GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.079.114
(zaaknummers rechtbank 110554 ES RK 10-362 en 107779 ES RK 09-1262)
beschikking van de familiekamer van 7 juni 2012
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen "de vrouw",
advocaat: mr. J.F. Sabaroedin te Enschede,
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep, verder te noemen "de man",
advocaat: mr. A. Gerards te Oldenzaal.
1. Het geding in hoger beroep
1.1 Op 8 november 2011 heeft het hof een tussenbeschikking gegeven. Bij die beschikking heeft het hof een comparitie van partijen bepaald voor het verkrijgen van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke schikking.
1.2 Op 25 januari 2012 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Het proces-verbaal van de comparitie van partijen is in het dossier gevoegd.
2. De motivering van de beslissing
2.1 Tussen partijen is in geschil:
- of de onroerende zaken van de vrouw in Thailand moeten worden meegenomen in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en zo ja, welke waarde deze vertegenwoordigen;
- of het saldo van € 867,- van de Thaise bankrekening met nummer [1] in de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap moet worden betrokken.
Onroerende zaken in Thailand
2.2 Partijen hebben ter gelegenheid van de comparitie van partijen hun geschil over de onroerende zaak gelegen in Thailand met nummer Nor.Sor.4 Jor 3794 in der minne geregeld. Zij zijn overeengekomen dat de waarde van dit perceel op € 10.000,- kan worden gesteld en dat dit bedrag in het kader van de verdeling moet worden verrekend. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3 De vrouw stelt dat de overige onroerende zaken, hierna ook aan te duiden met “percelen”, die gelegen zijn in Thailand niet bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dienen te worden betrokken.
Het gaat om de percelen (zo begrijpt het hof):
- Nor.Sor.4Jor, documentnummer 2573 (oorspronkelijk Nor.Sor. 3 Gor nrs. 2140 en 7416 );
- Nor.Sor.4Jor, documentnummer 3915 (oorspronkelijk Nor.Sor. 2 nr. 544);
- Nor.Sor.4Jor, documentnummer 3969 (oorspronkelijk Nor.Sor. 2 nr. 550), en
- Nor.Sor.4Jor, documentnummer 3970 (oorspronkelijk Nor.Sor. 2 nr. 550).
De vrouw stelt dat Thais recht moet worden toegepast, omdat de onroerende zaken in Thailand zijn gelegen. Naar Thais recht kan de buitenlandse echtgenoot, in deze zaak de man, geen eigendom of gedeelde eigendom van land in Thailand krijgen.
De percelen heeft de vrouw door middel van schenkingen en erfenissen van haar vader gekregen. Weliswaar staan de percelen op naam van de vrouw, maar zij behoren toe aan de vrouw en haar drie zussen. De vrouw stelt voorts dat de onroerende zaken geen waarde vertegenwoordigen, omdat zij niet in eigendom aan de vrouw toebehoren. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw gesteld dat, gelet op de verklaring van miss [A.], geregistreerd als Notorial Service Attorney, in haar brief van 18 maart 2011, aan de genoemde percelen een waarde van totaal € 23.407,- moet worden toegekend. De vrouw stelt verder dat zij alleen een gebruiksrecht heeft en dat zij deze onroerende zaken niet kan vervreemden. Derhalve dienen deze percelen niet in de verdeling te worden betrokken, aldus de vrouw. De vrouw betwist de juistheid van de door de heer [B.], makelaar verbonden aan Houseshop.nl, verrichte taxatie van de percelen in Thailand.
2.4 De man stelt dat ongeacht de eigendomsrechten volgens het recht van Thailand, Nederlands recht van toepassing is op de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, zodat de waarde van de onroerende zaken in Thailand, zoals getaxeerd door [B.], meegenomen moet worden in de verdeling. Daarnaast is de vrouw eigenaar van alle onroerende zaken, zodat de waarde daarvan moet worden verdeeld.
Voorts stelt hij dat de door [B.] uitgevoerde taxatie juist is en de taxatiegegevens van de vrouw onvolledig en onjuist zijn en slechts betrekking hebben op één perceel.
2.5 De rechtbank heeft in haar beschikking van 14 april 2010 vastgesteld dat het huwelijk van partijen een verdragshuwelijk is in de zin van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime 1978 (Trb. 1988, nr. 130) (hierna: HV 1978) en dat het huwelijksvermogensregime op grond van artikel 4, lid 1 HV 1978 wordt beheerst door het recht van het eerste huwelijksdomicilie van partijen, oftewel Nederlands recht. Dit oordeel is in hoger beroep niet bestreden. Nu partijen geen huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt bestaat tussen hen een wettelijke gemeenschap van goederen. Op grond van artikel 1:94 BW omvat de gemeenschap, wat haar baten betreft, alle tegenwoordige en toekomstige goederen der echtgenoten, met uitzondering van goederen ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat zij buiten de gemeenschap vallen en verknochte goederen. Gesteld, noch gebleken is dat sprake is van de in dit artikel genoemde uitzonderingen, zodat de percelen naar Nederlands recht in de huwelijksgoederengemeenschap zouden zijn gevallen.
2.6 Vast staat voorts dat op de hiervoor genoemde onroerende zaken naar Thais internationaal privaatrecht het recht van Thailand van toepassing is. De man heeft de stelling van de vrouw dat hij als buitenlander geen eigendom van onroerende zaken in Thailand kan verkrijgen niet, althans niet gemotiveerd betwist, zodat naar het oordeel van het hof vast staat dat de man naar het recht van Thailand geen eigendom van de onroerende zaken heeft verkregen.
2.7 Uit artikel 6 van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime (hierna: WCHv) volgt dat indien een der echtgenoten, door de toepassing op een buitenlands gelegen vermogensbestanddeel van een krachtens het internationale privaatrecht van het land van ligging aangewezen recht, ten opzichte van de andere echtgenoot een voordeel heeft genoten dat hem niet zou zijn toegekomen indien het op grond van de bepalingen van het in artikel 1 van die wet vermelde Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 aangewezen recht zou zijn toegepast, dan kan die andere echtgenoot daarvan verrekening of vergoeding vorderen bij de in verband met de beëindiging of wijziging van het huwelijksvermogensregime tussen de echtgenoten plaatsvindende afrekening.
2.8 Het hof is van oordeel dat nu krachtens internationaal privaatrecht het recht van Thailand op de onroerende zaken van toepassing is en de vrouw als gevolg daarvan een voordeel geniet, dat zij niet zou hebben genoten indien Nederlands recht op die onroerende zaken toegepast zou zijn, zij gehouden is de waarde van die onroerende zaken met de man te verrekenen.
2.9 In de certificaten die als producties A en C tot en met E bij verweerschrift in hoger beroep zijn overgelegd, is steeds de volgende passage opgenomen:
“LAND TITLE DEED
Certificate showing ownership right
Issued by virtue of the Land Code of Law
Issued to Mrs. [verzoekster] (…).”
In de brief van Isaan Lawyers Company Limited van 18 maart 2011 (productie bij brief van mr. Sabaroedin van 17 mei 2011) is het volgende vermeld:
“We conclude that all of four plots of lands are considered the full and sole personal property of mrs. [verzoekster] under Thai Law (…).”
Het hof is van oordeel dat uit voornoemde certificaten en de brief van Isaan Lawyers Company Limited blijkt dat de onroerende zaken uitsluitend eigendom zijn van de vrouw. Ook uit de vertaalde certificaten van het Land Office van Chiang Rai Province van 8 oktober 2010 volgt dat de vrouw eigenaar is van de onroerende zaken (productie 8 bij het verzoekschrift in hoger beroep), zij het dat het haar niet is toegestaan om de onroerende zaken met de documentnummers 3915, 3969 en 3970 binnen tien jaar te rekenen vanaf 12, respectievelijk 26 mei 2009, te verkopen aan particulieren. Dat andere familieleden mede-eigenaar zijn, dan wel dat de vrouw uitsluitend een gebruiksrecht ten aanzien van de grond heeft is in het licht van voornoemde stukken en de betwisting van de stellingen van de vrouw door de man onvoldoende door de vrouw onderbouwd.
2.10 Het hof overweegt ten aanzien van de waarde van de onroerende zaken het volgende.
Uit het door de man overgelegde taxatierapport van de heer [B.], makelaar, van 12 april 2010 volgt dat [B.] de waarde van het perceel grond met de woning gelegen in de Provincie Chiang Rai, Village nummer 12, Khung Kor Sub-distrikt Wiang Chiang Rung een waarde toekent van € 38.000,-. Gelet op de plaatsaanduiding en de vermelde omvang van dit perceel, te weten 1,2 rai, ziet deze waardebepaling op het perceel met nummer Nor.Sor.4 Jor 3794. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot deze onroerende zaak, zal het hof in zoverre de taxatie van [B.] buiten beschouwing laten.
2.11 Het hof is van oordeel dat voor wat betreft de waarde van de overige onroerende zaken bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap dient te worden uitgegaan van de door de vrouw ter gelegenheid van de mondelinge behandeling opgegeven waarde van € 23.407,-, zoals daarvan ook blijkt uit de brief van miss [A.] van 18 maart 2011. Gesteld, noch gebleken is dat die waarde inmiddels is gewijzigd. Dat de waarde van de onroerende zaken lager is als gevolg van de in de certificaten met betrekking tot de percelen met de nummers 3915, 3969 en 3970 van de Land Office vermelde verkoopbeperking van 10 jaar heeft de vrouw niet, althans onvoldoende onderbouwd. Het hof zal voorts de waarde van de opstal van perceel met nummer 2573 buiten beschouwing laten, nu de vrouw onweersproken heeft gesteld dat die opstal is beschadigd als gevolg van een aardbeving.
2.12 Met betrekking tot het door [B.] aan de overige onroerende zaken, zijnde 20.000 m2 landbouwgrond, toegekende waarde overweegt het hof het volgende. In zijn brief van 16 april 2010 heeft [B.] aan de man bericht dat hem na controle is gebleken dat met betrekking tot een stuk landbouwgrond een bouwvergunning is afgegeven, waardoor deze landbouwgrond als bouwgrond moet worden aangemerkt en de waarde van die grond dient te worden verhoogd met € 9.000,-. Omdat niet duidelijk is op welk perceel deze waardestijging ziet, de vrouw het door [B.] in zijn brief gestelde gemotiveerd betwist en niet valt vast te stellen op welke wijze dit bedrag is berekend, houdt het hof geen rekening met de inhoud van de brief van [B.] van 16 april 2010.
2.13 Uit het voorgaande volgt dat de eerste grief van de vrouw deels gegrond is.
Bankrekening met nummer [1]
2.14 De vrouw heeft gesteld dat de bankrekening met nummer [1] toebehoort aan haar meerderjarige zoon en daarom niet in de verdeling kan worden meegenomen. De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist. Aanvankelijk heeft de vrouw aangeboden bewijs te leveren voor haar stellingen, maar ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft zij verklaard af te zien van het leveren van bewijs dat deze bankrekening aan haar zoon toebehoort. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de man had het op de weg van de vrouw gelegen haar stelling te bewijzen. Nu zij afziet van bewijslevering en geen ander bewijs van haar stelling voorhanden is, faalt grief II.
2.14 Samengevat komt het hof tot de volgende verdeling:
Aan de man is toegedeeld:
De woning aan de [adres] € 338.000,-
De hypothecaire geldlening € 185.000,- -/-
De helft van de inboedel nihil
De helft van het saldo van rekening [2] per juni 2010 PM
De helft van het saldo van rekening [3] per 10 december 2009 PM
De schuld aan Greenchoice € 541,19 -/-
Totaal € 152.458,81
Aan de vrouw is toegedeeld:
Onroerend goed in Thailand: nr. 3794 € 10.000,-
nrs. 2573, 3915, 3969 en 3970 € 23.407,-
De auto met kenteken [...] € 6.500,-
De helft van de inboedel nihil
De helft van het saldo van rekening [2] per juni 2010 PM
De helft van het saldo van rekening [3] per 10 december 2009 PM
De levensverzekering bij Allianz € 17.245,-
De rekening [4] € 200,-
De rekening [1] € 867,-
Totaal € 58.219,-
2.15 Uit het voorgaande volgt dat de man ter zake van de overbedeling aan de vrouw dient te voldoen € 47.119,91.
3.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikkingen, voor zover de rechtbank de waarde van de onroerende zaken van de vrouw in Thailand op € 67.500,- heeft vastgesteld, te vernietigen en te beslissen als volgt en te bekrachtigen voor het overige.
3.2 Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
Het hof, beschikkende in hoger beroep/het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikkingen van de rechtbank Almelo van 23 juni 2010 en 22 september 2010, voor zover de rechtbank de waarde van de onroerende zaken van de vrouw in Thailand op € 67.500,- heeft vastgesteld, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de aan de vrouw in eigendom behorende onroerende zaken in Thailand met de nummers 3794, 2573, 3915, 3969 en 3970 tegen een totale waarde van € 33.407,- in de verdeling worden betrokken;
bepaalt dat de man aan de vrouw wegens overbedeling een bedrag van € 47.119,91 dient te betalen;
bekrachtigt de beschikkingen van 23 juni 2010 en van 22 september 2010 voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.H.A. Moes, J.H. Lieber en R. Krijger, bijgestaan door mr. F.C. Alink als griffier, en is op 7 juni 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.