Parketnummer: 21-001402-10
Uitspraak d.d.: 18 juni 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 29 maart 2010 in de strafzaak tegen
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 4 april 2011, 16 maart 2012, 23 maart 2012 en 4 juni 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr M.H.H. Meulemeesters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 30 maart 2008 te [pleegplaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
- die [slachtoffer] geschopt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- de mond van die [slachtoffer] gesnoerd/gekneveld (met een stropdas), en/of
- de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, en/of
- de polsen en/of de enkels van die [slachtoffer] vastgebonden/gekneveld, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2008 te [pleegplaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft / hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
- die [slachtoffer] geschopt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- de mond van die [slachtoffer] gesnoerd/gekneveld (met een stropdas), en/of
- de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, en/of
- de polsen en/of de enkels van die [slachtoffer] vastgebonden/gekneveld, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal in vereniging , en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2008 te [pleegplaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft / hebben verdachte en / of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk
- die [slachtoffer] geschopt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- de mond van die [slachtoffer] gesnoerd/gekneveld (met een stropdas), en/of
- de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, en/of
- de polsen en/of de enkels van die [slachtoffer] vastgebonden/gekneveld, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
1 meest subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2008 te [pleegplaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder andere) een mobiele telefoon en/of een digitaal fototoestel en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] geschopt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- de mond van die [slachtoffer] gesnoerd/gekneveld (met een stropdas), en/of
- de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, en/of
- de polsen en/of de enkels van die [slachtoffer] vastgebonden/gekneveld, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het feit
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het navolgende vast komen te staan.
Op 29 maart 2008 gaat verdachte vergezeld van [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vanuit [plaatsnaam] met de auto naar [pleegplaats]. De verwachting is dat [slachtoffer], een bekende van [medeverdachte 1], op zaterdagavond niet thuis zal zijn. Bij de woning aangekomen brandt er echter licht en nadat na enige tijd wachten blijkt dat [slachtoffer] niet weggaat, wordt teruggekeerd naar [plaatsnaam].
De volgende dag, 30 maart 2008, gaat het viertal wederom naar [pleegplaats 1]. Bij de woning aangekomen blijkt dat [slachtoffer] thuis is.
Verdachte gaat met een briefje met een adres erop naar de voordeur en belt aan. Als [slachtoffer] opendoet, wordt hij onmiddellijk door verdachte geslagen. Er wordt naar binnengegaan en [slachtoffer], die zich verzet en schreeuwt, wordt opnieuw geslagen. Met electriciteitssnoeren, afkomstig van verlichting in de woonkamer, wordt [slachtoffer] aan handen en voeten vastgebonden en gekneveld met een stropdas door zijn mond. Verdachte gaat op een stoel naast het slachtoffer zitten.
Het hele huis wordt vervolgens doorzocht. [medeverdachte 2] is onderwijl uit de auto een breekijzer gaan halen om de kluis te openen. In de tussentijd wordt de sleutel van de kluis gevonden en de kluis geopend.
Als [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] in de buurt komt, schopt hij hem in het kruis/de buik.
Op een gegeven moment hebben verdachte en [medeverdachte 2] het idee dat het niet goed gaat met [slachtoffer]. Hij maakt vreemde geluiden, die op snurken lijken. [medeverdachte 1] komt erbij en hij gooit wat water in het gezicht van [slachtoffer]. Vervolgens wordt verder gegaan met de zoektocht naar geld of waardevolle goederen. Als [medeverdachte 1] korte tijd later op de bovenverdieping een sensor van het alarmsysteem forceert, gaat het alarm luid af en verlaten alle verdachten het huis met medeneming van onder andere een fototoestel, een gsm en een horloge. Een laptop die was klaargelegd om mee te nemen, blijft op het aanrecht achter.
Als gevolg van het geactiveerde alarm belt de bewakingsdienst om 22.30 uur de buurman van [slachtoffer]. De buurman gaat bij de woning kijken, maar omdat er niets bijzonders te zien is en het licht op de eerste verdieping brandt, gaat hij zonder nader poolshoogte te nemen weer naar huis.
De volgende ochtend om 8.40 uur komt een verzorgende bij de woning van [slachtoffer] aan. Nog voordat zij bij de woning is, hoort zij het alarm afgaan. In de woning treft zij in de woonkamer [slachtoffer] vastgebonden en gekneveld aan. Het ambulancepersoneel dat vervolgens ter plaatse komt, constateert dat [slachtoffer] is overleden.
Op 12 augustus 2008 heeft patholoog Maes, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, gerapporteerd over de door haar verrichte sectie op het stoffelijk overschot van [slachtoffer]. Zij concludeert dat hij is overleden als gevolg van verstikking ontstaan door samendrukkend en/of omsnoerend geweld op de hals, waarschijnlijk in combinatie met afsluiting van de bovenste luchtwegen door kneveling. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft zij aangegeven dat het precieze tijdstip van overlijden niet kan worden vastgesteld.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van het door het complex van geweldshandelingen door verdachte en zijn mededaders toegebrachte letsel. De dood van [slachtoffer] is in redelijkheid toe te rekenen aan de door verdachte en zijn mededaders gepleegde bewijsbaar gestelde gedragingen.
Uit de verklaringen van verdachte en zijn mededaders is niet duidelijk geworden wie van de vier het samendrukkend en omsnoerend geweld op de hals van [slachtoffer] heeft uitgeoefend. Ook is niet vast komen te staan dat er voorafgaand afspraken over het mogelijk doden van [slachtoffer] zijn gemaakt.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden kan derhalve niet worden afgeleid dat verdachte (al dan niet samen met zijn mededaders) [slachtoffer] opzettelijk van het leven wilde beroven (al dan niet na kalm beraad en rustig overleg).
De vraag die vervolgens rijst is of verdachte en zijn mededaders het voorwaardelijk opzet hebben gehad op de dood van [slachtoffer] door hem in die benarde positie te brengen en zo achter te laten.
Anders dan de rechtbank beantwoordt het hof deze vraag ontkennend. Weliswaar is bruut tegen het slachtoffer opgetreden maar deze handelingen zijn niet zodanig dat naar algemene ervaringsregels gezegd kan worden dat als gevolg van dergelijke handelingen de kans aanmerkelijk is dat de dood zal intreden.
Evenmin is voor verdachten duidelijk geweest dat bij [slachtoffer] sprake was van een levensbedreigende situatie. Op het moment dat [slachtoffer] vreemde geluiden maakte, is door drie van de vier verdachten naar [slachtoffer] gekeken, waarbij door [medeverdachte 1] wat water in het gezicht van [slachtoffer] is gegooid. Dit duidt eerder op enige bekommering voor het slachtoffer dan op opzet op de dood. Als gevolg van het luide alarm dat afging, leefde bij verdachte en zijn mededaders de verwachting dat [slachtoffer] snel zou worden gevonden.
Gelet op het voorgaande, gebaseerd op de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen, is het hof van oordeel dat verdachte en zijn mededaders gezamenlijk opzet hadden op het overvallen van [slachtoffer] in zijn eigen huis, waarbij voorzienbaar was dat daarbij het aanwenden van geweld noodzakelijk zou zijn om het beoogde doel te kunnen bereiken.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich ingelaten met het tegen [slachtoffer] aangewende geweld. Het causale verband tussen dit geweld en geobjectiveerde gevolg van het daardoor overlijden van [slachtoffer] is toereikend voor bewezenverklaring van het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1 meest subsidiair:
hij op of omstreeks 30 maart 2008 te [pleegplaats], althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (onder andere) een mobiele telefoon en/of een digitaal fototoestel en/of een of meerdere bankpas(sen) en/of een jas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- die [slachtoffer] heeft geschopt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- de mond van die [slachtoffer] heeft gesnoerd/gekneveld (met een stropdas), en/of
- de hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt gehouden, en/of
- de polsen en/of de enkels van die [slachtoffer] heeft vastgebonden/gekneveld, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de dood ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat er bij verdachte sprake is geweest van psychische overmacht als bedoeld in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte daarom ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof verwerpt dit verweer.
Voor een succesvol beroep op psychische overmacht dient sprake te zijn van een buiten komende dwang waartegen redelijkerwijs geen weerstand kan worden geboden.
Twee dagen voordat verdachte werd gevraagd om mee te gaan om [slachtoffer] te overvallen, was hem al gevraagd om mee te gaan om [naam] te beroven. Dat heeft verdachte geweigerd. Hij is die bewuste avond niet meegegaan en hij is in de woning van [medeverdachte 1] achtergebleven. Op het moment van deze weigering was verdachte 18 jaar oud, de jongste van de groep, in een onbekend land waar hij de taal niet machtig was en beschikte hij niet over financiële middelen.
Toen verdachte gevraagd werd om mee te gaan om [slachtoffer] te overvallen, heeft verdachte in eerste instantie weer geweigerd. De omstandigheden waren gelijk aan het eerste verzoek, ook nu werden zijn medeverdachten boos op hem omdat hij weigerde en begonnen zij te schreeuwen. Het enkele feit dat verdachte bang was, levert, ook al heeft verdachte volgens het rapport van de psychiater geen of heel weinig weerstand tegen psychische druk, naar het oordeel van het hof niet een zodanig van buiten komende dwang op dat verdachte daar redelijkerwijs geen weerstand aan kon bieden.
De door de raadsman aangevoerde omstandigheid dat verdachte tijdens het plegen van het delict een ondergeschikte rol had en handelde in opdracht van anderen, was - ook volgens verdachte - oorspronkelijk het plan. Verdachte heeft echter [slachtoffer], nadat hij de deur had geopend, onmiddellijk geslagen. Niemand, ook verdachte zelf niet, verklaart dat dit van tevoren was afgesproken. Dat verdachte slechts in opdracht van anderen handelde, wordt hiermee weersproken.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf van 11 jaren met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De rechtbank Utrecht heeft verdachte voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 jaren met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte en zijn mededaders een man in [pleegplaats] hebben overvallen. De overvallers dachten dat er veel geld te halen zou zijn. Het slachtoffer werd met geweld overmeesterd en vastgebonden. In huis bleek weinig waardevols te vinden te zijn. Het slachtoffer is, nadat het alarm was afgegaan, in hulpeloze toestand achtergelaten en als gevolg van het door op hem toegepaste geweld overleden.
Verdachte en zijn mededaders waren alleen uit op eigen geldelijk gewin en hebben zich niet bekommerd over de gevolgen voor het slachtoffer. Het slachtoffer heeft de overval met zijn leven moeten bekopen. Door de onverwachte en gewelddadige dood van het slachtoffer is aan de nabestaanden en andere mensen in de nabijheid van het slachtoffer onherstelbaar leed aangedaan.
Daarnaast veroorzaken dergelijke overvallen in woningen grote maatschappelijke onrust en dragen zij bij aan de reeds bestaande gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Op een dergelijke feit kan niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De raadsman heeft aangevoerd dat er thans sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 EVRM. Hij heeft daarbij gewezen op het tijdsverloop tussen het vonnis in eerste aanleg en de uitspraak in hoger beroep.
Het hof is van oordeel dat de behandeling in hoger beroep lang heeft geduurd maar dat zowel de afzonderlijke fasen als de procedure in haar geheel geen schending opleveren van artikel 6, eerste lid EVRM, welke bepaling bedoelt de berechting binnen een redelijke termijn te waarborgen. Het hof neemt daarbij mede in aanmerking dat het een onderzoek betreft met meerdere verdachten waarvoor een aantal getuigen, onder meer in het buitenland, is gehoord. Gelet op de verwevenheid en complexiteit van de zaken kon de onderhavige zaak niet eerder worden afgedaan dan de zaken tegen de medeverdachten.
In het voordeel van verdachte laat het hof meewegen dat verdachte vanaf het begin af aan opening van zaken heeft gegeven. Voor slachtoffers en nabestaanden is het van groot belang de drijfveren van de dader(s) en de feitelijke toedracht te kennen. Verdachte heeft deze verantwoordelijkheid genomen.
In het voordeel van verdachte laat het hof voorts meewegen dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Ten tijde van het plegen van het feit was verdachte 18 jaar oud. Door de raadsman is gesteld, onder meer verwijzend naar het psychiatrisch rapport dat op verzoek van de verdediging over verdachte is opgemaakt, dat het strafrecht voor jeugdigen op verdachte dient te worden toegepast.
Het hof ziet gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, het eigen initiatief dat verdachte tijdens de overval heeft getoond, hetgeen over zijn persoonlijkheid ten tijde van het begaan van het feit uit het dossier naar voren is gekomen en ten tijde van de behandeling in hoger beroep geen aanleiding voor toepassing van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
Alles overziende acht het hof na te noemen straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meest subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr M. Otte, voorzitter,
mr J.P. Bordes en mr. G. Oldekamp, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr S.G.M. Schellekens, griffier,
en op 18 juni 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.