ECLI:NL:GHARN:2012:BX7365

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
PIJ P12/0165
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in jeugdzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Groningen van 29 februari 2012. De rechtbank had toen de maatregel tot plaatsing van een jeugdige in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van een half jaar verlengd. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep op 7 juni 2012 heeft de raadsvrouw van de jeugdige op 13 augustus 2012 een akte ingediend waarin zij het hoger beroep wilde intrekken. Het hof heeft vastgesteld dat, aangezien de behandeling van de zaak al was aangevangen, het intrekken van het hoger beroep niet meer mogelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde wegens gebrek aan belang.

De jeugdige en zijn raadsvrouw, mr. C.B. Stenger, waren niet verschenen op de zitting van 16 augustus 2012. Het hof heeft de advocaat-generaal, mr. G.J. de Haas, gehoord en op basis van de ingediende stukken, waaronder het proces-verbaal van de zitting en de brieven van de raadsvrouw, zijn beslissing genomen. De raden, drs. J. Boon en drs. E. Harmsen, waren niet in staat om de beslissing mede te ondertekenen. De uitspraak benadrukt het belang van de procedurele regels in het jeugdstrafrecht en de gevolgen van het niet tijdig intrekken van een hoger beroep.

Uitspraak

PIJ P12/0165
Beslissing d.d. 16 augustus 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
(de jeugdige),
geboren te (plaats) op (datum),
verblijvende in (instelling).
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 29 februari 2012, houdende verlenging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van een half jaar.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van de zitting van dit hof d.d. 7 juni 2012;
- een brief van de raadsvrouw d.d. 13 augustus 2012;
- een akte intrekking rechtsmiddel d.d. 13 augustus 2012;
- een brief van de raadsvrouw d.d. 15 augustus 2012.
Het hof heeft ter terechtzitting van 16 augustus 2012 gehoord de advocaat-generaal mr G.J. de Haas. De jeugdige en zijn raadsvrouw, mr C.B. Stenger, advocate te Amsterdam zijn niet verschenen.
Overwegingen:
Het hof stelt vast dat de raadsvrouw bij akte van 13 augustus 2012 het hoger beroep heeft willen doen intrekken. Nu de behandeling van de zaak op de zitting van dit hof op 7 juni jl. is aangevangen, is intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk.
Gelet op het standpunt van de verdediging in de brief van de raadsvrouw van 15 augustus 2012 en gehoord de advocaat-generaal zal het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren wegens gebrek aan belang.
Beslissing
Het hof:
Verklaart het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 29 februari 2012 met betrekking tot (de jeugdige) niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door
mr G. Oldekamp als voorzitter,
mr E. van der Herberg en mr A.J. Smit als raadsheren,
en drs. J. Boon en drs. E. Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema als griffier,
en op 16 augustus 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.