ECLI:NL:GHARN:2012:BW6020

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD P12/0071
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voortzetting van de ISD-maatregel en de mogelijkheid tot voorwaardelijke beëindiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de voortzetting van de ISD-maatregel van de veroordeelde, die in de P.I. Amsterdam verblijft. De veroordeelde, geboren in (land 1), heeft een verzoek ingediend tot tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel, met de vraag om deze voorwaardelijk te beëindigen. De verdediging stelt dat de veroordeelde geen psychiatrische problematiek heeft en dat zijn verblijf in de FPA (plaats 1) naar wens verliep. Echter, de veroordeelde weigerde medicatie, wat volgens de reclassering een voorwaarde zou zijn voor een langer verblijf.

De reclassering heeft in een aanvullend rapport gesuggereerd dat er sprake is van een verslaving, maar het hof oordeelt dat dit rapport vol onjuistheden staat en dat er geen concrete feiten zijn die deze aannames ondersteunen. De veroordeelde heeft inmiddels drie jaar vastgezeten voor een eenvoudige mishandeling, wat volgens het hof in strijd is met het rechtsbeginsel van proportionaliteit. De verdediging concludeert dat de maatregel moet worden beëindigd, of in ieder geval voorwaardelijk, zodat de veroordeelde kan terugkeren naar (land 2).

Het Openbaar Ministerie daarentegen stelt dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is voor de veiligheid van de maatschappij. Het hof oordeelt dat het subsidiaire verzoek van de raadsman om de maatregel onder voorwaarden te beëindigen niet mogelijk is volgens de wet. Het hof bevestigt de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2011, waarin de voortzetting van de ISD-maatregel werd bevolen, en benadrukt dat het verdere traject zich moet richten op de terugkeer van de veroordeelde in de maatschappij.

Uitspraak

ISD P12/0071
Beslissing d.d. 16 april 2012
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
(veroordeelde),
geboren in (land 1) op (datum),
verblijvende in P.I. Amsterdam, HvB Tafelbergweg,
verder te noemen veroordeelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2011, inhoudende dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het uittreksel uit de justitiële documentatie, betreffende veroordeelde, gedateerd 4 juni 2009;
- het verzoek tot tussentijdse toetsing van 14 juli 2011;
- de stand van uitvoering van het verblijfsplan van 9 september 2011;
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van hoger beroep van veroordeelde van 26 oktober 2011;
- de aanvullende informatie van de reclassering Leger des Heils van 15 maart 2012.
Het hof heeft ter zitting van 2 april 2012 gehoord veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr B.T. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam, deskundige J.T.P. Oud, als programmamanager ISD verbonden aan de P.I. Amsterdam en de advocaat-generaal mr J.W. Rijkers.
Overwegingen:
Het standpunt van veroordeelde en zijn raadsman
Het verblijf van veroordeelde in FPA (plaats 1) verliep naar wens. Tijdens zijn verblijf is er geen diagnose vastgesteld met betrekking tot enige psychiatrische problematiek. Echter, wilde veroordeelde langer in de FPA blijven, dan diende hij medicatie te gaan gebruiken. Dat heeft veroordeelde geweigerd.
Het aanvullende rapport van de reclassering bevat summiere nieuwe informatie en staat vol onjuistheden. Als indexdelict wordt herhaaldelijk diefstal met geweld genoemd, terwijl het een eenvoudige mishandeling betrof. Ook wordt gerefereerd aan een verslaving, terwijl er alleen sprake is van middelengebruik. Het rapport legt ten onrechte de nadruk op dergelijke onjuistheden. Gelet op de formulering die de reclassering gebruikt, is er vooral sprake van aannames en speculaties.
Inmiddels zit veroordeelde drie jaar vast voor een eenvoudige mishandeling. Dat is in strijd met het rechtsbeginsel van de proportionaliteit. Verder zijn in die drie jaar geen concrete feiten of omstandigheden waargenomen die leiden tot het aannemen van een verslaving of psychiatrische problematiek.
Er is nog geen concrete invulling van het verdere traject.
Veroordeelde en zijn raadsman concluderen primair tot beëindiging van de maatregel. Subsidiair wordt verzocht de maatregel voorwaardelijk te beëindigen waarbij de voorwaarden niet in de weg staan aan een terugkeer van veroordeelde naar (land 2).
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Gelet op het uittreksel justitiële documentatie, de gronden die hebben geleid tot oplegging van de maatregel en de huidige situatie is voortzetting van de maatregel nog steeds in het belang van de veiligheid van de maatschappij.
De inrichting verricht voldoende inspanningen om de maatregel op een zinvolle manier in te vullen, ook voor het geval dat een plaatsing bij FPA (plaats 1) of FPA (plaats 2) geen doorgang vindt.
Het oordeel van het hof
Het subsidiaire verzoek van de raadsman om de maatregel onder voorwaarden te beëindigen, ziet op een mogelijkheid waarin door de wetgever niet is voorzien. Reeds hierom dient dit verzoek te worden afgewezen.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met de volgende aanvulling.
De maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2009 opgelegd ter zake van mishandeling, meermalen gepleegd, welk vonnis bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2010 is bevestigd.
Het hof is voorts van oordeel dat het verdere traject zich dient te richten op de terugkeer van veroordeelde in de maatschappij.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt met aanvulling van gronden de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2011 met betrekking tot (veroordeelde).
Aldus gedaan door
mr C. Caminada als voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr J.P. Balkema als raadsheren,
en drs. R. Poll en dr. L. Kaiser als raden,
in tegenwoordigheid van mr A.H. Hettema als griffier,
en op 16 april 2012 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.