Parketnummer: 24-000264-11
Uitspraak d.d.: 16 april 2012
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Assen van
21 januari 2011 in de strafzaak tegen
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 augustus 2011, 7 december 2011 en 2 april 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr. S.M. Klomp, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primair:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 10 september 2010 te Klazienaveen, gemeente Emmen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde een kind (geboren op [datumn]) dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (meer, althans een, onderhuidse bloeding(en) in het gezicht en/of zwellingen rond de ogen en/of meer, althans een, onderhuidse bloeding(en) en/of ontvellingen op de handen en/of de romp), heeft toegebracht, door opzettelijk deze [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of anderzins letsel toe te brengen;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 10 september 2010 te Klazienaveen, gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], zijnde een kind (geboren op [datum]) dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of te stompen en/of anderszins letsel toe te brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 10 september 2010 te Klazienaveen, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren [datum]), heeft geslagen en/of gestompt en/of anderzins letsel heeft toegebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde overweegt het hof dat uit het dossier niet volgt dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel is aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Ook is onduidelijk of [slachtoffer] op langere termijn gevolgen van het letsel zal ondervinden zodat om die reden sprake zou zijn van zwaar lichamelijk letsel. Overeenkomstig de eis van de advocaat-generaal spreekt het hof verdachte daarom vrij van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat door het slaan en/of stompen en/of anderszins letsel toebrengen aan [slachtoffer] door verdachte weliswaar sprake kan zijn van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte daartoe opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin in de betekenis dat hij de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Nu het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt, spreekt het hof verdachte vrij van het subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsoverweging ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het meer subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 25 augustus 2010 tot en met 10 september 2010 te Klazienaveen, gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin, althans een persoon, te weten [slachtoffer] (geboren op [datum]), heeft geslagen en/of gestompt en/of anderzins letsel heeft toegebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het meer subsidiair bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een behandeling bij AFPN.
De rechtbank Assen heeft de verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij AFPN.
Het hof heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 november 2011.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden. Verdachte en [betrokkene], de moeder van de toen twee-jarige [slachtoffer], hadden twee maanden een relatie en verdachte is op 16 augustus 2010 bij [betrokkene]en haar twee kinderen [slachtoffer] en [broertje van het slachtoffer] in Klazienaveen gaan wonen. Op 25 augustus 2010 zou [slachtoffer] van de trap zijn gevallen, waarna [betrokkene] et hem naar de huisarts is gegaan. Op 26 en 27 augustus 2010 is [slachtoffer] onderzocht op de Huisartsenpost Emmen, waarna hij op 28 augustus 2010 voor één nacht ter observatie is opgenomen in het ziekenhuis. Daarna is [slachtoffer] van 10 september 2010 tot 14 september 2010 opgenomen in het ziekenhuis naar aanleiding van zijn verwondingen die hij op 9 september 2010 heeft opgelopen. Uit de foto’s in het dossier van 28, 29 en 30 augustus 2010 en 1, 10 en 14 september 2010 blijkt dat [slachtoffer] verschillende ernstige kneuzingen en bloeduitstortingen in zijn gelaat heeft, maar ook dat hij bloeduitstortingen op zijn knieën en aan de voorzijde van zijn knieën heeft.
In de korte periode nadat verdachte en [betrokkene]zijn gaan samenwonen, is bij [slachtoffer] meermalen letsel geconstateerd. Telkens was verdachte met [slachtoffer] in de woning. Het letsel was zodanig ernstig dat hij tot twee keer toe opgenomen diende te worden in het ziekenhuis. [Slachtoffer] was toentertijd twee jaar en hij kon op geen enkele wijze verweer leveren tegen een volwassen man die hem op een dergelijke manier heeft mishandeld. Uit de foto’s van [slachtoffer] blijkt dat hij ernstig is toegetakeld, hetgeen heeft geleid tot een melding van de kinderarts bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (hierna: AMK) en uiteindelijk een aangifte jegens verdachte.
Het hof acht het onaanvaardbaar dat een volwassene op een dergelijke manier een kind, dat deel uitmaakt van zijn gezin, hem volledig moet kunnen vertrouwen en bij wie dat kind zich veilig behoort te voelen, heeft behandeld. Verdachte heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn gewelddadige optreden en hij heeft tegen beter weten in volgehouden dat hij het letsel bij de tweejarige [slachtoffer] niet heeft veroorzaakt. Het is geenszins uitgesloten dat [slachtoffer] de rest van zijn leven (psychische) gevolgen zal ondervinden van de zeer ernstige mishandelingen waarvan hij slachtoffer is geworden.
Gelet op het voorgaande zal het hof een hogere straf dan door de advocaat-generaal is geëist opleggen, ook al acht het hof het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen en de advocaat-generaal het subsidiair tenlastegelegde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Extra overweging van het hof met betrekking tot de AMK zorgmelding
Gelet op de ernst van de mishandeling in onderhavige zaak heeft het AMK Drenthe contact opgenomen met het AMK Gouda, omdat verdachte voorheen in Alphen aan den Rijn heeft gewoond bij zijn toenmalige partner en hun zoontje [naam]. Hieruit bleek dat op 11 juni 2010 een zorgmelding van de politie bij het AMK in Gouda, waar Alphen aan den Rijn onder valt, is binnengekomen betreffende verwaarlozing van [zoon] en huiselijk geweld. De relatie met zijn toenmalige partner werd kort daarop verbroken en verdachte is verhuisd, waarna het AMK Gouda de zaak heeft gesloten en geen mededeling heeft gedaan aan het AMK in de nieuwe woonplaats van verdachte.
De in deze zaak bewezenverklaarde mishandeling is gepleegd jegens het tweejarige zoontje [slachtoffer] van de latere nieuwe partner van verdachte in Klazienaveen. Ter terechtzitting bij het hof op 2 april 2012 is gebleken dat verdachte thans woonachtig is in Kerkrade bij (weer) een andere/nieuwe partner die - naar verluidt - tevens een kind zou hebben dat bij verdachte en zijn nieuwe partner woonachtig is. Het hof gaat er vanuit dat het openbaar ministerie met de geëigende instellingen contact opneemt in Kerkrade of omgeving om hen op de hoogte te brengen van de hiervoor geschetste voorgeschiedenis van verdachte opdat herhaling van feiten als bewezenverklaard wordt voorkomen.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen en opdrachten te geven door de reclassering, ook als dat inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij een instelling zoals AFPN of een soortgelijke instelling.
Geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr H. Abbink en mr. B.W.M. Hendriks, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. van Soest, griffier,
en op 16 april 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.