ECLI:NL:GHARN:2012:BX4967

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-00097
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rioolrechten en stankoverlast

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 augustus 2009, waarin een aanslag in de rioolrechten voor het jaar 2006 van € 228,82 door de heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen werd gehandhaafd. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat de zaak heeft verwezen naar het gerechtshof Arnhem.

De zitting vond plaats op 17 april 2012, maar belanghebbende was niet verschenen en had om uitstel verzocht vanwege psychische overbelasting. Het hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat het belang van een goede procesorde zwaarder woog en er geen aanwijzingen waren dat de situatie van belanghebbende snel zou verbeteren.

Het geschil draait om de vraag of de aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende betwist de aanslag en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, terwijl de ambtenaar bevestiging van de uitspraak vraagt. Het hof oordeelt dat de ambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat voldaan is aan de voorwaarden voor heffing van rioolrechten, ondanks de stankoverlast die belanghebbende aanvoert.

Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om de ambtenaar te veroordelen tot vergoeding van proceskosten of schadevergoeding, aangezien het hoger beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem op 3 juli 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 11/00097
uitspraakdatum: 3 juli 2012
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 28 augustus 2009, nummer SBR 08/3260, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente De Ronde Venen (hierna: de Ambtenaar).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De Ambtenaar heeft belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag in de rioolrechten opgelegd ten bedrage van € 228,82.
1.2 Bij uitspraak op bezwaar van 3 oktober 2008 heeft de Ambtenaar de aanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het gerechtshof te Amsterdam heeft de zaak op de voet van artikel 8:13 van de Algemene wet bestuursrecht verwezen naar het gerechtshof Arnhem (hierna: het Hof).
1.5 Tot de stukken van het geding behoren voorts het verweerschrift van de Ambtenaar, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2012 te Arnhem. Met voorafgaande kennisgeving is zowel namens belanghebbende als namens de Ambtenaar niemand verschenen. Belanghebbende heeft verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling omdat hij -kort gezegd- door psychische overbelasting niet in staat is zich voor te bereiden op de behandeling ter zitting. Het Hof heeft het belang van een goede procesorde laten prevaleren en belanghebbendes verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling niet gehonoreerd. Het Hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat er geen aanwijzingen zijn dat binnen afzienbare tijd verandering zal optreden in belanghebbendes gemoedstoestand en dat het hoger beroep in de onderhavige zaak reeds bijna drie jaar aanhangig is.
2. De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak aan de A-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Tussen partijen is in geschil of de aanslag terecht is opgelegd.
3.2 Belanghebbende beantwoordt bovenstaande vraag ontkennend en concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag.
3.3 De Ambtenaar beantwoordt bovenstaande vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2006 van de gemeente Abcoude (de rechtsvoorganger van de gemeente De Ronde Venen), wordt onder de naam “rioolrechten” een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
4.2 De Ambtenaar heeft gesteld dat in het onderhavige jaar vanuit de onroerende zaak afvalwater is afgevoerd op de gemeentelijke riolering en dat daarmee aan de voorwaarden voor heffing van rioolrechten is voldaan.
4.3 Belanghebbende heeft niet betwist dat feitelijk gebruik is gemaakt van de gemeentelijke riolering, maar heeft gesteld dat de riolering niet goed functioneert en dat sprake is van (stank)overlast.
4.4 Het Hof is van oordeel dat de Ambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat voldaan is aan de voorwaarden voor heffing van rioolrechten. Hetgeen belanghebbende daartegen in hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot het oordeel leiden dat hij desondanks niet belastingplichtig is.
Slotsom
Gelet op het voorgaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten en schadevergoeding
Het Hof ziet geen aanleiding de Ambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende dan wel tot vergoeding van door belanghebbende gestelde materiële en immateriële schade. Een veroordeling in de vergoeding van schade kan slechts worden uitgesproken als het (hoger) beroep gegrond wordt verklaard (art. 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht).
6. Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.V. Boxem, voorzitter, mr. J. van de Merwe en mr. M.C.M. de Kroon, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 3 juli 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (R.A.V. Boxem)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.