1.1. De Ambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak), voor het kalenderjaar 2010 – naar de waardepeildatum 1 januari 2009 – vastgesteld op € 1.170.000.
1.2. De Ambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 juni 2010 het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3. Belanghebbende is tegen voornoemde uitspraak van de Ambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 april 2011 ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft bij brief van 15 mei 2011 bij het gerechtshof te Amsterdam hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank.
1.5. Het gerechtshof te Amsterdam heeft deze zaak ter verdere behandeling verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof).
1.6. Belanghebbende heeft zijn hogerberoepschrift aangevuld bij brief van 13 juli 2011.
1.7. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.8. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.
1.9. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2012 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door taxateur A. Namens de Ambtenaar is verschenen taxateur B.
1.10. Belanghebbende heeft ter zitting een overzicht van de door hem gemaakte proceskosten overgelegd.
1.11. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. Het betreft een vrijstaande woning met drie dakkapellen, een garage en een berging. De inhoud van de woning is 1.220 m³. De oppervlakte van het perceel bedraagt 9.070 m², waarvan 6.570 m² bestaat uit een voor ieder toegankelijk water. Het bouwjaar van de woning is gelegen tussen 1906 en 1930. Achter de woning ligt de weg N201. Van deze doorgaande weg wordt geluidshinder ondervonden.
2.2. Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 14 november 2006 gekocht voor € 1.160.000.
3. Geschil
3.1. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.
3.2. Belanghebbende staat een waarde voor van € 990.000. Ter staving daarvan verwijst belanghebbende naar een taxatierapport van A van 21 februari 2011 waarin de waarde van de onroerende zaak is getaxeerd op € 990.000.
3.3. De Ambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde van € 1.170.000.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Op grond van artikel 17 van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen (overdrachtsfictie) en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen (verkrijgingsfictie). Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor de onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
4.2. Belanghebbende heeft de onroerende zaak op 14 november 2006 gekocht voor € 1.160.000 (zie 2.2). Dit gegeven is evenwel niet bruikbaar om de marktwaarde op de peildatum uit af te leiden. Deze moet worden herleid uit verkoopopbrengsten die dichter bij de peildatum zijn behaald met verkopen van vergelijkbare vrijstaande woonhuizen.
4.3. Belanghebbende bepleit gemotiveerd een lagere waarde. In dat geval rust op de Ambtenaar de last om feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. Deze bewijslastverdeling brengt mee dat indien er twijfel bestaat over het door de Ambtenaar gestelde, dit ten nadele werkt van de Ambtenaar.
4.4. Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde verwijst de Ambtenaar naar het taxatierapport van B van 16 september 2010 waarin de waarde is getaxeerd op € 1.170.000. De taxateur heeft op basis van de vergelijkingsmethode de volgende woningen als vergelijkingsobject gebruikt: