ECLI:NL:GHARN:2012:BX1623
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de raadkamer bij vordering gevangenhouding na aanvang behandeling in eerste aanleg
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 28 juni 2012, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte had gegeven. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.J. Schadd, en het hof heeft de advocaat-generaal gehoord in raadkamer. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte de nadere vordering tot gevangenhouding heeft toegewezen, omdat uitbreiding van de feiten na het betekenen van de dagvaarding in eerste aanleg in strijd is met artikel 67b lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De beschikking van de rechtbank is in dat opzicht vernietigd.
Desondanks heeft het hof geconstateerd dat de gronden voor de gevangenhouding, zoals door de rechtbank vastgesteld, nog steeds van toepassing zijn. Daarom heeft het hof besloten om de beschikking van de rechtbank in zoverre te bevestigen, met overname van de gronden. Het hof heeft zich daarbij gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikelen 65, 66, 67, 67a, 67b en 71.
De raadsman van de verdachte had betoogd dat de raadkamer van de rechtbank niet bevoegd was om de vordering tot gevangenhouding te behandelen, omdat de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg al was aangevangen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de raadkamer bevoegd was, aangezien de beslissing op de vordering niet door de rechter ter terechtzitting was voorgeschreven. Het verweer van de raadsman is verworpen, en het hof heeft de beschikking vernietigd voor zover deze betrekking had op de uitbreiding van de voorlopige hechtenis, maar bevestigd voor het overige.