ECLI:NL:GHARN:2012:BW5231
Gerechtshof Arnhem
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak door Gerechtshof Arnhem
Op 3 april 2012 heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem het verzoek tot wraking van de raadsheren in een strafzaak afgewezen. Het verzoekster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. A.M.C.J. Baaijens, stelde dat de gewraakte raadsheren, mrs. H.J. Deuring, J.J. Beswerda en W.M. van Schuijlenburg, partijdig waren in hun beslissingen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van een zeer bijzonder geval dat een behandeling door een andere wrakingskamer rechtvaardigde, zoals bedoeld in het wrakingsprotocol. De kamer wees ook het verzoek af om de gewraakte raadsheren te horen, omdat er geen wettelijke verplichting voor hen bestond om op het wrakingsverzoek te reageren.
De wrakingskamer concludeerde dat de argumenten van verzoekster niet voldoende waren om aan te tonen dat de raadsheren niet-objectief of partijdig waren. De door verzoekster aangevoerde onjuiste processuele beslissingen konden niet leiden tot de conclusie dat er sprake was van partijdigheid. De wrakingskamer benadrukte dat de beoordeling van de juistheid van de beslissingen primair aan de behandelende strafkamer toekomt en dat deze beslissingen pas na aanwending van rechtsmiddelen, zoals cassatie, kunnen worden getoetst. De wrakingskamer achtte de vrees van verzoekster voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd en wees het verzoek tot wraking af.
De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier mr. M. Zevenhuizen en is openbaar uitgesproken. De wrakingskamer bevestigde dat de procedure tijdig en ontvankelijk was, maar dat de inhoudelijke gronden van het verzoek niet voldoende waren om tot een andere conclusie te komen.