De beoordeling
De feiten
1. De kantonrechter heeft in het vonnis, waarvan beroep, een aantal feiten vastgesteld. Tegen enkele daarvan heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij betoogd dat de vastgestelde feiten onvolledig zijn.
Er is evenwel geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de aldus tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
Het hof zal hierna de relevante feiten zelfstandig vaststellen, gelet op hetgeen enerzijds is gesteld en anderzijds niet gemotiveerd is betwist.
1.1 [appellant], geboren [in 1947], is op 11 mei 1990 in dienst getreden van de Raiffeisenbank Zwolle, later Rabobank Zwolle-Hattem, rechtsvoorgangers van Rabobank. Hij heeft tot 1 januari 2007 steeds de functie vervuld van algemeen directeur.
1.2 Het op de arbeidsovereenkomst met [appellant] toepasselijke "Handboek Arbeidsvoorwaarden en overige regelingen Algemeen Directeuren Aangesloten Banken" bepaalde in art. 8.1 voor algemeen directeuren, geboren vóór 1 januari 1948, onder meer:
Een algemeen directeur kan - voorzover hij niet arbeidsongeschikt is - verzoeken om in aanmerking te komen voor beëindiging van de actieve arbeidsovereen-komst, indien zijn arbeidsovereenkomst gedurende de daaraan voorafgaande periode van 10 jaar onafgebroken heeft bestaan. (…)
De VUT is mogelijk vanaf de 1e januari of de 1e juli volgend op het bereiken van de 60-jarige leeftijd. (…)
Het op een later tijdstip gebruikmaken van de VUT is mogelijk tot uiterlijk de
1e dag van de maand waarin de 62-jarige leeftijd wordt bereikt.
1.3 Omstreeks 1 januari 2006 zijn de arbeidsvoorwaarden voor directeuren van Rabobanken geharmoniseerd, en het hiervoor genoemde Handboek werd vervangen door het Handboek Personeelsbeleid DAB. Als lid van het Executive Kader (EK) zou [appellant] geen VUT-regeling meer hebben. Met [appellant] is een Harmonisatieovereenkomst gesloten, ondertekend op 17 februari 2006, waarvan artikel 5 luidt:
Naar EK en geboren voor 1-1-1948:
In verband met de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden treden geen wijzigingen op in de pensioen- en VUT-regeling, met uitzondering van het van toepassing worden van het zogenaamde meerurenpensioen (pensioen over de uren boven de 36).
(…)
Met ingang van 1 januari 2006 wordt het nieuwe pensioenreglement PR 2006 van kracht. Dit reglement wordt vanaf dat moment ook van toepassing op de directeur. De VUT-regeling blijft alsdan ongewijzigd, met dien verstande dat bij eerdere dan wel latere ingang van de VUT (reguliere datum is de 1e januari of
1e juli na het bereiken van de 60-jarige leeftijd) de hoogte van de uitkering wordt herrekend, uitgaande van een uitkering van 75 % op de reguliere ingangsdatum.
1.4 Per 1 april 2007 is een fusie doorgevoerd, als resultaat waarvan Rabobank tot stand is gekomen. Voor directeuren is, in geval van boventalligheid als gevolg van organisatorische veranderingen, de Regeling Mobiliteitsbevordering Directeuren (hierna: RMD) vastgesteld. Hierin zijn onder andere de herplaatsingsinspan-ningen bij boventalligheid neergelegd en de gevolgen van niet-herplaatsbaarheid. In dat laatste geval voorziet de regeling ofwel in een beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een op de oude kantonrechtersformule gebaseerde vergoeding op basis van C=1, ofwel -voor directeuren geboren voor 1 januari 1949 die zulks verkiezen- in de mogelijkheid toe te treden tot de Tijdelijke Overbruggingsregeling VUT (hierna: TOV) waarbij het dienstverband tot de VUT in stand blijft, doch de directeur is vrijgesteld van werk en gedurende die tijd een loon op basis van 75% van het laatstgenoten jaarinkomen ontvangt.
1.5 In de aanloop naar deze fusie is medio 2006 aan [appellant] te kennen gegeven dat voor hem geen plaats was in de directie van de nieuwe bank. Alternatieven waren niet beschikbaar of zijn door [appellant] afgewezen.
1.6 Rabobank Zwolle-Hattem en [appellant] hebben vervolgens onderhandeld over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de daarbij behorende financiële condities, waarbij [appellant] werd bijgestaan door een in het arbeidsrecht gespecialiseerde advocaat. Zodra [appellant] was gebleken dat niet hij de nieuwe directeur van de fusiebank zou worden, is hij zich gaan richten op een voor hem gunstige vertrekregeling op basis van de TOV. [appellant] wenste aanvankelijk een beëindigingsvergoeding en wilde daarnaast "zijn VUT-rechten" toevoegen aan zijn pensioen. Rabobank Zwolle-Hattem heeft zich, blijkens de e-mail d.d.
12 december 2006 van [medewerker Rabobank] van Directoraat Personeel, Afdeling Arbeidsvoorwaarden, op het standpunt gesteld dat het dienstverband van [appellant] moest aansluiten op de ingangsdatum van de VUT, wilden die VUT-rechten niet vervallen, hetgeen bij voortijdig verbreken van de arbeidsovereenkomst zou gebeuren.
1.7 In de notulen van de op 15 december 2006 gehouden bestuursvergadering van Rabobank Zwolle-Hattem is vermeld, dat het bestuur er geen enkel bezwaar tegen heeft dat [appellant] stappen onderneemt om zijn zienswijze op de RMD te laten toetsen. Aan de notulen is een 'PS' toegevoegd, inhoudende dat deze toezegging op 19 december 2006, bij het afrondende gesprek over de vertrekregeling van
[appellant], nogmaals aan [appellant] is bevestigd.
1.8 Partijen hebben op 19 december 2006 een document ondertekend, getiteld "Hoofdpunten van de tussen Rabobank Zwolle-Hattem en de heer [appellant] te sluiten beëindigingsovereenkomst." De inhoud komt neer op een voor [appellant] gunstiger regeling dan de TOV in het RMD en correspondeert met de latere gang van zaken zoals samengevat onder 1.10 hierna.
1.9 Vervolgens is wel een concepttekst voor een beëindigingsovereenkomst opgesteld waarin enkele punten zijn toegevoegd aan voornoemde hoofdpunten, maar partijen hebben geen nadere overeenkomst gesloten.
1.10 Van 1 januari 2007 tot 1 september 2009 is [appellant] in dienst gebleven waarbij hij was vrijgesteld van werkzaamheden en zijn leaseauto nog een jaar behield. Tot
1 januari 2009 werd zijn loon voor 100% doorbetaald. Van 1 januari 2009 tot einde dienstverband heeft [appellant] onbetaald verlof gehad en hij heeft ter financiering daarvan gebruik gemaakt van zijn levensloopregeling. Met ingang van 1 september 2009 heeft [appellant] VUT-uitkeringen ontvangen met een, na de verlenging van het dienstverband gestegen, (maximaal fiscaal toelaatbaar) uitkeringspercentage van 85%. Het surplus van zijn VUT-rechten kon [appellant] aan zijn pensioen toevoegen.
1.11 [appellant] heeft de Commissie Gelijke Behandeling gevraagd te oordelen over een aantal verwijten betreffende leeftijdsdiscriminatie. Rabobank heeft daarbij het onder 1.8 bedoelde document overgelegd en overigens geen verweer gevoerd.
De Commissie heeft op 8 april 2010 als oordeel uitgesproken dat Rabobank ongeoorloofd onderscheid naar leeftijd heeft gemaakt door [appellant] af te wijzen voor de directeursfunctie, en de overige discriminatieklachten afgewezen.