ECLI:NL:GHARN:2012:BW9219

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002458-10 -23
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens sterfgeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 juni 2012 uitspraak gedaan op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die op 2 juli 2010 door de rechtbank te Arnhem was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 jaren. De verdachte had op 2 juli 2010 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het verzoek tot schorsing was ingediend op 18 juni 2012, met als doel de verdachte in staat te stellen de avondwake en begrafenis van zijn vader bij te wonen, die op 17 juni 2012 was overleden. De verdachte verzocht om schorsing voor de dagen van 21 en 22 juni 2012, en om daarna bij zijn familie te zijn ter verwerking van het verlies.

Het hof heeft in raadkamer de advocaat-generaal gehoord en kennisgenomen van het faxbericht van de raadsman van de verdachte, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, waarin werd aangegeven dat de verdachte afzag van een nadere mondelinge toelichting. Het hof overwoog dat op grond van artikel 80, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering de bepalingen inzake schorsing van de voorlopige hechtenis niet van toepassing zijn in gevallen waarin verlof kan worden verleend op basis van de Penitentiaire beginselenwet. Volgens artikel 24 van de Regeling tijdelijk verlaten inrichting kan incidenteel verlof worden verleend bij een sterfgeval, maar is dit verlof beperkt tot één dag, met een mogelijke uitloop tot twee dagen voor reistijd.

Het hof concludeerde dat het verzoek van de verdachte binnen het bereik van deze regeling viel, en dat het hof zich daarom onbevoegd achtte om op het verzoek te beslissen. De omstandigheid dat het verzoek meer dan twee dagen schorsing betrof, leidde niet tot een ander oordeel, aangezien er geen andere redenen voor schorsing waren aangevoerd. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering en verklaarde zich onbevoegd.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
pkn: 21-002458-10 -23
Het gerechtshof heeft te beslissen op een verzoek, vervat in een verzoekschrift van 18 juni 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 18 juni 2012, namens de verdachte,
[verdachte],
geboren te [ ] op [ ],
verblijvende in het huis van bewaring te [ ].
tot schorsing van het tegen die verdachte rechtens gegeven en nog van kracht zijnde bevel tot voortduren van de voorlopige hechtenis.
Het hof heeft gehoord in raadkamer van heden de advocaat-generaal en gezien de mededeling in het faxbericht van de raadsman van verdachte, mr J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam, dat verdachte afziet van het geven van een nadere mondelinge toelichting.
OVERWEGINGEN:
De verdachte is op 2 juli 2010 door de rechtbank te Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 jaren. Hij heeft op 2 juli 2010 tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Hij verzoekt thans om schorsing van zijn voorlopige hechtenis teneinde op 21 juni 2012 de avondwake en op 22 juni 2012 de begrafenis bij te wonen van zijn vader, die op 17 juni 2012 is overleden en de dagen daarna aanwezig te zijn bij de familie ter verwerking van het verlies.
Gelet op het bepaalde in artikel 80, zevende lid, van het Wetboek van Strafvordering (WvSv) blijven de bepalingen inzake schorsing van de voorlopige hechtenis buiten toepassing in gevallen waarin verlof kan worden verleend op grond van het bepaalde bij of krachtens de Penitentiaire beginselenwet. Ingevolge artikel 24 van de op die wet gebaseerde Regeling tijdelijk verlaten inrichting (Stcrt. 1998, nr. 247) kan incidenteel verlof worden verleend bij een sterfgeval. Dit verlof is ingevolge artikel 21 lid 4 van die regeling beperkt tot één dag, met uitloop tot twee dagen in verband met reistijd. Naar zijn aard valt het ingediende verzoek binnen het bereik van deze regeling. Het hof acht zich daarom niet bevoegd op het verzoek te beslissen. Dat het verzoek zich richt op meer dan twee dagen schorsing leidt niet tot een ander oordeel, nu enige redengeving voor schorsing op andere gronden ontbreekt.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof verklaart zich onbevoegd.
Aldus gegeven op 20 juni 2012 door mr P. van Kesteren, voorzitter, mr A.E. Harteveld en mr R.W. van Zuijlen, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.