GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.087.306
(zaaknummer rechtbank 114531 / FA RK 10-1216)
beschikking van de familiekamer van 19 juli 2012
[appellant],
wonende te [Woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen “de man”,
advocaat: mr. R. Kaya te Enschede,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen “de vrouw”,
advocaat: mr. T. Hermans te Enschede.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Het hof heeft op 13 december 2011 een tussenbeschikking gegeven. Nadien zijn ter griffie van het hof ingekomen een brief met bijlagen van mr. Kaya van 6 februari 2012 en een brief van mr. Hermans van 23 februari 2012.
1.2 Ingevolge de tussenbeschikking van 13 december 2011 heeft op 29 maart 2012 een getuigenverhoor plaatsgevonden. Het proces-verbaal van dat getuigenverhoor maakt deel uit van de stukken.
1.3 Bij brief van 12 juni 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 13 juni 2012, heeft
mr. Hermans een conclusie na enquête overgelegd.
1.4 Bij faxbrief van 14 juni 2012, ingekomen ter griffie van het hof op diezelfde dag, heeft mr. Kaya een conclusie na enquête overgelegd.
1.5 Het hof heeft bepaald dat op 19 juli 2012 een beschikking zal worden gegeven.
2. De motivering van de beslissing
2.1 Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 13 december 2011. Het hof zal geen acht slaan op de bijlagen die mr. Kaya bij brief van 6 februari 2012 heeft overgelegd, nu deze na de mondelinge behandeling zonder toestemming van het hof zijn ingekomen en mr. Hermans uitdrukkelijk bezwaar tegen overlegging heeft gemaakt.
2.2 In die beschikking heeft het hof de man toegelaten tot het leveren van het bewijs van zijn stelling dat de vrouw samenwoont en dat artikel 1:160 BW en artikel 5.2 van het echtscheidingsconvenant van toepassing zijn.
2.3 De man heeft vier getuigen voorgebracht, de vrouw, [A] en zijn twee dochters [B] en [C].
2.4 De vrouw heeft verklaard als volgt:
"Ik woon samen met mijn kinderen. Er woont verder niemand bij mij in huis. Ik heb een partner, [A]. Hij woont in [adres en woonplaats]. Wij doen dingen samen. Wij komen bij elkaar op bezoek. In het weekend ben ik regelmatig bij hem. Dan doen wij de gewone dingen. Wij gaan samen op bezoek bij vrienden en familie. Wij winkelen samen. Wij sporten samen. Ik overnacht elk weekend bij [A]. Doordeweeks niet. Ik betaal zelf de kosten voor mijn woning. [A] betaalt de kosten voor zijn eigen woning. Wij hebben een strikt gescheiden huishouding. Het is zeer zeker een affectieve relatie. [B] en [C] wonen bij [A] in de [adres]. Zij zijn 17 en 19 jaar oud. (…) De relatie met [A] bestaat bijna drie jaar. Wij zijn twee keer samen op zomervakantie geweest. Dit was twee keer één week. [A] overnacht nooit bij mij. (…) De kinderen van [A] overnachten niet bij mij en mijn kinderen overnachten niet bij [A]. (…) Wij zijn geen fiscale partners. Wij hebben geen samenlevingscontract. Ook hebben wij geen gezamenlijke bankrekening of gezamenlijk e-mailadres. Wij doen over en weer bij elkaar niet het huishouden. Wij hebben geen gezamenlijke voicemail. Wij hebben over en weer geen meubels bij elkaar staan."
2.5 [A] heeft verklaard als volgt:
"Ik woon aan de [adres] [woonplaats]. [geïntimeerde] woont in de [adres]. Wij proberen in onze vrije tijd de spaarzame uurtjes die wij hebben met elkaar door te brengen. Wij hebben alle twee drukke gezinnen en een drukke baan. Doordeweeks spreken wij om de dag om een uur of 20.00 uur af en dan gaat ieder om 23.00 uur zijns weegs. In het weekend doen wij samen leuke dingen. [geïntimeerde] blijft van zaterdag op zondag bijna altijd bij mij overnachten. Haar kinderen overnachten niet bij mij. Wij zijn twee keer samen op vakantie geweest. Wij kennen elkaar bijna drie jaar inmiddels. Wij betalen geen zaken voor elkaar. Wij hebben ook ieder ons eigen deel van de vakantie betaald. (…) Wij zijn in 2010 in Turkije op vakantie geweest en in 2011 in Jordanië. De vakantie in Turkije duurde geloof ik tien dagen en Jordanië was volgens mij een tiendaagse rondreis. De kinderen van [geïntimeerde] overnachten niet bij mij en mijn kinderen overnachten niet bij [geïntimeerde]. (…) Wij zijn geen fiscale partners. Wij hebben geen samenlevingscontract. Er zijn geen gezamenlijke bankrekeningen en ook hebben wij geen gezamenlijk e-mailadres. Ik verricht geen huishoudelijk werk in de woning van [geïntimeerde]. Wij hebben geen gezamenlijke voicemail. Er staan over en weer geen meubels van de een bij de ander. Dat geldt ook voor de garderobe. (…) Wij koken ongeveer één keer per week in het weekend samen. Misschien koken wij ook eens samen op een feestdag."
2.6 [B] heeft verklaard als volgt:
"Ik woon bij mijn vader aan de [adres] [woonplaats]. Daar woont ook mijn zusje, [C]. Verder woont daar niemand. [geïntimeerde] komt af en toe op bezoek. Zij komt gemiddeld twee keer per week een avondje op bezoek. Zij komt af en toe in het weekend. Om het weekend en doordeweeks ben ik bij mijn vader. Mijn vader is ook wel eens bij [geïntimeerde]. Zij zien elkaar ongeveer twee avonden per week, afwisselend bij de een of de ander. Zij zijn twee keer samen op vakantie geweest. Zelf ben ik ook twee keer mee geweest. Een keer zijn wij naar Jordanië geweest en de andere keer naar Turkije. Mijn vader heeft voor ons betaald en [geïntimeerde] voor zichzelf. (…) De vakantie in Jordanië duurde een weekje en de vakantie in Turkije 12 a 13 dagen. Mijn vader en [geïntimeerde] zien elkaar na 20.00 uur en koken niet samen. Ik kook samen met mijn vader, ook af en toe in het weekend. In het weekend kookt en eet mevrouw [geïntimeerde] af en toe ook mee. [geïntimeerde] en mijn vader doen niet samen boodschappen. Soms gaat de een wel met de ander mee. Ik denk dat [geïntimeerde] wel eens bij mijn vader overnacht op zaterdag. (…) Mijn vader en [geïntimeerde] zijn zeker geen fiscale partners. U vraagt mij of zij een samenlevingscontract hebben. Ik weet niet wat dat inhoudt. Zij hebben geen gezamenlijke bankrekening. Ook hebben zij geen gezamenlijk e-mailadres. Zij verrichten over en weer geen huishoudelijke taken bij de ander. Zij hebben geen gezamenlijke voicemail. Zij hebben over en weer geen meubels bij elkaar staan. Ook geen kleding. (…) Mijn vader heeft geen geld geleend aan [geïntimeerde]."
2.7 [C] heeft verklaard als volgt:
"Ik woon bij mijn vader aan de [adres] [woonplaats]. Daar woont ook mijn zus, [B]. Verder woont daar niemand. [geïntimeerde] komt af en toe op bezoek. Zij komt meestal doordeweeks om de dag na 20.00 uur. Zij komt vaak in het weekend, maar het is geen vaste regel. Om het weekend en doordeweeks ben ik bij mijn vader. Mijn vader is ook wel eens bij [geïntimeerde]. Hij gaat doordeweeks wel eens naar haar toe.
Zij zijn twee keer samen op vakantie geweest. Zelf ben ik ook mee geweest. Een keer zijn wij naar Jordanië geweest en de andere keer naar Turkije. Mijn vader heeft voor ons en voor zichzelf betaald en [geïntimeerde] ook voor zichzelf. (…) In de zomervakantie 2010 zijn wij één weekje in Turkije geweest. De vakantie in Jordanië duurde een weekje. Dat was in de herfstvakantie 2011. [geïntimeerde] overnacht wel eens bij ons thuis, maar alleen in het weekend van zaterdag op zondag. Doordeweeks zeker niet. Het komt wel eens voor dat wij samen met [geïntimeerde] op bezoek gaan bij vrienden of familie, maar dat is geen vaste regel. Of mijn vader ook bij [geïntimeerde] overnacht, weet ik niet. Wij als kinderen van zowel mijn vader als [geïntimeerde] kunnen goed met elkaar opschieten. Wij overnachten nooit bij [geïntimeerde] op één keer na in drie jaar tijd. De wekelijkse boodschappen doen wij altijd zelf. Het komt wel eens voor als wij samen eten, dat wij samen boodschappen gaan doen. Ik weet niet of mijn vader geld heeft geleend aan [geïntimeerde]. (…) Ik weet niet of mijn vader en [geïntimeerde] fiscale partners zijn. U vraagt mij of zij een samenlevingscontract hebben. Ik weet niet of zij een samenlevingscontract hebben. Zij hebben geen gezamenlijke bankrekening. Ook hebben zij geen gezamenlijk e-mailadres. Zij verrichten over en weer geen huishoudelijke taken bij de ander. Zij hebben geen gezamenlijke voicemail. Zij hebben over en weer geen meubels bij elkaar staan. Ook geen kleding. (…) Mijn vader of [geïntimeerde] maken geen korte uitstapjes samen. Ik heb dat wel eens geprobeerd te organiseren, maar dat was geen succes.
2.8 Het hof stelt voorop dat voor een bevestigende beantwoording van de vraag of sprake is (geweest) van een samenwoning van de vrouw met [A] in de zin van artikel 1:160 BW is vereist dat tussen hen een affectieve relatie van duurzame aard bestaat, die meebrengt dat de vrouw en [A] elkaar wederzijds verzorgen, met elkaar samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding voeren (HR 13 juli 2001, LJN ZC3603 en HR 3 juni 2005, LJN AS5961). Het uitgangspunt dient te zijn – zo blijkt uit voornoemde beschikkingen – dat artikel 1:160 BW restrictief wordt uitgelegd. De toepassing van deze bepaling heeft immers tot gevolg dat de betrokkene definitief een aanspraak op levensonderhoud jegens de gewezen echtgenoot verliest.
2.9 Uit de verklaringen van partijen en van de getuigen blijkt dat tussen de vrouw en [A] een affectieve relatie van duurzame aard bestaat en dat de vrouw en [A] veel 'dingen' samen doen. De vrouw overnacht elk weekend van zaterdag op zondag bij Droste. In de weekenden koken zij samen. Doordeweeks zijn zij om de dag van 20:00 uur tot 23:00 uur samen. Zij sporten en winkelen samen, gaan samen op bezoek bij familie en vrienden en zijn twee keer samen met de kinderen van [A] op vakantie geweest in Jordanië en Turkije.
2.10 Het hof oordeelt dat, ook al doen de vrouw en [A] veel 'dingen' samen daarmee nog geen sprake is van wederzijdse verzorging, samenwonen en het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. De getuigen verklaren allen eensluidend dat:
- de vrouw in de [adres] in [woonplaats] woont en [A] met [B] en [C] aan de [adres] in [woonplaats] en ieder de kosten voor de eigen woning draagt;
- dat zij door de week niet samen koken en eten
- dat zij geen gezamenlijke bankrekeningen of een gezamenlijk emailadres of een gezamenlijke voicemail hebben;
- dat zij over en weer geen betalingen ten behoeve van de ander verrichten;
- dat zij over en weer bij de ander geen huishoudelijk werk verrichten;
- dat er over en weer bij de ander geen meubels of garderobe hebben staan;
- dat zij ieder de eigen kosten voor de vakantie hebben gedragen.
Het vermoeden van de man dat de vrouw en [A] de partneralimentatie wilden afkopen om vervolgens ongestoord te gaan samenwonen kan niet leiden tot de conclusie dat er sprake is van samenwonen in de zin van artikel 1:160 BW. Niet valt in te zien dat de vrouw door ervoor te kiezen wel 'dingen' met [A] samen te doen, maar niet met hem te gaan samenwonen, misbruik maakt van haar recht op een bijdrage van de man in haar levensonderhoud.
2.11 Het hof oordeelt dat de man niet is geslaagd in het bewijs van zijn stelling dat de vrouw samenwoont met [A] en dat artikel 1:160 BW en artikel 5.2 van het echtscheidingsconvenant van toepassing zijn. Grief 3 van de man faalt.
2.12 Nu alle grieven falen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, bepalen dat de man, als de in het ongelijk gestelde partij, de kosten van de getuigen dient te voldoen en voor het overige de kosten van deze procedure compenseren als na te melden, nu partijen gewezen echtelieden van elkaar zijn.
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Almelo van 16 februari 2011;
bepaalt dat de man de taxe voor de getuige [A] ten bedrage van
€ 168,57 dient te voldoen;
compenseert voor het overige de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, G.J. Rijken en M.L. van der Bel, bijgestaan door mr. Ligtenberg-Vastenholt als griffier, en is op 19 juli 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.