omdat zij door de ambtenaar van de burgerlijke stand in dat opzicht verkeerd zijn voorgelicht. Hun is verteld dat zij voor het gezamenlijk gezag verder niets hoefden te regelen. De ouders veronderstelden juist, hetgeen zij ook wensen, dat door de wijziging van de geslachtsnaam van de vader ook van rechtswege de geslachtsnaam van hun zoon zou wijzigen. De latere ambtshalve verbetering van de geslachtsnaam op de geboorteakte van [het kind] heeft bij de verzoekers deze indruk verder bevestigd. Deze ongelukkige ambtelijke fout leidt ertoe dat bij toewijzing van het verzoek van de officier van justitie [het kind] een andere geslachtsnaam zou hebben dan de verzoekers van wie hij afstamt. De afstamming zou niet kenbaar zijn, waardoor in het maatschappelijke verkeer verwarring zou kunnen ontstaan. De verzoekers zullen in ieder geval steeds uitleg moeten geven over het (niet vrijwillig gekozen) verschil in geslachtsnamen. Daarnaast zullen eventuele volgende kinderen van verzoekers in de toekomst wel de geslachtsnaam [B.] verkrijgen, zodat [het kind] ook in dat opzicht een ongewenste uitzonderingspositie verkrijgt binnen het gezin. Onverkorte toepassing van de uitzonderingsregel van artikel 1:7 lid 3 BW leidt in dit geval tot een situatie die door de wetgever kennelijk niet beoogd is. Gelet op alle feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat in dit geval het verzoek van de officier van justitie in eerste aanleg alsnog dient te worden afgewezen.
5. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen als volgt.
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zutphen van 12 januari 2012, en opnieuw beschikkende:
wijst het verzoek van de officier van justitie in eerste aanleg alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, H. van Loo en A.J.H. Blaisse - Ozinga, bijgestaan door mr. W. Nagelhout als griffier, en is op 26 juli 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.