ECLI:NL:GHARN:2012:BW4221

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002209-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs voor medeplegen van beroving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte, die op 8 januari 2008 in Utrecht betrokken zou zijn geweest bij een beroving, is vrijgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking die nodig is voor medeplegen. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een tas met inhoud uit een personenauto, waarbij de verdachte en medeverdachten de toegang tot de auto zouden hebben verkregen door het inslaan van een ruit. Tijdens de zitting heeft het hof de verklaringen van de aangeefster en getuigen beoordeeld, evenals het bewijs dat door de politie was verzameld. De aangeefster verklaarde dat zij op het moment van de beroving in haar auto zat en dat haar tas werd weggenomen door een jongen met een capuchon. De politie heeft kort na de beroving de verdachten aangehouden in een auto waarin enkele van de gestolen goederen werden aangetroffen. Het hof concludeerde echter dat, hoewel de medeverdachten wel degelijk betrokken waren bij de beroving, er geen bewijs was dat de verdachte zelf het feit had gepleegd of dat hij had samengewerkt met de anderen in de vereiste mate. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat de overtuiging dat hij het tenlastegelegde feit had begaan niet wettig en overtuigend was bewezen.

Uitspraak

arrest
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002209-08
Uitspraak d.d.: 11 april 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 21 mei 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1989],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 maart 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr P.J. Roelse, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 08 januari 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een personenauto ([auto merk] kenteken [kenteken]) heeft weggenomen een tas (met inhoud, waaronder een bedrag aan geld (van in totaal ongeveer 2.450 euro) en/of twee mobiele telefoons en/of twee paspoorten en/of een verblijfsvergunning en/of rijbewijs en/of bril en/of portemonnee en/of bankpas en/of agenda en/of twee acculaders en/of meerdere kentekenbewijzen en/of contactlenzendoos en/of armband), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft /hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebbengebracht door middel van braak, verbreking te weten door het inslaan van een ruit van die auto;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Aangeefster is het slachtoffer geworden van een beroving waarbij een raam van de door haar bestuurde auto is ingeslagen waarna vervolgens haar handtas met inhoud werd weggenomen. Zij heeft verklaard1 dat zij op 8 januari 2008 rond 01.30 uur vanaf het [straatnaam A] in Utrecht naar huis reed in haar donkerblauwe [auto merk]. Vanaf het [straatnaam A] rijdt zij de [straatnaam B] op. Haar handtas staat naast haar op de bijrijdersstoel. Een paar minuten later staat zij stil voor een rood stoplicht op de [straatnaam B]. Op dat moment hoort zij een heleboel lawaai. Zij ziet dat het raam aan de passagierszijde kapot is. Zij ziet ook dat een jongen met een capuchon om zijn hoofd haar handtas van de passagiersstoel wegpakt. In haar handtas zitten onder andere een mobiele telefoon van het merk [merknaam] en een mobiele telefoon van het merk [merknaam] (goederenbijlage bij aangifte). Nadien heeft aangeefster nog verklaard dat in haar handtas naast een ander bedrag ook een bedrag van
€ 700,00 zat en dat zij een witte auto heeft zien wegrijden waarvan de eerste twee letters van het kenteken een [kenteken] en een [kenteken] waren.2 Kort na de beroving komen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse. Aangeefster verklaart tegenover verbalisant [verbalisant 1] dat het gaat om twee jongens van vermoedelijk Marokkaanse afkomst die beiden een capuchon droegen.3 Getuige [getuige 1]4 verklaart tegenover verbalisant [verbalisant 2] dat hij met [getuige 2] in een auto naast de auto van aangeefster stond op het moment van de beroving. Hij ziet dat er een witte auto schuin achter hem ging staan, dat er twee jongens uit deze auto stappen, dat een van de jongens de ruit had "geknald" en dat vervolgens een tas uit de auto wordt getrokken waarna beide jongens wegrennen en de witte auto wegrijdt. Het kenteken van de witte auto begon met de combinatie [kenteken].
Om 01.31 uur wordt de beroving via het portofonisch berichtenverkeer van de politie doorgegeven.5 Even later zien verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] een witte [auto merk] met kenteken [kenteken] rijden over de [straatnaam C]. In de auto zitten vier personen. De auto wordt aan de kant gezet en om 01.41 uur worden de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden.6 [medeverdachte 1] is de bestuurder van de auto. [verdachte] de bijrijder. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zitten links respectievelijk rechts achterin. [medeverdachte 2] draagt een zwart bomberjack met capuchon, [medeverdachte 3] een wit vest met horizontale donkere strepen met capuchon. De beide anderen hebben geen kleding met capuchon aan.7
In de auto treft de politie aan een mobiele telefoon [merknaam] en een mobiele telefoon [merknaam]8. Nader onderzoek wijst uit dat het hier de weggenomen mobiele telefoons van aangeefster betreft. 9
Onder [medeverdachte 1] wordt een bedrag van € 750,00 in beslag genomen.10 Op camerabeelden ziet de politie dat op 8 januari 2008 om 01.24.26 uur een witte personenauto over het [straatnaam A] rijdt, om 01.27.46 uur een donkerkleurige auto gelijkend op de auto van aangeefster het [straatnaam A] verlaat richting [straatnaam B] en om 01.27.56 uur een witte personenauto het [straatnaam A] verlaat in de richting van de [straatnaam B].11 Op grond van vergelijking van foto's van de auto waarin verdachten reden met de hiervoor genoemde camerabeelden concludeert verbalisant [verbalisant 5] dat deze auto overeenkomt met de auto op de camerabeelden.12 In de auto waarin verdachten reden, is een stukje glas aangetroffen.13 Dit stukje glas is onderzocht door deskundige Hordijk van het NFI. De conclusie van dit onderzoek is dat dit stukje glas zeer waarschijnlijk overeenkomt met het glas van de auto van aangeefster.14
[medeverdachte 3] heeft, nadat hem werd voorgehouden dat er twee telefoons die enige minuten daarvóór waren weggenomen bij een straatroof, zijn aangetroffen in de auto waarin hij zat, verklaard "wij zijn niet gestopt of zo."15
Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat verdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] tezamen en in vereniging aangeefster hebben beroofd. Zij zijn aangeefster, die als prostituee op het [straatnaam A] werkte en na haar werk naar huis ging, in de witte [auto merk] gevolgd. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit de door [medeverdachte 1] bestuurde auto gestapt en naar de auto van aangeefster gerend. Eén van hen heeft de ruit ingeslagen en de tas weggenomen. Korte tijd later worden de drie verdachten aangehouden met een deel van de buit: twee mobiele telefoons en € 750,00. Dat de telefoons onderweg zouden zijn opgeraapt, acht het hof niet aannemelijk gelet op de verklaring van [medeverdachte 3] dat men niet is gestopt. Daarmee acht het hof ook niet aannemelijk dat het in de auto van verdachte aangetroffen glasstukje dat zeer waarschijnlijk afkomstig is van de auto van aangeefster bij dat oprapen is versleept en op die manier in de auto van verdachten is terechtgekomen. Over het bij hem inbeslaggenomen geld heeft verdachte [medeverdachte 1] wisselend verklaard zonder overigens zijn verklaring ook maar enigszins te onderbouwen, wat in dit geval wel op zijn weg lag, en zijn verklaringen acht het hof niet aannemelijk en niet geloofwaardig.
Het feit dat aangeefster onder meer spreekt van een bedrag van € 700,00 en dat bij verdachte [medeverdachte 1] € 750,00 in beslag is genomen, staat aan een bewezenverklaring niet in de weg nu uit haar verklaringen volgt dat in ieder geval een bedrag van meer dan € 750,00 is weggenomen. Voorts heeft het hof in zijn overwegingen nog meegenomen het feit dat toen de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] de witte [auto merk] van verdachten in het zicht kregen, die auto kwam aanrijden uit de richting van de [straatnaam D]. Door een burger zijn op de [straatnaam D] diverse goederen gevonden afkomstig uit de auto van aangeefster.
Het hof is van oordeel dat de verdachte [medeverdachte 1] het feit heeft medegepleegd met de verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Het hof baseert dit oordeel op de gedragingen van [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] kort voor, tijdens en kort na het moment dat het bewezenverklaarde feit plaatsvond. Zij zijn aangeefster met de auto gevolgd, twee van hen, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn uit de door [medeverdachte 1] bestuurde auto gestapt en naar de auto van aangeefster gerend waarna een van beiden de ruit heeft ingeslagen en zij beiden zijn weggerend waarna zij kort daarop in de door [medeverdachte 1] bestuurde auto met een deel van de buit, deels in bezit van [medeverdachte 1] deels op de bodem van de auto, worden aangetroffen. Zij hebben gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken intensief en volgens een vooropgezet plan samengewerkt. Dat slechts een van de drie de ruit van de auto van aangeefster heeft ingeslagen en de tas heeft weggenomen en dat niet vaststaat wie dat is, staat er niet aan in de weg om elk van hen als medepleger van het feit te kunnen aanmerken.
Gelet op het vorenstaande acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en dient hij daarvan te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hem bevat het dossier niets op grond waarvan de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan worden afgeleid. Dat verdachte in de auto zat ten tijde van de aanhouding en dat de van aangeefster gestolen telefoons onder de bijrijdersstoel zijn aangetroffen, is daarvoor alleen onvoldoende.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr M.J. Stolwerk, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr B.W.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,
en op 11 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
1 p.v. aangifte, blz. 61 e.v.
2 p.v. verhoor aangeefster, blz. 66 e.v.
3 p.v. van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blz. 72.
4 p.v. van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], blz. 72. Dat het om [getuige 1] gaat, leidt het hof af uit het p.v. van verhoor van [getuige 2], als bijlage op blz. 101 e.v. gevoegd bij het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullende proces-verbaal (einddossier) van [verbalisant 6], hoofdagent-rechercheur van politie, recherche stad Utrecht.
5 p.v. bevindingen [verbalisant 7] en Van [verbalisant 8] blz. 80.
6 p.v. van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4], blz. 76 e.v. en de p.v.'s van aanhouding van de verdachten, respectievelijk blz. 30, 36, 44 en 54.
7 p.v. van bevindingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 4], blz. 76 e.v.
8 onderzoek regionale technische recherche, blz. 83 jo kvi, blz. 15.
9 p.v. van bevindingen van [verbalisant 5] en [verbalisant 6], blz. 85.
10 kvi, blz. 13 dossier.
11 p.v. bevindingen van [verbalisant 5], blz. 21 dossier.
12 p.v. bevindingen van [verbalisant 5], blz. 21 dossier.
13 onderzoek regionale technische recherche, blz. 83 e.v.
14 rapport Hordijk, blz. 94 e.v bij het hiervoor genoemde aanvullende proces-verbaal (einddossier) van [verbalisant 6].
15 p.v. verhoor verdachte [medeverdachte 3], blz. 108.