ECLI:NL:GHARN:2012:BX1988

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.054.482/01 eind
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Draagplicht voor schuld aan nieuwe partner van ex-echtgenoot

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om de draagplicht voor een schuld aan de nieuwe partner van een ex-echtgenoot. De zaak werd behandeld in hoger beroep, waarbij de appellante, vertegenwoordigd door mr. A.C.M. Montessori, het hof verzocht om te bepalen dat zij niet draagplichtig was voor een eventuele schuld aan [X]. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. H.A. Rispens, had in het incidenteel appel gevorderd dat beide partijen voor de helft draagplichtig zouden zijn voor de door hem gestelde schuld aan [X].

Tijdens de procedure werd op 13 maart 2012 door beide partijen verklaard af te zien van het verschijnen ter comparitie. De appellante trok haar principaal appel in, maar verzocht het hof om te beslissen op haar verzoek. Het hof oordeelde dat de vordering van de geïntimeerde niet toewijsbaar was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de gelden door [X] als geldlening waren verstrekt. Het bewijsaanbod van de geïntimeerde werd niet tijdig gedaan, wat ook een rol speelde in de beslissing van het hof.

Uiteindelijk verklaarde het hof de appellante niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 oktober 2009, met aanvulling van gronden. Het hof bepaalde dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zou dragen, gezien de omstandigheden dat partijen gewezen echtelieden zijn. De uitspraak werd gedaan op 17 juli 2012, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Arrest d.d. 17 juli 2012
Zaaknummer 200.054.482/01
(zaaknummer rechtbank: 157165 / HA ZA 09-625)
HET GERECHTSHOF TE ARNHEM
Nevenzittingsplaats Leeuwarden
Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. A.C.M. Montessori, kantoorhoudende te Almere,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. H.A. Rispens, kantoorhoudende te Almere.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 15 november 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
In bovengenoemd tussenarrest is een comparitie van partijen gelast. Op de rol van 13 maart 2012 hebben partijen verklaard af te zien van het verschijnen ter comparitie.
[geïntimeerde] heeft op de rol van 13 maart 2012 doorhaling verzocht van de zaak in incidenteel appel. [appellante] heeft niet met deze doorhaling ingestemd. In overeenstemming met artikel 246 Rv is de zaak in het incidenteel appel niet doorgehaald.
[geïntimeerde] heeft op 27 maart 2012 een akte genomen.
De verdere beoordeling
In het principaal appel
1. Bij rolbericht van 11 juni 2010 heeft [appellante] het hof bericht dat zij het door haar ingestelde principaal appel intrekt. In het op 13 maart 2012 door haar ingediende H16-formulier heeft [appellante] voorts verklaard dat zij er belang bij heeft dat het hof beslist op haar verzoek te bepalen dat zij niet draagplichtig is ten aanzien van een eventuele schuld aan [X].
2. Het hof overweegt dat [appellante] een vordering van die strekking heeft opgenomen in de memorie van antwoord in het incidenteel appel. [appellante] kan als oorspronkelijk gedaagde echter niet voor het eerst in hoger beroep een tegenvordering instellen (artikel 353 lid 1 Rv). Nu daarmee niet een vordering van [appellante] van de genoemde strekking ter beoordeling aan het hof voorligt, moet het hof hieraan voorbijgaan.
3. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.
In het incidenteel appel
4. In hetgeen het hof in rechtsoverweging 13 en volgende heeft overwogen ligt besloten dat het hof de vordering van [geïntimeerde] te bepalen dat ieder van partijen voor de helft draagplichtig is voor de door hem gestelde schuld aan [X] niet toewijsbaar heeft geoordeeld. Het door [geïntimeerde] na het tussenarrest gedane bewijsaanbod geeft het hof geen aanleiding voor een heroverweging van deze beslissing nu ook nu nog geldt dat onvoldoende is gesteld voor de conclusie dat de gelden door [X] ten titel van geldlening zijn verstrekt. Bovendien is dat bewijsaanbod ter zake van de geldlening niet tijdig gedaan.
5. De grieven 1 en 2 in het incidenteel appel falen.
Slotsom
6. Het hof zal [appellante] niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep en het bestreden vonnis van 14 oktober 2009 bekrachtigen, met aanvulling van gronden.
7. Omdat partijen gewezen echtelieden zijn en de onderhavige procedure daaruit voortvloeit, ziet het hof aanleiding om de kosten van het geding ook in hoger beroep te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof:
In het principaal appel
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het ingestelde hoger beroep;
In het incidenteel appel
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 oktober 2009, met aanvulling van gronden;
In het principaal appel en in het incidenteel appel
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep zal dragen.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, W. Breemhaar en B.J.H. Hofstee en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 17 juli 2012 in bijzijn van de griffier.