ECLI:NL:GHARN:2012:BX7515

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002768-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een inspecteur van politie in een zaak van verkrachting en aanranding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere vrijspraak van een inspecteur van politie. De zaak betreft beschuldigingen van verkrachting en aanranding van een hoofdagente. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem, die de verdachte op 4 februari 2008 had vrijgesproken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd in een eerder arrest van 10 mei 2010, maar de Hoge Raad heeft dit arrest op 31 mei 2011 vernietigd en de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling.

Tijdens de zittingen heeft het hof de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie beoordeeld. De raadsvrouw van de verdachte stelde dat niet voldaan was aan het vereiste van dubbele strafbaarheid, wat het hof bevestigde. Het hof oordeelde dat de buitenlandse strafbaarstelling in de kern hetzelfde rechtsgoed moet beschermen als de Nederlandse strafbaarstelling. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de verdachte de tenlastegelegde feiten had gepleegd, en het hof sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen.

De beslissing van het hof houdt in dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep, en dat het hof opnieuw recht deed door te verklaren dat de verdachte niet bewezen was dat hij de tenlastegelegde feiten had begaan. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is het resultaat van een langdurig proces dat begon met de eerste rechtszaak in 2008.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002768-11
Uitspraak d.d.: 17 september 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 4 februari 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats en adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte bij vonnis van 4 februari 2008 door de meervoudige strafkamer in de rechtbank te Arnhem vrijgesproken ter zake van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde en het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Dit gerechtshof heeft in hoger beroep bij arrest van 10 mei 2010 - met vernietiging van bovengenoemd vonnis - het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 meer subsidiair tenlastegelegde niet ontvankelijk verklaard en verdachte ter zake van het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 31 mei 2011 voormeld arrest vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de zaak naar dit hof teruggewezen, teneinde de zaak op het bestaande beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad- gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 augustus 2009, 18 november 2009, 26 april 2010 en 3 september 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr B. Roodveldt, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd – voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen – dat:
1 primair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 april 2000 tot 27 april 2000 te [pleegplaats], althans in [land], tijdens een gezamenlijke dienstreis, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het betasten en/of bevoelen van de benen en/of borsten en/of (enig ander deel van) het lichaam van die [slachtoffer] en/of met zijn penis binnendringen in de vagina van die [slachtoffer], welk geweld en/of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld en/of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk -zakelijk weergegeven-:
- die [slachtoffer] onverhoeds en/of plotsklaps bij haar handen en/of armen heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of - die [slachtoffer] (onverhoeds) aan haar handen en/of armen op bed heeft geduwd en/of gelegd en/of
- (onverhoeds) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- (onverhoeds) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of zitten en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit (een) feitelijk en/of formele verhouding(en) voortvloeiend psychisch en/of fysiek (gezags)overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer], en/of van haar afhankelijkheidsrelatie met hem, bestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer], en/of de hoedanigheid van leidinggevende en/of meerdere van hem (inspecteur) van politie), verdachte, ten opzichte van die ondergeschikte en/of mindere [slachtoffer] ((hoofd-)agente van politie), dat hij door het plotselinge en/of onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering die [slachtoffer] heeft overrompeld en/of overvallen en/of in een hulpeloze en/of weerloze toestand heeft gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden.
1 subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 april 2000 tot 27 april 2000 te [pleegplaats], althans in [land], tijdens een gezamenlijke dienstreis, door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten en/of bevoelen van de benen en/of borsten en/of (enig ander deel van) het lichaam van die [slachtoffer] en welk geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of andere feitelijkhe(i)d(en) hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk -zakelijk weergegeven-:
- die [slachtoffer] onverhoeds en/of plotsklaps bij haar handen en/of armen heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
- die [slachtoffer] (onverhoeds) aan haar handen en/of armen op bed heeft geduwd en/of gelegd en/of
- (onverhoeds) de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- (onverhoeds) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of zitten en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit (een) feitelijk en/of formele verhouding(en) voortvloeiend psychisch en/of fysiek (gezags)overwicht van hem, verdachte, op die [slachtoffer], en/of van haar afhankelijkheidsrelatie met hem, bestaande dat overwicht uit het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [slachtoffer], en/of de hoedanigheid van leidinggevende en/of meerdere van hem (inspecteur) van politie), verdachte, ten opzichte van die ondergeschikte en/of mindere [slachtoffer] ((hoofd-)agente van politie), dat hij door het plotselinge en/of onverhoedse karakter van zijn, verdachtes, toenadering die [slachtoffer] heeft overrompeld en/of overvallen en/of in een hulpeloze en/of weerloze toestand heeft gebracht waardoor zij niet of onvolkomen in staat was weerstand te bieden.
1 meer subsidiair:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 april 2000 tot 27 april 2000 te [pleegplaats], althans in [land], tijdens een gezamenlijke dienstreis, terwijl hij als (politie)ambtenaar (in de rang van inspecteur) was aangesteld in de functie van [functie], ontucht heeft gepleegd met de aan zijn gezag onderworpen en/of aan zijn waakzaamheid toevertrouwde en/of aanbevolen persoon (ondergeschikte in de rang van ((hoofd-)agente) [slachtoffer] (geboren [geboortedatum]), bestaande die ontucht hierin dat verdachte opzettelijk -zakelijk weergegeven-:
- zijn been of benen over de benen of het been van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of
- de benen van die [slachtoffer] heeft betast en/of
- die [slachtoffer] bij haar handenen/of armen heeft vastgepakt en/of vastgegrepen en/of
- die [slachtoffer] aan haar handen en/of armen op bed heeft geduwd en/of gelegd en/of
- de kleding van die [slachtoffer]heeft uitgetrokken en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of zitten en/of
- geslachtsgemeenschap heeft gehad met die [slachtoffer], bestaande uit het met zijn penis binnendringen in de vagina van die [slachtoffer].
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Dubbele strafbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid onder 2º van het Wetboek van Strafrecht is vervolging door het Openbaar Ministerie slechts toegestaan indien op een feit dat naar Nederlands recht strafbaar is, in de buitenlandse staat waar het feit is begaan straf is gesteld (het vereiste van dubbele strafbaarheid).
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat aan dit vereiste ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde niet is voldaan, althans dat niet is vast te stellen of daaraan is voldaan. Het Openbaar Ministerie moet daarom volgens haar niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vervolging. Ook advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 3 september 2012 –in tegenstelling tot het tot dan toe ingenomen standpunt van het Openbaar Ministerie- betoogd dat het Openbaar Ministerie ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde niet-ontvankelijk is in de vervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Voor de beoordeling van de vereiste dubbele strafbaarheid is gelet op de vaste jurisprudentie bepalend of de buitenlandse strafbaarstelling in de kern hetzelfde rechtsgoed beschermt als de Nederlandse strafbaarstelling.
In het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde feit staat, gelet op het bepaalde in artikel 249 tweede lid onder 2 van het Wetboek van Strafrecht, de bescherming van uit hoofde van de gezagsverhouding afhankelijke personen tegen seksuele handelingen centraal.
Het hof stelt vast dat in de ter terechtzitting van 26 april 2010 overgelegde Turkse wetteksten, voor zover geldend recht ten tijde van het tenlastegelegde. geen bepaling is te vinden waarin dit rechtsgoed in Turkije strafrechtelijk wordt beschermd. In de door de advocaat-generaal overgelegde artikelen 414 tot en met 426 van het Turkse Wetboek van Strafrecht kan het hof niet lezen dat ontucht met een uit hoofde van een gezagsverhouding afhankelijke persoon ten tijde van het meer subsidiair tenlastegelegde delict specifiek strafbaar was gesteld.
Ook in de omstandigheid dat eerst in 2005 aan het Turkse Wetboek van Strafrecht het tweede lid van artikel 105 is toegevoegd, waarin de hiërarchische relatie specifiek wordt benoemd, vindt het hof steun voor de opvatting dat seksueel handelen in deze afhankelijkheidsrelatie vóór 1 juni 2005 níet met een straf werd bedreigd.
Met de raadsvrouw en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde dan ook niet voldaan is aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. Het Openbaar Ministerie zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de strafvervolging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt in het bijzonder dat niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte de in de tenlastelegging omschreven handelingen heeft begaan, nu het dossier buiten de verklaring van aangeefster hiervoor geen aanknopingspunten biedt.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voorzover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr P. van Kesteren, voorzitter,
mr R.W. van Zuijlen en mr P.L.M. van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M. Vodegel, griffier,
en op 17 september 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr P.L.M. van Gorkom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.