ECLI:NL:GHARN:2012:BX0538
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing alimentatiebeslag in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van alimentatiebeslag. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.J. Baken, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin zijn verzoek tot opheffing van het beslag was afgewezen. De appellant en geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P.M.M. Heijkant, waren voormalige echtgenoten die in gemeenschap van goederen waren gehuwd en twee minderjarige kinderen hadden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant achterstallige kinderalimentatie verschuldigd was, wat leidde tot de beslaglegging door de geïntimeerde.
In hoger beroep heeft de appellant negen grieven ingediend, waarin hij betoogde dat hij geen of slechts weinig achterstallige alimentatie verschuldigd was. Het hof heeft de grieven beoordeeld en vastgesteld dat de appellant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de appellant een aanzienlijk bedrag aan kinderalimentatie verschuldigd was en dat de beslaglegging gerechtvaardigd was. De appellant had ook geen bewijs geleverd voor zijn claim dat hij meer alimentatie had betaald dan erkend door de geïntimeerde.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, wat betekent dat het verzoek van de appellant tot opheffing van het alimentatiebeslag werd afgewezen. Het hof heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep moest dragen. Deze uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in alimentatiezaken en de rechten van de geëxecuteerde in het kader van beslaglegging.