ECLI:NL:GHARN:2012:BX2863

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000849-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding na wraking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 juli 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 28 juni 2012, waarin een bevel tot gevangenhouding van de verdachte werd gegeven. De verdachte had de raadkamer van de rechtbank gewraakt, wat leidde tot de vraag of de rechtbank bevoegd was om een beslissing te nemen op de vordering tot gevangenhouding. De raadsman voerde aan dat het onderzoek op grond van artikel 513, lid 5, van het Wetboek van Strafvordering geschorst diende te worden, en dat er geen sprake was van spoedeisendheid die een beslissing van de wrakingskamer kon overschrijden.

Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen en vastgesteld dat het wrakingsverzoek aan het einde van de behandeling in raadkamer was gedaan. De uitspraak van de behandelend rechter was niet in strijd met de wet, en gezien de korte tijdspanne tussen de behandeling van de vordering en het verstrijken van het bevel tot bewaring, oordeelde het hof dat er wel degelijk sprake was van spoedeisendheid. Het hof concludeerde dat de wet niet in de weg stond aan een beslissing door de raadkamer, zelfs voordat de wrakingskamer had beslist.

Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor het bevel tot gevangenhouding nog steeds bestonden en heeft de beschikking van de rechtbank, voor zover daartegen hoger beroep was ingesteld, bevestigd. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
pkn: 16-655950-12
avnr: 000849-18
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in het huis van bewaring te Nieuwegein.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Utrecht van 28 juni 2012, voor zover houdende het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr J.M. Jonkergouw, advocaat te Vught, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 29 juni 2012.
OVERWEGINGEN:
De raadsman heeft aangevoerd dat – kort gezegd – de raadkamer van de rechtbank niet bevoegd was tot het nemen van een beslissing op de vordering aangezien verdachte de raadkamer bij de behandeling van die vordering had gewraakt en het onderzoek op grond van artikel 513, lid 5, Wetboek van Strafvordering geschorst diende te worden. Daarbij was er geen sprake van een dermate spoedeisendheid dat de beslissing van de wrakingskamer niet kon worden afgewacht.
Uit het proces-verbaal van het onderzoek in raadkamer van 28 juni 2012 blijkt dat het wrakingsverzoek door verdachte aan het einde van de behandeling in raadkamer is gedaan. Hetgeen de behandelend rechter daarna nog heeft meegedeeld alvorens het onderzoek te sluiten, is niet in strijd met artikel 513, lid 5, Wetboek van Strafvordering. Gezien de korte tijdspanne tussen de datum van behandeling van de vordering en de datum waarop het bevel bewaring afliep, kon de raadkamer oordelen dat er sprake was van spoedeisendheid. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de wet zich niet verzet tegen bemoeiingen door een rechter van wie de wraking is verzocht, kon de raadkamer in dezelfde samenstelling al op de vordering van het openbaar ministerie beslissen nog voordat de wrakingskamer op het wrakingsverzoek had beslist.
Overigens is het hof gebleken dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek heeft afgewezen zodat verdachte in zoverre ook niet in enig te respecteren belang is geschaad.
Het hof is na onderzoek gebleken dat de gronden waarop de rechtbank het bevel tot gevangenhouding van verdachte heeft gegeven ook thans nog bestaan, zodat de beschikking van de rechtbank voor zover daarvan beroep is ingesteld met overneming van de gronden dient te worden bevestigd.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof bevestigt de beschikking voor zover daartegen hoger beroep is ingesteld.
Aldus gegeven op 25 juli 2012 door mrs A.W.M. Elders, voorzitter, R.W. van Zuijlen en P. van Kesteren, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.