ECLI:NL:GHARN:2012:BW9404

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-005150-11
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens verkrachting en feitelijke aanranding van de eerbaarheid meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte is veroordeeld voor drie zedenmisdrijven, gepleegd tegen twee kwetsbare meisjes en een kwetsbare jong volwassen vrouw. De feiten vonden plaats in een periode van zeven maanden, waarbij de verdachte steeds verder ging in zijn seksuele handelingen. De slachtoffers waren 15 en 17 jaar oud. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof de bewezenverklaring van de feiten door de rechtbank heeft overgenomen. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het hof oordeelde dat er voldoende wettig bewijs was voor de bewezenverklaring. De verklaringen van de slachtoffers en getuigen waren consistent en ondersteunden elkaar. Het hof heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de ernst van de feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen voor immateriële schade. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de strafoplegging gemotiveerd.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: [parketnummer]
Uitspraak d.d.: 26 juni 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 23 december 2011 in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
wonende te [adres en woonplaats]
thans gedetineerd in [detentieadres]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 12 juni 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr J. Michels naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 november 2010, althans in of omstreeks de maand november van het jaar 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte
- zijn/een vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gedrukt/gebracht/geduwd en/of bewogen, en/of
- zijn penis laten vasthouden/bevoelen/betasten door die [slachtoffer 1], en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd, en/of
- de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 1] vastgepakt/betast/bevoeld en/of beknepen, en/of
- gelikt/gezoend aan de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- de kleding van die [slachtoffer 1] omhoog heeft geschoven en/of heeft opengemaakt, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft geïntimideerd en/of heeft gemanipuleerd, en/of
- gebruik heeft gemaakt van het lichamelijk en/of psychisch overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] had (verworven) en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 18 november 2010, althans in of omstreeks de maand november van het jaar 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- het drukken/brengen/duwen en/of bewegen van zijn/een vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1], en/of
- het laten vasthouden/bevoelen/betasten van zijn penis door die [slachtoffer 1], en/of
- het duwen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1], en/of
- het vastpakken/betasten/bevoelen en/of beknijpen van de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 1], en/of
- het likken/zoenen aan de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit/hierin dat verdachte
- de kleding van die [slachtoffer 1] omhoog heeft geschoven en/of heeft opengemaakt, en/of - die [slachtoffer 1] heeft geïntimideerd en/of heeft gemanipuleerd, en/of
- gebruik heeft gemaakt van het lichamelijk en/of psychisch overwicht dat hij, verdachte, op die [slachtoffer 1] had (verworven) en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2:
hij in of omstreeks de maand mei van het jaar 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het wrijven over en/of aanraken en/of betasten van de nek en/of de hals en/of de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] (stevig) bij een/de arm(en) heeft gepakt en/of (vervolgens) heeft meegenomen/meegetrokken naar zijn, verdachte's, kantoor(tje), en/of
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij, verdachte, goed was in masseren en/of dat ze niets tegen haar vriend mocht zeggen en/of dat ze geld van hem, verdachte, kon lenen, en/of
- die [slachtoffer 2] door zijn, verdachte's, psychisch en/of lichamelijk overwicht, dat hij als volwassen man over die [slachtoffer 2] had, die [slachtoffer 2] aan zijn, verdachte's, wil heeft onderworpen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2 subsidiair:
hij in of omstreeks de maand mei van het jaar 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door te zeggen dat hij, verdachte, goed was in masseren en/of dat hij, verdachte, geld kon lenen, een persoon, genaamd [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen, te weten het wrijven over en/of aanraken en/of betasten van de nek en/of de hals en/of de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 2], te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden;
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 15 oktober 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande (telkens) uit het
- zoenen in de nek van die [slachtoffer 3], en/of
- masseren, strelen en/of het kneden van/bij/in de schouders van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de vagina van die [slachtoffer 3], en bestaande (telkens) dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- onverhoedse en/of onverwachte en/of (het voor die [slachtoffer 3] shockerende karakter van dat zoenen, masseren, strelen en/of kneden en/of wrijven en/of aanraken of betasten, en/of
- tegen die [slachtoffer 3] zeggen dat ze het niet/niets tegen [getuige 2] (zijnde de vriend van [slachtoffer 3]) mocht zeggen, en/of
- gebruikmaken van het psychische en/of lichamelijke overwicht dat hij, verdachte, als volwassen man en/of als werkgever van die [slachtoffer 3] over die [slachtoffer 3] had, waardoor hij, verdachte, die [slachtoffer 3] aan zijn wil heeft onderworpen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 15 oktober 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], meermalen, althans eenmaal, (telkens) met een persoon genaamd [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande (telkens) uit het
- zoenen in de nek van die [slachtoffer 3], en/of
- masseren, strelen en/of het kneden van/bij/in de schouders van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de (al dan niet ontblote) borsten van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de vagina van die [slachtoffer 3];
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van alle aan hem tenlastegelegde feiten. Zijn cliënt ontkent ook alle feiten. Voor de feiten 1 en 3 is er wel voldoende wettig bewijs, maar onvoldoende bewijs om tot de overtuiging te komen dat zijn cliënt de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat zijn cliënt het feit niet gepleegd kan hebben nu verdachte op genoemde datum van 22 mei 2010 niet in de winkel is geweest.
De door verdachte en zijn advocaat bepleite vrijspraak wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die, van de lezing van verdachte afwijkende, bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De rechtbank heeft in het vonnis onder meer het volgende overwogen, voor zover door het hof is overgenomen (vonnis blad 5 t/m 8, hier cursief weergegeven):
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben ieder op eigen initiatief en onafhankelijk van elkaar de politie benaderd over verdachte en uiteindelijk aangifte tegen hem gedaan.
(Feit 2:) [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedtum] en toen net 17 jaar) heeft aangifte gedaan van aanranding door verdachte. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] volgt dat zij op zaterdag 22 mei 2010 alleen naar de winkel van verdachte is gegaan. Zij heeft shag gekocht en verdachte heeft [slachtoffer 2] gevraagd of zij koffie wilde hebben. Zij heeft gezegd dat zij dat niet wilde en dat haar vriend [getuige 1] op haar wachtte, waarop verdachte heeft gezegd dat [getuige 1] nog wel wat langer kon wachten.[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij tot drie keer toe ‘nee’ heeft gezegd, maar desondanks heeft verdachte haar bij haar rechterarm gepakt. Zij heeft gevoeld dat verdachte haar kneep. Vervolgens heeft verdachte haar meegenomen naar zijn kantoor, waar hij haar arm heeft losgelaten en tegen haar heeft gezegd dat ze moest gaan zitten. Verdachte heeft haar koffie gegeven en gesproken over zijn opleiding tot masseur.[slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij toen heeft gezien dat verdachte zijn handen met handcrème heeft ingesmeerd en daarna nog meer crème heeft gepakt, haar linkerhand heeft vastgepakt en is begonnen de crème op haar hand en over haar linkerarm uit te smeren, en daarna over haar schouder en haar rechterarm. [slachtoffer 2] heeft niet gedurfd om iets te zeggen, want zij was bang dat verdachte haar pijn zou doen als zij zou tegenstribbelen of ‘nee’ zou zeggen. Verdachte heeft met zijn handen onder haar bh gezeten en [slachtoffer 2] heeft gevoeld dat verdachte een beetje hard in haar borsten drukte.
De verklaring van getuige [getuige 1] ondersteunt de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 2]. [getuige 1] is de vriend van [slachtoffer 2]. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 2]twee dagen nadat zij was aangerand hem daarover heeft verteld. Zij is op 22 mei 2010 naar de avondwinkel geweest. De getuige heeft verder verklaard dat hij merkte dat zij teruggetrokken deed en stil in een hoekje ging zitten. Volgens de getuige was zij in haar eigen wereldje. Toen hij haar vroeg wat er was heeft [slachtoffer 2]met trillende stem gezegd dat er ‘niets’ was en dat ze wilde douchen, omdat zij zich vies voelde. Ze heeft die bewuste dag haar borsten heel grondig gewassen, aldus de getuige. Hij heeft gezien dat zij haar borsten wel drie of vier keer inzeepte. De getuige heeft verder verklaard dat hij twee dagen later een e-mail van [slachtoffer 2] heeft gekregen, waarin stond dat zij door verdachte was aangerand in de avondwinkel, twee dagen daarvoor.
(Feit 3:) [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] en toen 15 jaar) heeft aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen. Uit de aangifte van [slachtoffer 3] volgt dat zij omstreeks 12 september 2010 samen met haar vriend [getuige 2] is begonnen te werken in de winkel van verdachte. De eerste keer dat zij werd aangerand was dinsdag 14 september 2010. Haar vriend [getuige 2] is toen weggegaan om eten te halen waarna zij alleen met verdachte in het kantoor was. Op 17, 21 en 24 september 2010 heeft zich dit herhaald, waarbij verdachte telkens een stap verder is gegaan. De ontuchtige handelingen op 17 september 2010 begonnen met een massage.
De verklaring van getuige [getuige 2] ondersteunt de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 3]. Hij heeft verklaard dat zij samen bij verdachte zijn gaan werken en dat hij het eten heeft gehaald. Als hij terugkwam ging [slachtoffer 3] vaak dicht tegen hem aanzitten en zag hij dat zij tranen in haar ogen had. De getuige heeft verder verklaard dat hij vermoedde dat er iets aan de hand was. De derde keer (het hof begrijpt de laatste keer) heeft hij aan [slachtoffer 3] gevraagd of er iets was, waarop [slachtoffer 3] begon te huilen en vertelde dat verdachte aan haar borsten en tussen haar benen had gezeten. [slachtoffer 3] was volgens de getuige eigenlijk niet in staat om haar verhaal te vertellen. Zij moest veel huilen. Hoewel de verdediging heeft betoogd dat [getuige 2] ten overstaan van de rechter-commissaris zijn verklaring heeft veranderd, oordeelt de rechtbank dat de getuige op deze voor het bewijs dienende punten niet andersluidend heeft verklaard.
Uit de verklaring van getuige[getuige 3], pleegmoeder van [slachtoffer 3], volgt dat [slachtoffer 3] consequent is in haar uitingen.[getuige 3] heeft verklaard dat zij [slachtoffer 3] goed kent en dat zij bemerkte, toen zij [slachtoffer 3] vroeg of er iets aan de hand was en [slachtoffer 3] haar er over vertelde, dat het [slachtoffer 3] veel moeite koste om haar verhaal te vertellen. [slachtoffer 3] huilde niet, maar was boos, aldus de getuige. In de ondertoon van [slachtoffer 3] stem hoorde zij boosheid en frustratie.
(Feit 1:) [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] en toen net 31 jaar) heeft aangifte gedaan van verkrachting door verdachte op 18 november 2010 en heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard. Zij is bij verdachte in de winkel geweest om te vragen of zij geld kon lenen. Verdachte heeft haar gevraagd om koffie met hem te drinken en toen is zij met verdachte in zijn kantoor was, is verdachte aan haar gaan zitten. Verdachte is naast haar gaan staan en is begonnen haar te kussen, waarna hij met zijn handen over haar schouders en borsten is gegaan, ook onder haar t-shirt over haar borsten. Daarna is verdachte met zijn rechterhand achter haar broek naar haar vagina gegaan; zij voelde zich toen heel bedreigd en heel angstig. Verdachte heeft [slachtoffer 1] verder naar voren getrokken op de stoel waardoor zij onderuit op de stoel kwam te zitten. Toen verdachte met zijn hand achter haar broek zat, ging hij met zijn vinger in haar vagina. Hij is met zijn vinger op en neer gegaan in haar vagina. Met zijn andere hand is hij over haar borsten onder haar t-shirt gegaan. Verdachte heeft haar op haar wang en in haar nek gezoend. Verdachte deed boos en zei dat zij het moest toelaten. Verdachte heeft haar ook op haar mond gezoend, zijn tong in haar mond geduwd en haar borsten gezoend. [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat verdachte zijn penis uit zijn broek heeft gehaald en dat zij daar naar moest kijken, dat verdachte haar hand heeft vastgepakt en tegen zijn gulp heeft gehouden en dat zij toen zijn penis voelde.
De consistentie van de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt uit de verklaring van de getuigen [getuige 4], medisch maatschappelijk werker van [slachtoffer 1], en[getuige 5], consulent bij de gemeente Enschede, afdeling economie en werk. Beide getuigen hebben verklaard dat [slachtoffer 1] hen heeft verteld over het handelen van verdachte. [getuige 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [slachtoffer 1] toen zij vertelde dat verdachte aan haar had gezeten, er erg mee worstelde en dat ze er heel erg mee zat. De getuige heeft ook gezien dat [slachtoffer 1] heel erg boos op verdachte was. Zij zag dat [slachtoffer 1] verdrietig werd. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat[slachtoffer 1] op 21 december 2010 helemaal overstuur bij haar op kantoor is gekomen en dat ze zichtbaar een brok in haar keel had. Volgens de getuige heeft [slachtoffer 1] verteld dat zij ongeveer vier weken daarvoor was aangerand door een buitenlandse man die eigenaar was van een of andere winkel. Beide getuigen hebben dus verklaard dat[slachtoffer 1] overstuur was toen zij vertelde over hetgeen haar was overkomen.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. De Hoge Raad laat toe dat bewijsmiddelen, die ten grondslag zijn gelegd aan de bewezenverklaring van een strafbaar feit, mede worden gebruikt als steunbewijs voor andere, soortgelijke, strafbare feiten (schakelbewijs). Voorwaarde is dat uit dit bewijsmateriaal blijkt van een specifiek gedragspatroon van de verdachte, dat op essentiële punten overeenstemt met de (uit bijvoorbeeld de aangifte blijkende) gang van zaken bij het te bewijzen feit.
Met betrekking tot de modus operandi die door alle aangeefsters los van elkaar wordt beschreven, overweegt de rechtbank dat uit de stukken van het dossier met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde feiten door verdachte zijn gepleegd. De rechtbank komt tot dat oordeel door de gelijksoortigheid van de werkwijze van verdachte en de feiten en omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn alleen bij verdachte in de winkel als hij hen vraagt om koffie met hem te drinken in zijn kantoor. [slachtoffer 3] is al alleen in het kantoor als haar vriend [getuige 2] weggaat om eten te halen. Als verdachte met de dames alleen in het kantoor is, benadert hij hen, tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zegt verdachte dat hij goed kan masseren en hij raakt hen dan aan. Vervolgens gaat hij verder met het plegen van ontuchtige handelingen bij de dames, waarbij verdachte bij [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] de vagina aanraakt en betast. Deze voorgaande overeenkomsten worden naar het oordeel van de rechtbank niet aangetast door de verschillen in aangiftes voor zover deze zien op de in de loop van de tijd steeds verdergaande handeling van verdachte bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3].
De rechtbank acht daarmee ook bewezen dat verdachte de vagina van [slachtoffer 3] heeft bevoeld en betast, dat hij zijn vinger in de vagina van [slachtoffer 1]heeft geduwd en haar zijn penis heeft laten vasthouden.
Het hof kan zich vinden in deze bewezenverklaring van de feiten door de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen. Dat oordeel wordt in zoverre overgenomen. In aanvulling daarop wordt nog overwogen dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij met de drie aangeefsters alleen is geweest in zijn kantoor. Bovendien gaat het in twee gevallen om kwetsbare jonge meisjes en bij feit 1 om een kwetsbare jonge vrouw, zoals blijkt uit de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen. Zo verklaart [getuige 4] (p. 113) onder meer dat [slachtoffer 1] onder behandeling was van een psychiater voor een post traumatische stress stoornis, dat ze financiële problemen had en in probleemsituaties niet adequaat handelt. [getuige 5] (p. 118) verklaart onder meer dat [slachtoffer 1] verschillend belemmeringen had, zowel lichamelijk als psychisch.
De verdediging heeft ten aanzien van feit 2 aangevoerd dat verdachte niet op 22 mei 2010 in de winkel is geweest. De zoon van verdachte zou op die dag in de winkel hebben gestaan, zoals deze als getuige ter terechtzitting van het hof heeft bevestigd.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij zeven dagen per week tot 1 uur nachts werkt. Op de vraag of er nog meer mensen in de winkel werken geeft hij aan dat zijn kinderen hem soms helpen in de avondwinkel op vrijdag of zaterdag van 19.00 uur tot 24.00 uur. [getuige 6] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte op vrijdag tot en met zondag best wel eens tussendoor in de winkel is.
De zoon van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof een verklaring afgelegd. Hij is bij zijn eerdere verklaring bij de rechter-commissaris op 13 juli 2011 en zijn brief van 29 april 2011 gebleven. Met grote stelligheid heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 mei 2010 de hele dag in de winkel was en dat zijn vader die dag niet in de winkel is geweest.
Opvallend is dat [getuige 7] in zijn brief van 29 april 2011 hierover voor het eerst iets heeft verklaard. Dat was bijna een jaar na 22 mei 2010. Alleen dat al maakt dat zijn verklaring met de nodige terughoudendheid zal moeten worden beoordeeld, omdat het alleen gaat om de herinnering aan de aanwezigheid van zijn vader en niet om een bijzondere gebeurtenis. Daarnaast is de verklaring van de zoon verder niet onderbouwd. Gezien het bovenstaande acht het hof de verklaring van de getuige dat zijn vader op 22 mei 2010 niet in de winkel is geweest, onvoldoende aannemelijk geworden.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 primair:
hij op 18 november 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], door feitelijkheden een persoon genaamd [slachtofer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte - een vinger in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd en bewogen, en
- zijn penis laten vasthouden door die [slachtoffer 1], en
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd, en
- de ontblote borsten van die [slachtoffer 1] bevoeld en beknepen, en
- gezoend aan de ontblote borsten van die [slachtoffer 1], en bestaande die andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- de kleding van die [slachtoffer 1] omhoog heeft geschoven en
die [slachtoffer 1] heeft geïntimideerd;
2 primair:
hij in de maand mei van het jaar 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], door geweld en een andere feitelijkheid een persoon genaamd [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het wrijven over en betasten van de nek en de hals en de ontblote borsten van die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid hierin dat hij, verdachte,
- die [slachtoffer 2] (stevig) bij de arm heeft gepakt en (vervolgens) heeft meegenomen/meegetrokken naar zijn, verdachte's, kantoor, en
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd dat ze niets tegen haar vriend mocht zeggen en
- die [slachtoffer 2] door zijn, verdachtes, lichamelijk overwicht, dat hij als volwassen man over die [slachtoffer 2] had, die [slachtoffer 2] aan zijn, wil heeft onderworpen, en voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
3 primair:
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 15 oktober 2010, in de gemeente [pleegplaats 1], meermalen, (telkens) door andere feitelijkheden (anders dan geweld) een persoon genaamd [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande (telkens) uit het
- zoenen in de nek van die [slachtoffer 3], en/of
- masseren, strelen en/of het kneden van/bij/in de schouders van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de ontblote borsten van die [slachtoffer 3], en/of
- het wrijven over en/of aanraken of betasten van de vagina van die [slachtoffer 3], en bestaande (telkens) die andere feitelijkheden uit het
- onverhoedse en/of onverwachte en het voor die [slachtoffer 3] shockerende karakter van dat zoenen, masseren, strelen en/of kneden en/of wrijven en/of aanraken of betasten, en/of
- tegen die [slachtoffer 3] zeggen dat ze niets tegen [getuige 2] (zijnde de vriend van [slachtoffer 3]) mocht zeggen, en
- gebruikmaken van het lichamelijke overwicht dat hij, verdachte, als volwassen man over die [slachtoffer 3] had, waardoor hij, verdachte, die [slachtoffer 3] aan zijn wil heeft onderworpen, en voor die [slachtoffer 3] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat er sprake is van vormverzuimen die tot strafvermindering moeten leiden. Er zou sprake zijn van schending van artikel 72a van het Wetboek van Strafvordering jo. artikel 5 lid 4 EVRM ter zake van het tardief behandelde appel tegen het afgewezen verzoek opheffing voorlopige hechtenis en van artikel 282 lid 2 laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, nu de zaak in eerste aanleg na de aanhouding van de zaak in september 2011 niet binnen de maximale termijn van 90 dagen heeft gediend.
Uit het dossier komt naar voren dat de raadsman het eerste punt -de overschrijding van de termijn bedoeld in artikel 72a Sv jo artikel 5, lid 4, EVRM- aan de orde heeft gesteld bij de behandeling van het hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis. De raadkamer van het hof heeft hierop bij beslissing van 14 september 2011 geconstateerd dat de termijn die verstreken is tussen het instellen van het hoger beroep en de behandeling van het hoger beroep onwenselijk lang is geweest, maar dat dit verzuim mede gelet op de ernst van de feiten niet leidt tot opheffing van de voorlopige hechtenis. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat in overeenstemming met de geldende regels de voorlopige hechtenis van verdachte onder controle van de zittingsrechter tijdig is getoetst.
Het hof is van oordeel dat met de enkele constatering, zoals weergeven in de beslissing van de raadkamer van het hof van 11 september 2011, kan worden volstaan.
Voor wat betreft het tweede door de raadsman aan de orde gestelde punt -de gestelde overschrijding van de termijn bedoeld in artikel 282, lid 2, Sv- geldt dat dit door de raadsman aan de orde is gesteld bij de raadkamer van de rechtbank Almelo. De rechtbank heeft daarop bij beslissing van 7 december 2011 feitelijk vastgesteld dat er geen reden is voor opheffing van de voorlopige hechtenis, omdat door tussentijdse schorsing de overschrijding van de drie maandentermijn niet aan de orde is.
Bij beschikking van 1 februari 2012 heeft de raadkamer van het hof de gevangenhouding van verdachte bevolen.
Het hof is van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim, ook niet in het kader van de strafmatiging, nu bij de toetsing van de voorlopige hechtenis reeds is vastgesteld dat er geen sprake is van het door de raadsman gestelde vormverzuim,
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan drie zedenmisdrijven gepleegd bij twee kwetsbare meisjes en een kwetsbare jong volwassen vrouw. Eén van de meisjes was 15 jaar en één meisje was net 17 jaar. Deze feiten heeft verdachte gepleegd in een tijdsbestek van 7 maanden. Hij is met zijn seksuele handelingen steeds een stapje verder gegaan. Bij het tweede slachtoffer hebben de onzedelijke handelingen meerdere keren plaatsgevonden. Verdachte heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en hij heeft in het geheel geen rekening gehouden met de gevoelens van de slachtoffers. Hij heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten langdurig psychische klachten kunnen ondervinden. Het hof houdt voorts rekening met het feit dat verdachte geen inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van zijn gedrag en dat hij niet mee heeft willen werken aan rapportage van de reclassering en/of psycholoog. Over de kans op herhaling van dergelijke feiten is het hof daarom ook niet voorgelicht. Op grond van de oplopende ernst van de feiten, de herhaling van het misbruik en het ontbreken van inzicht bij verdachte omtrent de strafwaardigheid van zijn gedrag is een proeftijd van 5 jaren voor het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf passend en nodig.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.526 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.000 met de wettelijke rente daarover. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.250 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 26 (zesentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 (vijf) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] terzake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.526 (tweeduizend vijfhonderdzesentwintig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van € 2.526 (tweeduizend vijfhonderdzesentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 35 (vijfendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] terzake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.250 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2], een bedrag te betalen van € 1.250 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 12 (twaalf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr G. Mintjes, voorzitter,
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr P.L. van Dijke, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.C.S. Huijbers, griffier,
en op 26 juni 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.