Partijen zullen hierna de Stichting en Wells worden genoemd.
1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 Voor het verloop van de procedure tot dan toe verwijst het hof naar het in deze zaak gewezen arrest van het gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, van 10 april 2012. Bij dat arrest heeft het gerechtshof Amsterdam zich onbevoegd verklaard en heeft het de zaak naar het gerechtshof Arnhem verwezen. Daarbij is de zaak op de rol van 1 mei 2012 van dit hof geplaatst opdat de Stichting alsdan het exploot tot oproeping van Wells om op die datum voor dit hof te verschijnen in het geding kan brengen en daarbij tevens de juiste hoogte van het griffierecht aan Wells kan aanzeggen.
1.2 Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het oproepings- en herstelexploit van 20 april 2012;
- een akte zijdens de Stichting d.d. 15 mei 2012, met als bijlage een akte van domiciliekeuze d.d. 7 mei 2012.
1.3 Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het griffiedossier.
2 De motivering van de beslissing in hoger beroep
2.1 Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de appeldagvaarding en het oproepings- en herstelexploot op de juiste wijze aan Wells zijn betekend en of mitsdien jegens Wells verstek kan worden verleend.
2.2 De appeldagvaarding en het oproepings- en herstelexploot zijn betekend ten kantore van gerechtsdeurwaarder R. van Schendel te Hilversum (hierna: de deurwaarder). Volgens die exploten heeft Wells bij de deurwaarder domicilie gekozen. Bij voormelde akte van domiciliekeuze heeft de deurwaarder verklaard dat hij namens en in opdracht van Wells bij exploten van 7 en 19 maart 2012 het bestreden vonnis aan de Stichting heeft betekend en dat uit die exploten volgt dat Wells daarbij domicilie heeft gekozen bij de deurwaarder.
2.3 In eerste aanleg is als gemachtigde van Wells opgetreden mr. A.J.A. van Dijk, advocaat te Almere (hierna: mr. Van Dijk). Ingevolge het bepaalde in artikel 80 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt Wells geacht tot aan het eindvonnis bij mr. Van Dijk woonplaats te hebben gekozen, tenzij zij heeft verklaard een andere woonplaats te hebben gekozen. Dat Wells in de procedure in eerste aanleg woonplaats heeft gekozen bij de deurwaarder, is gesteld noch gebleken. Dit betekent dat betekening van de exploten in hoger beroep niet ingevolge het bepaalde in artikel 63 lid 1 Rv heeft kunnen plaatsvinden aan de deurwaarder.
2.4 Het exploot van hoger beroep had ingevolge het bepaalde in artikel 63 lid 2 Rv ook gedaan kunnen worden aan een in verband met executie volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats. Blijkens de parlementaire geschiedenis bij het (gelijkluidende) artikel 438a (oud) Rv en de daar genoemde voorbeelden (Parlementaire Geschiedenis Wijziging Rv e.a.w., p. 102) heeft de wetgever met het bepaalde in het tweede lid van artikel 63 Rv het oog gehad op de betekening van exploten in het kader van daadwerkelijke executie, zoals betekening van een beslagexploot of betekening van een titel met bevel tot betaling. De omstandigheid dat, zoals de deurwaarder bij voormelde akte van domiciliekeuze heeft verklaard, Wells in het kader van de betekening van het bestreden vonnis aan de Stichting domicilie heeft gekozen bij de deurwaarder, is in dit verband dan ook onvoldoende; de enkele betekening van het vonnis geldt niet zonder meer als gedaan “in verband met executie” zoals bedoeld in artikel 63 lid 2 Rv. Om te kunnen beoordelen of de betekening van het vonnis is gedaan in verband met de executie zoals bedoeld in artikel 63 lid 2 Rv zal het hof kennis moeten nemen van de exploten zelf.
2.5 Indien bij de betekening van het vonnis geen bevel tot betaling of andere handeling in verband met de executie is gedaan, levert die bij de enkele betekening van het bestreden vonnis gedane domiciliekeuze dus geen gekozen woonplaats in de zin van artikel 63 Rv op. Ook overigens kan uit deze domiciliekeuze in verband met de betekening van het bestreden vonnis niet worden afgeleid dat Wells ook met het oog op de betekening van de appeldagvaarding door de Stichting woonplaats heeft gekozen bij de deurwaarder. Een door Wells ondertekende akte van domiciliekeuze waaruit dit zou kunnen blijken is evenmin overgelegd. Dat zou betekenen dat er geen geldige betekening heeft plaatsgevonden en dat de exploten in hoger beroep lijden aan een gebrek dat nietigheid met zich brengt.
2.6 Vervolgens doet zich, gelet op het bepaalde in artikel 121 Rv, de vraag voor of aannemelijk is dat de exploten Wells niet hebben bereikt. Temeer nu de exploten zijn betekend door en aan de deurwaarder die eerder mede namens Wells exploten heeft betekend, is niet uitgesloten dat de deurwaarder, al dan niet naar analogie met het bepaalde in de laatste volzin van artikel 63 lid 1 Rv, de exploten heeft doorgestuurd naar Wells en heeft bevorderd dat de exploten Wells tijdig hebben bereikt. In dat geval dient de Stichting op de voet van artikel 121 lid 2 Rv de gelegenheid te krijgen het hiervoor genoemde gebrek te herstellen.
2.7 De slotsom is dat het hof over onvoldoende informatie beschikt om reeds thans te kunnen beoordelen of jegens Wells verstek kan worden verleend of dat de nietigheid van de appeldagvaarding dient te worden uitgesproken. Het hof wenst van de Stichting afschriften te ontvangen van de exploten waarbij het bestreden vonnis aan Wells is betekend. Voor het geval hierin geen bevel tot betaling of andere daad in verband met de executie is opgenomen, wenst het hof bewijs te ontvangen waaruit kan volgen dat de deurwaarder de exploten tijdig heeft doorgestuurd aan Wells. Voor het geval dat laatste het geval is, krijgt de Stichting de gelegenheid om bij herstelexploot het gebrek te herstellen. Om redenen van proceseconomie krijgt de Stichting de gelegenheid om op dezelfde roldatum zowel de door de hof verlangde informatie bij akte in het geding te brengen als tegen die roldatum een herstelexploot uit te brengen.
2.8 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3 De beslissing